Portfolio Evert van Dijk
Door Max van Rooy
Naast verlatenheid, stilte en tijdloosheid is de broek een opvallend element in het vaak broos-gekleurde picturale werk van Evert van Dijk.
De lay-out van de Van-Dijk-Broek wordt overweldigend beheerst door het pijp-gedeelte, dat is opgebouwd uit twee zeppelinvormige kokers welke de grootste diameter bereiken ter hoogte van de knie, of iets daaronder. Het materiaal lijkt op het eerste gezicht en ook daarna, hard en stijf. In elk geval komt het de toeschouwer voor dat de pantalon niet uit textiel is samengesteld. Vandaar de ogenschijnlijke onbuigzaamheid.
Wat zijn de verdere kenmerken van de Van-Dijk-Broek? Vanonderen loopt deze dus enigszins taps toe en hij is immer een fractie tekort. Daardoor krijgt de voet - meestal in puntschoen van te smalle leest gestoken - zowel als de blootvallende enkel (angulus), een soort van onbeschermde kwetsbaarheid, die weleens voor onbeholpenheid zou kunnen worden versleten. Tenslotte wordt de horizontale tekening van de Van-Dijk-Broek doorsneden door een strenge pli, welke als een verticale lengtenaad over de bolknakken getrokken ligt. In de aquarellen en de tekeningen van Evert van Dijk wordt de broek vooral door vrouwen gedragen, maar vaak herkent men in deze figuren niet een-twee-drie een vrouw, want de kunstenaar placht de herkenbaarheid van de sexe nogal eens in het midden te laten. Daar, nu, raken we aan het wezen van Evert van Dijk zélf.
Het is namelijk niet zo dat de Van-Dijk-Broek alleen door de figuranten in zijn kunst wordt gedragen; de tekenaar-aquarellist brengt hem persoonlijk al jaren in praktijk. Teneinde broeken met bandplooien te kunnen aanschaffen scharrelde hij al eind zestiger jaren over het Waterlooplein. De keuze viel doorgaans op een ruime, witte tropenbroek, welke thuis - Evert van Dijk is niet onbehendig met de naaimachine - aan de leptosome leest van de kunstenaar werd aangepast. Nu zijn dit soort pantalons weer en vogue; de mogelijkheden ze aan te schaffen evenredig groter geworden, desondanks lijkt de broek van Evert van Dijk niet nú, maar tóen gemaakt.
Gefascineerd door mode in het algemeen, de broek in het bijzonder en het tekenvak bezocht hij in eerste instantie de mode-afdeling van de academie. Dat duurde echter niet langer dan twee weken. Zijn tekendrift dreef hem naar de schildersafdeling; een besluit tot overgang dat door een besef van geheel andere aard werd ondersteund. Wat leren we?
Het ‘doen van de mode-afdeling’ op een kunstnijverheidsschool kunnen we slechts met behoorlijk resultaat, indien we bereid zijn ‘kleur te bekennen’ wat betreft onze sexuele geaardheid. Zo wordt onze overtuiging weer eens bevestigt dat er voor de gezonde, potente, heterosexuele man in dit gesloten vakgebied waar de omgang zo oppervlakkig is, geen plaats is!
De jonge Evert van Dijk, afkomstig uit het klimatologisch weinig progressieve Vleuten bij Utrecht, was zich ervan bewust het stadium van ‘kleurbekennen’ nog niet te hebben bereikt. Hij keerde de mode-afdeling de rug toe en ging zich in het tekenen en schilderen bekwamen op de Rietveld-academie.
In de hoofdstad, waar zoals bekend alle zondigheid een kans krijgt, kwam het stadium van kleurbekennen alras en zo treffen we in zijn collectie een aquarel aan - ‘een plaatje’ zoals Evert van Dijk het verontschuldigend noemt - waarop een teergebouwd jongetje staat afge-