| |
| |
| |
Jaap Harten Notities uit het dagboek van Mabel van Duyn
maandag, 14 juni. De meeuwen zeilen weer over de gracht. Een prachtig gezicht, zo hollands, waar ter wereld vind je dit? Ik kan er iedere dag met de verbazing van een jong ding naar kijken. Gek, dat ik me weer zoveel jonger voel sinds Frits weg is, komt natuurlijk door de ononderbroken beauty-sleep die een vrouw van mijn leeftijd absoluut nodig heeft. Toch, toen ik vanmorgen (nog ongeschminkt) in de spiegel keek, dacht ik bij mezelf: Mabel, je ziet er niet uit, meisje: bij jou vergeleken lijkt een afgebladderde zeekoe nog een aantrekkelijk wezen. Dat was vóór mijn eerste kopje koffie, dan voel ik me altijd nog zo low. En laten we eerlijk zijn: ik ben wel aan vakantie toe, nadat Frits op mijn hart is gaan staan met die meid uit Het Jagertje. Zelfs de kloofjes in mijn nagels tonen aan dat ik vitaminegebrek heb, of is het een kalktekort? Enfin, dat doet er ook niet toe. Ik ben gewoon een ruïne.
Gelukkig voelt Mien zich ook zo. Ze had gisteravond de laatste voorsteling van ‘Maja, een vrouw van lichte zeden’ in het De la Parra Theater, dat haar naam met ere draagt. Het leek wel een afscheid, Lot was er en Ank en Mary en dat enige mens van Stuart. Ze had een turban op van gevulcaniseerd rubber of zoiets, kennelijk van Maxje en héél héél geavanceerd.
Toen de gong drie keer sloeg, klopte mijn hart. Gek ik heb dat altijd met Mien. Zoals ze wanneer het doek opgaat onder die rode lantaren staat als een lichte jeweetwel, en dan met haar broodje warme alt tegen een voorbijganger zegt: ‘Ik ben de vrouw... Jij bent de man.’ De zaal was meteen doodstil, je kon een parelcollier horen vallen. Er is natuurlijk wel erg veel seks in dat stuk, maar sociaal gezien: het toont aan hoe wij vrouwen door de eeuwen heen zijn misbruikt. Na de voorstelling had ik grote moeite Mien uit Americain weg te krijgen, ze werd luidruchtig en ging heel opzichtelijk zitten flirten met een hoogblonde jongeman aan het tafeltje naast ons. ‘Mien,’ zei ik, ‘er is een leeftijd voor alles. Goed, je ziet er op drie meter afstand geen dag ouder uit dan je bent, maar er is een leeftijd voor alles. Ik mag je dit zeggen, want hoe lang kennen wij elkaar al niet? En wat hebben wij niet samen meegemaakt, we've gone through hell and high waters together’ (al had dat water wat Mien betreft wel meer de kleur van whisky - maar Mien's leven is tenslotte ook niet over rozen gegaan). Mien sloeg geen acht op mijn wijze raad en begon hoogst hinderlijk te zingen: ‘If you were the only boy in the world and I were the only girl,’ daarbij rookwolken in de richting van de jongeman blazend. Iedereen begon te kijken en het was maar goed dat ik Mien tenslotte door de draaideur kreeg. Altijd die drank. Vroeger had ik dat gezanik met Frits, nu is mijn grootste zorg: hoe moet ik Mien van de fles weghouden? Bij mij thuis, tijdens sterke zwarte koffie om Mien taxiklaar te krijgen voor de Ouwezijds, kreeg ik opeens een idee.
Eerst had ik Mien nog verteld van Ronald en dat hij zo'n uitstekend eindexamen heeft gedaan (gelukkig heeft die jongen meer hersens
| |
| |
dan Frits brains) en van mijn plan om hem onverwacht mee te nemen naar Cannes, de komende week. Waarom ik hem hoognodig een tijd uit de invloedssfeer van Amsterdam moet weghalen heb ik nog maar niet verteld. ‘Mien,’ roep ik opeens. ‘Weet je wat jij doet? Jij gaat met ons mee.’ Natuurlijk spartelde ze tegen. Ze heeft schulden, ik weet het. En op mijn kosten wilde ze niet. ‘Mien,’ zeg ik, ‘gelijke monniken, gelijke kappen, ik betaal. Tenslotte is die alimentatie van Frits ruimschoots voldoende om ons drieën een leuke vakantie te bezorgen’ (het staal schijnt erg goed te gaan tegenwoordig). Na het derde kopje koffie was ze zover. Ze pakte me om mijn middel en begon met me door de kamer te dansen op de melodie van ‘Ik heb rooie en witte radèès!’ Ik vulde aan: ‘Geen voze maar mooie radèès!’ en we lagen allebei dubbel tegen het buffet. Dat is dus geregeld. Nu moet ik gauw naar Maxje voor mijn cerise complet, hij stáát erop dat ik vanmorgen kom afpassen.
dinsdag, 15 juni. Vanuit mijn schrijfhoekje zie ik de meeuwen over de gracht zeilen. Een prachtig gezicht, zo Amsterdams. Heb het jasje van mijn cerise complet over de kaptafelspiegel gehangen - zie er weer niet uit vanmorgen. Maxje, de engel, heeft me gisteren een hart onder het encoeurtje gestoken. ‘Mens, je bent dènderend!’ riep hij, me door zijn zonnebril kritisch bekijkend. O, als Frits maar eens één keer zoiets tegen me gezegd had. Ik riep: ‘Max, jongen, je mag wel een polsstok nemen om over mijn rimpels heen te springen!’ en de hele boutique brullen. Gek, met Frits heb ik nooit zo kunnen lachen. Soms, in mijn diepste zelf, vraag ik me af: mis ik hem? Stel dat hij er nou eens niet met die del uit Het Jagertje vandoor was gegaan, zou ik hem dan nog elke dag om me heen willen hebben? Gut, nee. Ik vind het wel zo rustig zo. Ik kan mijn nagels vijlen, kleren passen en die botanische nachtcrême van rammenassap en mierikswortel opdoen zonder dat er ieder moment een hengst mijn kamer binnen rent en me aanvalt op mijn hormonen. Trouwens, ik sta niet alleen. Gisteravond in bed las ik nog een artikel in de Vogue: What Doris Days Husband Did To Her.
Vreselijk die mannen, beesten zijn het!
woensdag, 16 juni. Naar de garage geweest om mijn Dafje reisefertig te laten maken. Wie staat er opeens met zijn deux-chevautje naast me? Bas van Bolten, de schön-premier van ons toneel (zoals Mien hem vaak noemt). Volgens mij draagt hij een toupet, want hij was verleden jaar tijdens de repetities van ‘Darling, die quickly’ met Mien veel kaler dan nu. Hij informeerde naar Ronald - en opeens voelde ik iets in me verkillen. Was gewoon vergeten dat hij er één is. Nou schelen Ronald en hij wel 13 jaar, maar misschien valt hij op jong. Gepraat over vakantie alsof er niets aan de hand was. Bas heeft zijn laatste voorstelling van dit seizoen ook achter de rug en hoeft gelukkig niet meer mee te spelen in dat afschuwelijke ‘Elckerlyc’ op dat tochtige plein in Delft. Had ook wel zin in Cannes, zei hij en informeerde naar ons hotel. Stom genoeg heb ik hem de naam opgegeven. Kreeg een duister voorgevoel. Ons gesprek snel overgeschakeld naar bougies, debraillage en te vette zuigers. Toch dat voorgevoel niet meer uit mijn hoofd gekregen. Ben thuis gaan zitten piekeren. Stel dat wat meneer van Haeften, Ronald's rector, mij gezegd heeft waar is. ‘We hebben hem in het kleedhokje van het gymnastieklokaal gevonden, samen met zijn vriendje Hans D... in een ongeoorloofde situatie, als u begrijpt wat ik bedoel.’ Dat zei hij. Eerst begreep ik het niet. ‘Waren ze aan het zakkenrollen?’ probeerde ik voorzichtig (want dát zit in de familie, denk maar aan neef Anton). ‘Nee mevrouw,’ zei hij ernstig, ‘er waren geen andere kledingstukken in het vertrek aanwezig dan die van Ronald en Hans. Maar in plaats van zich aan te kleden... Nu ja, u begrijpt me wel.’ Zo konkludeerde hij. Ik was te verbluft om te spreken. ‘Ik heb gemeend u hiervan op de hoogte te moeten stellen,’ zei van Haeften. ‘U kunt dan tijdig uw
| |
| |
maatregelen nemen,’ Welke? dacht ik.
Toen ik thuis kwam zat Ronald rustig te lezen. Ik ging op de bank zitten, nam nerveus mijn sigarettenkoker en aansteker en keek mijn zoon van opzij aan. ‘Wat is er mams?’ vroeg hij. En opeens flapte ik het eruit. ‘Heb jij soms met Hans D. een (hier aarzelde ik even, hoe zeg je zoiets) ongezonde vriendschap?’ vroeg ik. Ik merkte dat ik kleurde. Ronald vertrok geen spier. ‘Wat haal je je nou in je hoofd?’ zei hij en sloeg zijn boek (Annie Schmidt's ‘Impressies van een simpele ziel’ dat ik van Thea geleend heb) dicht terwijl hij me rechtschapen aanzag. Ik kreeg zo'n vreemd zuigend gevoel in mijn maagstreek en kon het me plotseling ook helemaal niet voorstellen. ‘Hoe kom je op het idee?’ vroeg Ronald, met een lachje om zijn lippen - notabene datzelfde lachje dat ik van Frits ken wanneer hij er weer met één van die meiden op uit was geweest. Dat had me moeten waarschuwen. ‘Laten we er maar niet meer over praten,’ zei ik. ‘Misschien heb ik me vergist.’
Een uur later, toen hij op het hockeyveld was, ben ik toch eens in zijn slaapkamer gaan snuffelen. Op zijn bureautje lagen van die tienertijdschriften met foto's van rok-en-rol-sterren, of hoe noemen ze dat tegenwoordig. In zijn bureaula lag een plakboek, helemaal gewijd aan Elvis Presley. Op de eerste bladzij een afbeelding van dat briljantinevette jongmens met het onderschrift: Mah pah gave me a guitah and Ah became a Singah. Dan foto's uit ‘King Creole’ en ‘Heartbreak Hotel’ en een artikel over de vrijetijdsbesteding van deze branie: In Memphis, Presley had to buy his civilian privacy. He rented a rollerskating rink for eight nights at $65-a-night to indulge in his favourite recreation. Zie je wel, dacht ik bij mezelf, het zijn allemaal nog kinderen. Er stond ook nog een interview over het huwelijk in. ‘I'd be crazy to get married now. Why buy a cow when you can get milk through the fence?’ Nou ja. Eigenlijk moest ik er wel om lachen. En zoals die jongen van zijn moeder houdt. ‘Momma, Ah said, Momma, you think
| |
| |
Ah'm vulgah on the stage? - Son, she said. You're not vulgah, but you're puttin' too much into your singing. Keep that up and you won't live to be thirty.’ Die bezorgdheid trof me - wat zou zo'n jongen zonder zijn moeder moeten beginnen. Achterin het plakboek vond ik nog een foto van Elvis met naakt bovenlijf in bed. Eronder stond: The hottest bedroom eyes ever. Ik sloeg het boek met een klap dicht. Maar toen ik het wilde wegleggen keek ik er toch nog even in. Je moet ook niet te preuts zijn. Ik las regels als: Presley? A male burlesque queen. Libido with a larynx, performing as though he's suffering from itchy underwear and hot shoes. Voice like a lovesick outboard motor. He smiles as pretty as anyone since Valentino. En dat zette me aan het dromen. Rudolf Valentino. Kapot was ik van die man. Zoals hij met Greta Garbo danste in ‘Ramona’. Of was dat niet met Greta Garbo? We hebben toch allemaal onze jeugdidolen, dacht ik. En ik was toch ook niet verkeerd omdat ik Garbo-foto's verzamelde? Stel je voor!
donderdag, 17 juni. Druk bezig met pakken. Zit even uit te blazen tussen de hoedjes van Max en mijn badcomplet met ankermotieven. Mien ook in alle staten. Kwam haar nog geen vijf minuten geleden tegen in de Vijzelstraat, een tas vol met closetrollen. Ik roep: ‘Mien, heb je al dat w.c.-papier gekocht? Zegt Mien: ‘Welnee mens, ik heb het alleen maar laten stomen!’ Hebben allebei Reisefieber. Zojuist tien druppels valeriaan genomen. De meeuwen zeilen weer over de gracht. Een heerlijk gezicht, zo noordelijk! Dit zal ik missen aan de Côte.
zaterdagavond, 19 juni. Met Mien en Ronald aangekomen in het Hôtel du Cheval Blanc in Langres. Krakende vloeren, krakende bedden, maar dóór en dóór zindelijk. Kregen de slappe lach toen Mien bij haar ossetong pommes vapeurs bestelde en het gewoon blote gekookte piepers bleken te zijn. Alles klinkt
| |
| |
anders in Frankrijk. Nu rol ik doodmoe in bed. Niet vergeten de wekker op 7 uur te zetten, want die Blanc de blanc pakt behoorlijk aan.
zondagnacht, bijna 21 juni. Voorbij Aix-en-Provence een uur in een garage gestaan omdat de zuigers vet waren. En de pistonpennen van de zuigers vertoonden teveel ruimte, zoveel begreep ik er wel van. Maar goed dat ik het boekje met autotermen bij me had. Mien verdween met één van haar closetrollen naar de hum, achter in de garage. Heeft moeten hurken boven een gat in de vloer en zich aan een stang moeten optrekken. Gelukkig was ze niet tipsy! ‘Ik hoorde mezelf klotsen op de tegels,’ riep ze. ‘Mien in de soepterrien!’ Wat een geluk dat die Fransen niet zo goed nederlands verstaan.
woensdag, 23 juni. Vogels zeilen boven het water, een prachtig gezicht, zo frans. Dit zie je in Holland niet. We hebben de eerste dagen lekker geluierd. Mien en ik zitten veel op terrasjes, Ronald zwemt dat het een lieve lust is. Hij wordt al mooi bruin. Er is een aardig meisje uit Bordeaux met haar ouders in ons motel en Ronald maakt haar een beetje het hof met zijn schoolfrans. Zie je wel, waar heb ik me überhaupt zorgen over gemaakt? Die misselijke van Haeften, met zijn infame achterklap. Wanneer ik in Amsterdam terug ben heb ik nog een appeltje met die man te schillen. Mien klopt, we gaan naar La Turbie, een oude Romeinse nederzetting of zoiets. Goed dat Ronald gymnasium heeft, dan kan hij ons domme hbs-meisjes een lesje in de oudheid geven.
donderdag, 24 juni. Donkere wolken hebben zich boven ons samengepakt. Wie staat er gisteravond opeens glimlachend in de hotelhall? Bas van Bolten. Toupet en al. Mien stráálde. Ik niet. Ik zag de blikken waarmee Bas mijn gebruinde Ronald verslond. ‘Je logeert toch zeker in een ander hotel?’ vroeg ik als laatste noodkreet. O nee, Le Zouzibou was heel gezellig, en nu konden we tenminste gezamenlijk de maaltijd gebruiken. Tenminste - als ik daar geen bezwaar tegen had. Wat kan je doen, op zo'n moment? Hij heeft kamer 306, gelukkig op een andere etage.
vrijdag, 25 juni. Door Mien en Bas naar een eethuisje geloodst dat Chez Robert heet, een obscuur ding in de achterbuurten van Nice. Er zaten jongens in kanten bloesjes met kettingen om, nou dan hoef je mij niets meer te vertellen! Een heel geanimeerde stemming overigens, maar ik voelde me niet op mijn gemak. Zeker niet toen we daarna - op aandringen van Bas - naar La Goulue gingen, een nachtclub waar je naar travestienummers kan kijken. Ronald is nog veel te jong voor die dingen, het schaap begreep er kennelijk niets van. Vooral toen er eentje, Madame Edwige, bij ons tafeltje kwam staan en een heel verhaal vertelde over haar (zijn?) huwelijk. Een vrouw en drie zoons. Was verkoper bij de Galérie Lafayette. Huwelijk op de rotsen, na vijftien jaar. ‘Et on était comme ça, vraiment,’ riep Madame Edwige en haar gekromde rechter wijsvinger greep in haar gebogen linker wijsvinger als de schakels van een keten. Bas zei: overdag kan je hem (haar?) op het strand zien. Een dikke vijftiger, met haar op de borst.
Als dit niet dekadent is, heet ik geen Mabel.
maandag, 28 juni. Twee dagen lang heb ik niet kunnen schrijven en mijn hand beeft nog wanneer ik aan de gebeurtenissen van de laatste 48 uur denk. Laat ik beginnen bij het begin. Zaterdagmorgen was ik - ondanks de whisky van de vorige avond - vroeg wakker. De zoele zeewind blies door mijn gordijnen en er was vrede in mijn hart. Het was nog veel te vroeg voor het ontbijt en ik nam het Salamanderdeeltje van Couperus ‘Metamorfose’ ter hand waarin ik mijn bladwijzer met de woorden Semper Avanti op blz. 98 gelegd had. Ik sloeg het boek open en las: ‘Hij wilde een beetje hopen, omdat het leven niet geheel hard en ijzer was, en hem had laten vinden het
| |
| |
fatale Eéne. Hij zou pogen, willen pogen, met alle kracht, die hem gebleven was, zich niet dood te weenen van weemoed in het lief gelukkige van zijn ziel, die vanmorgen in zijn lichaam ontwaakt was, als een kind, dat gisteren veel verdriet gehad had...’ En bij die woorden: als een kind, moest ik opeens aan Ronald denken. Het leek wel of ik in de kamer naast mij gekraak hoorde. Zou hij al wakker zijn? 7 uur. Een krankzinnige tijd voor Ronald om op te zijn. Ik bleef liggen maar kon mij moeilijk op mijn boek concentreren. Ik keek naar de twee andere Salamanderdeeltjes die op mijn nachtkastje lagen: A.M. de Jong's ‘De martelgang van Kromme Lindert’ en Emmy van Lokhorst's ‘Phil's amoureuze perikelen’ (dat Bas, toen hij me er vrijdagmiddag in de hotellobby mee zag ‘Phil's amoureuze testikelen’ noemde. Bah! Gewoonweg onsmakelijk). Aarzelend welke van de boeken te nemen lag ik op bed. Mijn oren vingen weer een gekraak op, nu gepaard gaande - zo leek het mij - met verholen lachen, net alsof iemand gekieteld werd. Het kwam uit de kamer van Ronald. Met één stap was ik uit bed en drukte mijn rechter oor tegen de wand. Ik hoorde niets. Alleen het ruisen van de Middellandse zee. Toen opeens die schreeuw. Het was alsof mijn hart stilstond. Als in een droom liep ik op mijn deur toe, opende die en ging de gang op. Geen mens te zien. Ik luisterde voor Ronalds deur. Doodse stilte. Die schreeuw moest van buiten gekomen zijn. Ik dacht: even kijken of hij rustig slaapt en opende voorzichtig zijn deur. Het tafereel dat ik zag is niet te beschrijven. De hoofden van Bas en Ronald lagen tegen elkaar aan en onder het laken bewoog het. Ik weet niet meer of ik gilde, ik geloof van niet, want je moet onder alle omstandigheden aan het personeel denken. Ronald zag mij het eerst en keek zijn moeder recht aan. Zijn hoofd werd knalrood. Ik stond te beven op de drempel. Ik kon geen woord uitbrengen.
Het viel me op dat de toupet van Bas scheef zat; gek, ik heb altijd een goed oog voor details gehad.
Terug in mijn kamer kleedde ik me haastig aan. Op de rand van Mien's bed gezeten vertelde ik haar tien minuten later alles. Ze was nauwelijks verbaasd. Ze zei: ‘Och Mabel, misschien waren ze alleen maar gezellig aan het praten.’ Ik zei: ‘Mien, je weet heel goed dat dat niet zo was. Het laken bewóóg’ (en weer kwam datzelfde beeld me voor de ogen). Mien drukte me tegen zich aan en gaf me een zoen. ‘Ieder vogeltje zingt toch zoals het gebekt is,’ zei ze. ‘Kind, ga jij nou rustig op je balkon in het zonnetje zitten, ik ben over een half uurtje bij je.’
Onder het ontbijt (dat me absoluut niet smaakte) kreeg ik notabene een hele tirade van Bas, die niet in het minst beschaamd was, over Plato en Da Vinci en Michel Angelo en of ik dan niet wist dat de ‘Sonnets for a dark Lady’ van Shakespeare voor een jongen geschreven waren? ‘Mijn hoofd staat nu niet naar literatuur,’ zei ik, ‘en wat Shakespeare en die jongen gedaan hebben weet ik niet. Ik was er niet bij tenminste, ík heb het niet gezien. Maar een ander tafereel is een broos moederhart niet bespaard gebleven.’ Ik keek naar Ronald, hij zag er zo knap uit in dat marineblauwe overhemd van de Society Shop, eigenlijk helemaal niet verloederd, en god weet wat voor een nacht dat kind achter de rug had.
Ik keek naar mijn zoon, die notabene nog honger had ook en het ene broodje na het andere verslond. Een uur later stond hij zich voor de wastafel te scheren met de Brauning van Bas. Als een gewone hollandse jongen. Zal ik ooit grootmoeder worden? dacht ik en ik wilde net een fiks partijtje gaan huilen om eens even af te reageren (je moet het als vrouw tenslotte ook allemaal maar alleen verwerken) toen Mien de kamer binnen rende roepend dat Prinses Grace van Monaco over de Croisette reed. En zoiets mag je natuurlijk niet missen.
|
|