rechtvaardige correctie van het historische beeld dus, maar waarom zou dat buiten een handjevol literatuurgekken iemand moeten interesseren? Hij staat ook terzijde van de echte nostalgietrend: ik heb tenminste nog geen hoofdartikel in nrc/Handelsblad gelezen waarin Scott Fitzgerald geciteerd werd. Orwell ja, die wel.
Revoluties kunnen alleen maar beleefd worden in termen van een vorige revolutie. In october 1917 was dat de Franse Revolutie, in mei '68 was dat de October-revolutie en bij de eerstvolgende gebeurtenis zal de verbeelding wel aan de macht zijn. Met crises gaat het net zo. De huidige crisis wordt aarzelend en vooralsnog wat huiverig benaderd onder verwijzing naar de jaren twintig en dertig: een ander skelet hebben we nu eenmaal niet in de kast. Orwell was de secretaris van die werkelijkheid en daarom vooral is hij aan de orde. Daarom ook is Orwell and the left van Alex Zwerdling (Yale University Press, 1974. $10.00) belangwekkend.
Eigenlijk is het een beetje een academisch en levenloos boek, maar het heeft de verdienste dat het Orwells schrijversloopbaan konsekwent en betrouwbaar samenvat vanuit een politiek perspectief.
Zwerdling is een snob. Over Orwells briljante reportages schrijft hij: ‘It is clear that Orwell thought of such work as considerably more important than hack journalism.’
Ik ken geen journalist die zichzelf als ‘hack’ beschouwt en die er niet hard op ploetert om van het vluchtigste berichtje iets te maken dat in aanmerking komt voor een toekomstige bundel ‘historie in kranteberichten’, zowel stilistisch als eh - nou ja, laten we zeggen moreel. Waarheidsgehalte and all that jazz.
Maar het aardige van Zwerdling is dan ook weer dat hij Orwells journalistiek uitstekend situeert als tijdsverschijnsel: de documentaire en de reportage waren als literair genre en vogue in de jaren dertig.
Ik denk trouwens dat ook dát met economische golfbewegingen te maken heeft. In de hausse-periode bloeit de echte kunstliteratuur, in de baisse-periode treedt er ook op dat gebied een creatieve malaise op. Experimenten en hermetische hoogstandjes worden een luxe, de dagelijkse werkelijkheid verschijnt op een niet te negeren manier aan de horizon van de schrijftafel. ‘New journalism’ is op het ogenblik niet alleen een trend in de verslaggeverij, in zijn beste vertegenwoordigers (Wolfe, Thompson, Ischa Meijer) is het literatuur. Wat mij betreft de meest vitale nieuwe literatuur die er op het ogenblik gemaakt wordt. Men moet wel erg vastzitten aan de oude hiërarchie met romans/poëzie bovenaan, thrillers daaronder, journalistiek daar weer onder en Jerry Cotton et al below the line om daar geen oog voor te hebben.
Orwell was een ‘new journalist’; geterroriseerd door zijn onderwerpen, geen enkele pretentie van objectiviteit maar wel op een scrupuleuze manier waarheidslievend, de reportage hanterend als instant-autobiografie, gebruik makend van fictie-technieken.
Orwell was een politiek dwaallicht. Ik heb daar bij een andere gelegenheid al eens over geschreven (nawoord bij Een Olifant Omleggen, Arbeiderspers 1973) en Zwerdling bevestigt die opinie, wat me natuurlijk genoegen doet. Maar we moeten verder en wat mij nu interesseert is waarom.
Zwerdling heeft daar geen theorie over, ik wel - als ik het een beetje naar Nederlandse verhoudingen toe redeneer. De hoofdstroom van de linkse beweging bestaat uit arbeiders, vanzelf, en een intellectuele elite. Daar tussenin heb je een kleine burgerij: onderwijzers, kantoorbedienden en zo meer. In Nederland vind je die mensen vanouds in de vrij-socialistische traditie, waarvan de psp momenteel de meest legitieme parlementaire voortzetting is.
Het is een sociale categorie die met het communisme niets van doen wil hebben en voor wie de grote sociaal-democratie (PvdA, nvv) te rechts is. Gevoelssocialisten zijn het meest, met een tamelijk vrijblijvende opstelling in de