tot een ‘communistische machtsovername’. Verder ging men er vanuit, dat er geen krachtige nationalistische beweging bestond, die politieke stabiliteit kon waarborgen en dat die stabiliteit dus slechts tot stand gebracht zou kunnen worden door een pro-Westerse regering. Dienovereenkomstig steunde men de afzetting van de nationalistische premier Patrice Lumumba, die men - overigens ten onrechte - als een ‘communist’ beschouwde, schoof de cia kolonel Mobutu als sterke man naar voren en verhinderde men niet - om het maar eens zo te zeggen -, dat Lumumba tenslotte vermoord werd.
Het is onthullend in het boek van Weissman te lezen, hoe functionarissen van de Verenigde Naties - die nota bene door Lumumba zélf te hulp waren geroepen - in nauwe samenwerking met de cia de afzetting van Lumumba hielpen voorbereiden. De woede van de Sovjet-Unie over dit vn-optreden wordt zo begrijpelijker. Hun aanvallen op secretaris-generaal Dag Hammarskjöld en hun troika-voorstel om de functie van secretaris-generaal voortaan door drie personen (één uit het Westen, één uit het Oosten, één van de ongebonden landen) te laten vervullen dienen in dit kader geplaatst te worden.
De bemoeienissen van de Verenigde Staten met de interne Congolese politiek beperkten zich niet tot de uitschakeling van Lumumba. Het ging er steeds om via omkoping en andere nog effectievere middelen een pro-westerse regering in stand te houden. Dit alles resulteerde uiteindelijk in een volledige vernietiging van de nationalistische en Lumumbistische beweging.
Het andere grote probleem, waar de Verenigde Staten voor waren gesteld, was de door België en de Union Minière gesponsorde afscheiding van Katanga, het rijke mijngebied direct na de onafhankelijkheid in juli 1960, onder leiding van Tshombe. Hoewel de Verenigde Staten in principe tegen de afscheiding waren, ondernam men weinig om die te beëindigen. Men zag wel iets in een ‘politieke’ oplossing, in het totstandbrengen van een zeer losse confederatie tussen Katanga en de rest van de Congo. In Katanga heerste immers rust en orde, die vooral afgedwongen werd door de uit blanke huurlingen bestaande Katangese gendarmerie. De delfstoffenwinning kwam niet in gevaar - wat wilde men nog meer? Zo remde men acties van de Verenigde Naties om Katanga weer met Congo te herenigen af en deze lauwe houding tegenover de afscheiding van Katanga zal wel iets te maken hebben met het feit, dat vrijwel alle besluitvormers in de Eisenhower-periode persoonlijke relaties onderhielden met bedrijven, die in Katanga aanzienlijke belangen bezaten.
Met de komst van Kennedy kwam er ook een ander soort anti-communisme, dat van de liberale democraten. Deze hadden wat meer vertrouwen in het Afrikaansee nationalisme dan de conservatieve republikeinen en zagen in dit nationalisme een betere bescherming tegen het communisme dan een sterk pro-westers, impopulair regiem. Aldus werd zekere Adoula middels de geijkte manier van omkoping en intimidatie naar voren geschoven ten koste van kolonel Mobutu. En ook had men meer oor voor de verlangens van de Afro-Aziatische groep in de Verenigde Naties, die een krachtig optreden tegen de afscheiding van Katanga wenste.
Maar naast deze liberale democraten waren er in het State Department nog steeds degenen, die het tot nu toe gevoerde beleid wilden voortzetten. Kennedy nu weigerde tussen deze twee beleidsalternatieven te kiezen. Zo schommelde het beleid van de Verenigde Staten tussen het krachtig aanmoedigen van vn-optreden tegen Tshombe's Katanga en het in stand houden van Tshombe door succesvol militair ingrijpen van de vn op het laatste moment stop te zetten. Op deze manier duurde het tot januari 1963, voordat Katanga met Congo herenigd werd. Het is duidelijk, dat deze twee en een half jaar durende, door de vs beurtelings gedulde en bevorderde afscheiding voor Congo catastrofale gevolgen heeft gehad.