staan. Het was de tijd waarin het tegen de grond slaan van een homo tot de goede werken werd gerekend en er zijn al dan niet boze tongen, die bericht hebben dat ook Hemingway zichzelf op die manier wel eens heeft moeten bevestigen. Zo is er in de omvangrijke literatuur rondom hem ergens een verhaal, dat hij per ongeluk een gedeelte van een conversatie, niet voor zijn oren bestemd, tussen Alice en Gertrude had opgevangen en woedend was vertrokken.
Een vriendin van de beide dames was de Amerikaanse schrijfster Natalie Barney - met volle, maar hier nooit genoemde naam Natalie Clifford Barney. Zij was de ‘amazone’ aan wie Rémy de Gourmont de brieven richtte, die ook in boekvorm zijn uitgegeven. Ze hield een eens zeer beroemde salon in haar huis in de rue Jacob, waar bijvoorbeeld Rilke in zijn Parijse tijd op bezoek kwam, een literaire salon, waarin ze een ‘entente’ zocht tussen Franse schrijfsters als Colette, de hertogin van Clermont-Tonnerre, die onder haar meisjesnaam Elisabeth de Gramont publiceerde, en angelsaksische schrijfsters. Een vriendin van Natalie was de dichteres Renée Vivien, die al vrij vroeg in deze eeuw is overleden en in het brievenboek dan ook niet voorkomt. Renée heeft onverhuld haar sapfische verzen gepubliceerd. Het is geen grote poëzie, maar soms zeer subtiel, soms wrokkig tegen de menselijke domheid en wreedheid, en duidelijk onder invloed van Baudelaire. Dit openlijk belijden van een instelling in die kring rondom Natalie is in volkomen tegenstelling met de discretie van Alice en Gertrude. De persoonlijke geschriften van miss Stein, het Toklasboek bijvoorbeeld of Everybody's Autobiography zijn op het punt van het seksuele uiterst zwijgzaam. Edmund Wilson gebruikte in een bespreking van haar werk in zijn bundel The Shores of Light de term ‘toenemende gereserveerdheid’. Wel heeft hij haar bij het Amerikaanse bezoek een ‘kruisverhoor’ afgenomen, zoals het heet in een brief aan Carl Van Vechten. Wilson is daar ‘Bunny’-af (ex. Bunny) en Alice noemt hem ‘Queen Victoria’. Voor haar doen vinnig is ze dan in een briefje aan Julian Sawyer, een bewonderaar. Hij had een aantal lezingen gehouden en daarbij herhaaldelijk verwezen ‘naar de seksualiteit als een benadering voor het begrijpen van Gertrude's werk. Gertrude zou dat met nadruk
hebben ontkend - haar feitelijke verwijzingen naar seksualiteit zijn zo zeldzaam...’ In een brief verderop aan Donald Sutherland wordt Julian Sawyer afgedaan als ‘onwetend, onintelligent, ongevoelig en pretentieus’. Sutherland vroeg waarschijnlijk om die informatie omdat hij bezig was aan een boek, Gertrude Stein: A Biography of Her Work, dat Yale in 1951 publiceerde.
Dit brievenboek vermeldt dan ongezocht de vele vrienden en vriendinnen, die op bezoek kwamen of af en toe schreven. Daaronder waren Sylvia Beach, de eerste uitgeefster van Ulysses in haar boekwinkel Shakespeare and Company, de fotograaf van wie verscheidene foto's zijn opgenomen, Cecil Beaton, de romanschrijver en componist Paul Bowles, die niets meer van zich laat horen, Janet Flanner, Parijse correspondente van The New Yorker, ‘shy’ Greta Garbo, de schilderes Marie Laurencin, Anita Loos, eens wereldberoemd met haar Gentlemen Prefer Blondes, Pablo Picasso natuurlijk, de Engelse schilder en fantast Sir Francis Rose, die de grafsteen voor Gertrude heeft ontworpen, de excentrieke dichteres Edith Sitwell, de componist die teksten van Gertrude Stein heeft verwerkt, Virgil Thomson en vele anderen.
Wie goede herinneringen bewaart aan The Autobiography of Alice B. Toklas zal zich dit brievenboek niet laten ontgaan!