| |
| |
| |
Martin Hart De glimwormen van Thomas Hardy
Helaas kan ik niemand aanraden om Egdon Heath te bezoeken. In de romans van Thomas Hardy lijkt Egdon Heath een uitgestrekte heidevlakte waarop het wemelt van geelgorzen, kerkuilen, hagedissen, valken, haviken, egels en glimwormen. In werkelijkheid is de heide voor het grootste deel in cultuur gebracht, al zijn er hier en daar nog wat schaarse plekjes over in de omgeving van de stad Dorchester, de plaats waar Thomas Hardy het grootste gedeelte van zijn leven heeft gewoond. Geelgorzen en vooral ook glimwormen heb ik veel gezien in de omgeving van het geboortehuis van Hardy in Higher-Bockhampton maar koning Arthur die hier, volgens een plaatselijke legende, in de gedaante van een raaf zou rondwaren, heb ik helaas niet ontmoet. Er waren ook geen raven in de buurt van het nabij gelegen Bovington waar men een groot gedeelte van Egdon Heath heeft verwoest door het creëren van een museum voor legertanks en er krasten geen raven bij het Winfrith Atomic Power Station wat weer op een ander gedeelte van Egdon Heath is opgericht. Overigens zou die kerncentrale heel goed passen in de romans van Thomas Hardy; bij dergelijke centrales is immers een kleine vergissing voldoende om een verschrikkelijke ramp te veroorzaken, juist zoals dat, op kleinere schaal weliswaar, vaak gebeurt in de romans van Hardy, wat hem meestal, maar volkomen ten onrechte, verweten wordt.
Wie ‘Egdon Heath’ bezoekt, al is het voor Thomas Hardy, is welhaast verplicht het huis ‘One mile north Bovington camp’ te bezoeken. In dat huis heeft T.E. Lawrence de laatste jaren van zijn leven doorgebracht; het huis is vrijwel nog als in die jaren en zonder meer fascinerend. Vaak is Lawrence met zijn motor in vliegende vaart over Egdon Heath gereden om Thomas Hardy in zijn huis ‘Max Gate’ in Dorchester te bezoeken. In een paar van zijn brieven geeft Lawrence een boeiend beeld van de bescheiden en vriendelijke man die Hardy geweest moet zijn. Het leven van T.E. Lawrence zou trouwens zo uit een roman van Hardy gelicht kunnen zijn: Lawrence was een onecht kind dat wilde bewijzen dat hij een groot man was en dat ook heeft gedaan. Toen hij beroemd was keerde hij terug naar Engeland (het motief van de ‘return’ ook bij Hardy zo belangrijk) en ging onder de naam Ross in militaire dienst. Maar men ontdekte al spoedig dat Ross niemand anders was dan Lawrence en men ontsloeg hem. Hij vestigde zich in Bovington en kwam om bij een ongeluk met zijn motorfiets op ‘Egdon Heath’. Het enige wat in het tragische leven van Lawrence ontbreekt om er een typische Hardy-tragedie van te maken is een of andere aanwijsbare relatie met een vrouw. Verder zijn alle motieven uit de romans van Hardy aanwezig en men behoeft zich maar kort met Lawrence bezig te houden om te beseffen dat alle kritiek op de onwaarschijnlijkheid van de tragedies in de romans van Hardy volkomen uit de lucht gegrepen is. Hardy's eigen leven was zeker geen tragedie. Hij, op 2 juni 1840 in Higher Bockhampton geboren, was van eenvoudige komaf. Zijn vader was steenhouwerspatroon en Hardy zelf
| |
| |
werd opgeleid voor architect. In die kwaliteit werd hij in 1870 naar St. Juliot in Cornwall gestuurd waar hij Emma Gifford, zijn eerste vrouw, ontmoette. Hij huwde met haar in 1874, tegen de zin van de vader van Emma die vond dat zijn dochter beneden haar stand trouwde. Eerst woonden Thomas en Emma Hardy enige tijd in Londen, later ook in andere plaatsen, maar al spoedig verhuisden zij naar Dorchester waar Hardy die zich sinds het succes van ‘Far from the Madding Crowd’ nog uitsluitend aan het schrijven wijdde, tot zijn dood in 1928 heeft gewoond. Over het huwelijk van Thomas Hardy en Emma Gifford is veel geschreven. Zij schijnt hem er vaak aan te hebben herinnerd dat hij met een ‘lady’ getrouwd was en zij heeft zich in ieder geval zeer gekwetst gevoeld door de inhoud van zijn romans daar ze als zeer gelovig christen - op het eind van haar leven schreef ze nog een verhandeling over ons verblijf in de hemel en in de hel - de heidense inhoud van de romans van haar echtgenoot niet kon waarderen. Ze moet zelfs gepoogd hebben om de uitgave van ‘Jude the Obscure’ te verhinderen. Toch is er teveel gespeculeerd over de relatie van Hardy met zijn eerste vrouw; het is voldoende om te zien dat Hardy zijn brieven aan haar eerst begint met ‘My dearest Em’, vervolgens overgaat op ‘Dear Em’ en ten slotte op ‘Dear E’. Dat geeft de langzame verkoeling in hun verhouding beter weer dan lange verhandelingen. Maar toch: toen Emma in 1912 stierf, 72 jaar oud, inspireerde haar dood Hardy tot de mooiste liefdesgedichten die in het Engels bestaan, de Poems 1912-13. Hardy is in 1914 getrouwd met Florence Dugdale, een meisje dat al voor de dood van Emma als een soort secretaresse by Hardy werkte. Nog voor Hardy met Emma trouwde moet hij een verhouding hebben gehad met zijn nicht, Tryphena Sparks en volgens Louis Deacon en Terry Coleman zou Hardy zelfs een kind bij Phena
Sparks hebben verwekt en dat zou de ‘sorrow in the past’ zijn geweest waarover Hardy op zijn sterfbed moet hebben gesproken. In ieder geval is Tryphena, waarvan Hardy in Jude the Obscure een onvergetelijk beeld heeft gegeven in de persoon van Sue Brideshead, zeer belangrijk geweest voor Hardy. Over haar schreef hij het onvergetelijke gedicht ‘Neutral Tones’ en het is veelzeggend dat op de dag waarop ze stierf de eerste regels van het gedicht ‘Thoughts of Phena’ ontstonden, zonder dat hij wist van haar sterven. Toen hij het bericht kreeg van haar dood heeft hij het prachtige gedicht voltooid.
| |
2
Lang ben ik niet in Dorchester gebleven. Ik heb het geboortehuis van Hardy in Higher Bockhampton bezocht waar nu een Hardy-museum is en ik heb de zuil gezien die door Amerikaanse bewonderaars van Hardy in de buurt van dat huis is opgericht. Bij die zuil heb ik mij afgevraagd waarom een zuil van Nederlandse bewonderaars ondenkbaar is. Waarom wordt Hardy in Nederland zo weinig gelezen? Voor zover ik weet is alleen Tess of d'Urbervilles in 1934 in Nederlandse vertaling verschenen en dat terwijl van bijna al Hardy's boeken Chinese en Japanse vertalingen voorhanden zijn. Vergeefs heb ik gezocht naar beschouwingen en artikelen over Hardy in Nederland; ik ken een paar artikelen uit ‘Stemmen des Tijds’, een christelijk blad van voor de oorlog waarin Dr. J. Veldkamp en mevr. T.J. Bergmann-Jelgersma Hardy op grond van het evangelie afwijzen. P.N. van Eyck heeft een uitstekend stuk over Hardy geschreven, hij is voor zover ik weet de enige. Bij du Perron kan men wat denigrerende opmerkingen vinden over Hardy maar er is toch één lichtpunt: de dichteres Vasalis herleest elk jaar Hardy's romans. Ik weet niet waarom Hardy zo onbekend is in Nederland; hij deelt dat lot met zoveel andere uitstekende schrijvers uit de vorige eeuw, Jose Eça de Quieroz, Benito Perez Galdos, Wilhelm Raabe, Jeremias Gotthelf, Machado de Assis en Marcus Clarke om een paar namen te noemen, schrijvers die toch in geen enkel opzicht de mindere zijn van bijvoorbeeld Balzac, Stendhal, Dostojewski, Toergenjev maar waar- | |
| |
over niet gesproken wordt, kennelijk omdat men er niets van afweet.
Nee, de nabijheid van een tankmuseum op de eertijds grootse heide vond ik zeer ontmoedigend en de nabijheid van een kerncentrale maakte me nerveus, dus reisde ik af naar Plymouth om daar het gedrag van zeestekelbaarzen te gaan bestuderen. Maar Hardy bleef me achtervolgen. Juist in die dagen verschenen er in de kranten ingezonden brieven over de sexuele activiteit van Hardy op hoge leeftijd. Al sinds 1968 wordt daarover geschreven, het bewijst, hoe onsmakelijk deze zaak op zichzelf ook is, dat Hardy nog altijd leeft in Engeland. Men kan zich nauwelijks voorstellen dat dergelijke ingezonden brieven in Nederland over Marcellus Emants geschreven zouden worden. Maar behalve via die brieven werd ik ook nog op andere wijze aan Hardy herinnerd. In Plymouth is immers Emma Gifford geboren en Hardy heeft een aantal gedichten over de stad geschreven. Trouwens: toen wij vanuit Plymouth een bezoek brachten aan Tintagel voor de overblijfselen van het kasteel van koning Arthur, bezochten we ook het nabij gelegen Boscastle, een plaatsje waar Hardy vaak met Emma Gifford langs de prachtig gelegen haven heeft gewandeld. Want vlakbij Boscastle ligt St. Juliot waar op maandagavond 7 maart 1870 Emma Gifford de deur opende van de pastorie voor een jonge architect die die dag van Dorchester naar St. Juliot was gereisd. Tussen Boscastle en St. Juliot hebben Thomas en Emma een keer een picnicmandje verloren maar dat hebben wij niet kunnen vinden. Wel vonden we Beeny, een plaatsje waarover Hardy twee schitterende gedichten heeft geschreven en ik stelde me, op een rotspunt bij de zee, voor hoe ze daar 100 jaar geleden gestaan hadden, hij een kleine, bebaarde kerel, zij met haar paard en haar wapperende bruine haren en ik las op de avond van die dag in ‘A Pair of Blue Eyes’, de roman van Hardy die grotendeels speelt in de omgeving van St. Juliot. Marcel Proust heeft op de vraag welke roman uit de wereldliteratuur hij het liefst geschreven zou hebben, geantwoord: ‘A
Pair of Blue Eyes’ van Thomas Hardy.
Op de terugweg zijn we via Exmoor gereden en hebben we in Simonsbath overnacht. Die heidevlakte heeft nog wel de sfeer die zo adembenemend goed is weergegeven in de romance ‘Lorna Doone’ van R. Blackmore. De romans van Hardy sluiten aan bij de uit Walter Scott voortgekomen traditie van middelmatige streekromanschrijvers in de 19de eeuw in Engeland. Er zijn ontzettend veel van die schrijvers geweest; Blackmore was één van de betere schrijvers, een man die zeer poëtische romans schreef, evenals Hardy.
| |
3
Thomas Hardy behoort tot een type schrijver dat in het algemeen schaars is, vooral in Engeland. Hij was zowel dichter als romanschrijver, een combinatie die ook in Engeland wel vaker te vinden is (Walter Scott, Emily Brontë, George Meredith en bij de zeer sterk door Hardy beïnvloede D.H. Lawrence) maar waarbij men altijd meer aandacht aan de romanschrijver dan aan de dichter heeft geschonken. Over de dichter Scott of de dichter Lawrence wordt zelden of nooit gesproken. De grote Engelse romanschrijvers uit de 18de en 19de eeuw zijn zeker geen dichters; hun romans geven een beeld van het sociale leven van de ‘upper middle class’ met kleine uitschieters naar onderen en naar boven. Het is een traditie die prachtig begonnen is bij Jane Austen en die via Thackeray, Eliot en Trollope culmineerde in het werk van Henry James wiens romans soms wel poëtisch genoemd worden maar zijn zeer gecompliceerde stijl ervaar ik meer als een cryptogram dan als poëzie. Alleen Dickens valt enigszins buiten die traditie maar hij heeft weinig invloed gehad op Hardy en Dickens was bepaald ook geen dichter. In de society-roman uit de 19de eeuw was weinig of geen plaats voor de natuur anders dan als vriendelijk decor. De natuur speelde wel een belangrijke rol in de poëzie en dan vooral bij Wordsworth die Hardy stellig heeft
| |
| |
beïnvloed. Bij George Eliot is de natuur soms meer dan een decor, met name in Adam Bede en The Mill on the Floss en het is niet zonder betekenis dat Hardy's roman ‘Far From the Madding Crowd’ die anoniem verscheen aan George Eliot werd toegeschreven. Echter eerst bij Hardy krijgt de natuur een functie: het wordt een essentieel en lotsbepalend bestanddeel van het leven en dat geldt dan ook voor het meest natuurlijke in de mens, datgene waar al die grote Engelse auteurs zo zorgvuldig over hebben gezwegen: de sexualiteit. Niet alleen Hardy's aandacht voor sexualiteit, die als een oppermachtige kracht in zijn romans aanwezig is, maakt hem tot een uitzondering in de keurige Engelse traditie. Ook een ander onderdeel van zijn werk is bepaald revolutionair. Engelse romans weerspiegelen (ook nu vaak nog) een zeer sterk klasse-bewuste maatschappij. Goed: men kon, als men geld had, door een verstandig gesloten huwelijk opschuiven van ‘lower middle class’ naar ‘upper middle class’ maar dat men door vermeerdering van kennis omhoog trachtte te komen zoals Hardy dat zo aangrijpend uitbeeldt in ‘Jude the Obscure’ was nieuw en ongehoord. Een landarbeider die droomde van studeren in Oxford en die ondertussen zichzelf ontwikkelde door te lezen en te studeren, daarover was nog nooit eerder in Engeland geschreven. Zelfs nu kan een arbeiderskind wel dromen van Oxford maar als hij echt wil studeren zal hij genoegen moeten nemen met een ‘Red Brick University’. Hardy heeft met zijn romans een hele generatie bewust gemaakt van de mogelijkheid van ontwikkeling door zelfstudie en van datgene wat daarbij onvermijdelijk optreedt: de vervreemding van het eigen milieu, een vervreemding die Hardy vooral via de man - vrouw verhoudingen in zijn romans zeer knap heeft uitgebeeld. R. Williams heeft over dit aspect van Hardy ontroerende dingen gezegd in zijn boek ‘The English Novel’.
Wat Hardy verder zo belangwekkend maakt is de wijze waarop hij Darwins ‘Origin of Species’ in zijn romans heeft verwerkt. Voor hem betekende Darwins boek het einde van het christelijke geloof. Voorts maakte het hem bewust van de grote verwantschap tussen mens en dier, iets wat sommige mensen zelfs nu nog niet verwerkt hebben. Vandaar ook dat bij Hardy de natuur meer is dan een decor. Voor een bioloog zijn Hardy's romans alleen al daarom zo verrukkelijk omdat de natuur er zo gespecificeerd in verschijnt. In zijn boeken wemelt het van de dieren die bij hun soortsnaam genoemd worden en waarvan hij heel precies gedragingen en gewoonten noteerde want Hardy was een man ‘who used to notice such things’.
| |
4
Om een vriendin van mij, die toch wel iets van literatuur afweet maar geen Hardy had gelezen, ertoe te bewegen een roman van Hardy ter hand te nemen heb ik haar eens de inhoud van Tess en van Jude the Obscure verteld. Naarmate ik vorderde met mijn verhaal zag ik haar belangstelling overgaan in verbazing en vervolgens in minachting. Toen besefte ik dat ik een onvergeeflijke fout had gemaakt. De romans van Hardy verdragen het volstrekt niet dat men ze verkort weergeeft. Bij een samenvatting van om het even welke roman van Hardy houd je een skelet over van toevalligheden, onwaarschijnlijkheden en wonderlijke voorvallen: kortom, van een wat gekunsteld verhaal. Ook als men één van zijn romans voor de eerste keer leest is dat - in mindere mate weliswaar - het geval. Het is moeilijk om tragiek die voortkomt uit op zichzelf niet zoveel betekenende toevalligheden naar waarde te schatten. Edwin Muir omschrijft het zo: ‘Hardy takes a short cut to tragedy by reducing life to a formula. He gets rid beforehand of the main obstacle to tragedy, which is man's natural inclination to avoid it’. Dat kan men alleen maar zeggen als men de romans van Hardy slechts eenmaal gelezen heeft. Dan kan het misschien lijken alsof er sprake is van een formule in plaats van leven en van tragedie door een onbenullig toeval. In romans mag het
| |
| |
toeval namelijk geen rol spelen. Toen ik Tess voor de eerste maal gelezen had vond ik het een verschrikkelijk boek: ik kon niet aanvaarden dat een tragedie kon voortkomen uit een paar ongelukjes die gemakkelijk te vermijden waren geweest maar naarmate het langer geleden was dat ik het boek had gelezen viel het me steeds meer op hoezeer allerlei scènes uit het boek me waren bijgebleven. Toen ik al bijna niet meer wist waardoor de tragedie van Tess tot stand kwam gloeiden nog steeds beelden op uit het boek: de dansende Tess en de toekijkende Angel Clare, de dood van het paard, de eerste ontmoeting van Tess en Alec, de verdwijning van Angel Clare, de arrestatie van Tess. Toen ik het boek voor de tweede maal ter hand nam vond ik het een schitterende roman en de wat geconstrueerde opzet van het verhaal hinderde me volstrekt niet omdat ik niet primair in het verhaal geïnteresseerd was maar in die beelden die me zo waren bijgebleven van de eerste lezing. Juist zo is het me vergaan met ‘Far from the Madding Crowd’, ‘The Return of the Native’, ‘The Mayor of Casterbridge’, ‘The Woodlanders’ en ‘Jude the Obscure’. De andere romans van Hardy missen die sublieme sfeer van een met grote intensiteit verbeelde wereld, al zijn boeken als ‘A Pair of Blue Eyes’, ‘The Well-Beloved’ en ‘The Trumpet Major’ zeer leesbaar en moet vooral ook het geestige, vrolijke ‘Under the Greenwood Tree’ genoemd worden. Maar dat boekje speelt ook in Wessex. Zodra Hardy's romans buiten Wessex spelen is hij veel minder op dreef; in dat opzicht is hij heel goed te vergelijken met William Faulkner die ook minder goed schrijft (met name in Pylon en A Fable) als zijn romans niet in Yoknapatawpha County spelen; Faulkner en Hardy hebben ook gemeen dat ze een zeer origineel gebruik maken van het Engels. Soms schrijven ze
vrij ondoorgrondelijk proza wat grammaticaal niet altijd correct is en ook hebben ze beide een voorliefde voor archaïsmen. Maar ook bij beiden die intens verbeelde droomwereld, die onvergetelijke scènes die je voor altijd bijblijven. Er zijn weinig schrijvers die Hardy en Faulkner in dit opzicht evenaren. Alleen Wilhelm Raabe heeft diezelfde kwaliteit, die droomsfeer en, wonderlijk genoeg, ook Raabe heeft een koppige, eigenzinnige stijl.
Doorgaans herinnert men zich uit Engelse romans vooral karakters; uit de romans van Jane Austen blijven je de personen bij, zo ook uit het werk van Thackeray (Becky Sharp) en Dickens (Saraih Gamp, Mr. Micawber, Sam en Tony Weller en al die anderen). Maar van Hardy herinnert men zich niet in de eerste plaats de mensen maar de scènes; vaak zijn het bij Hardy sexuele symbolen die een bepaald voorval zo kleuren dat je het niet meer vergeet. Zo bij voorbeeld het rode haar van Marty South in het begin van ‘The Woodlanders’. Vaak ook zijn het beschrijvingen van tochten van mensen door een minder herbergzaam gebied die je voor altijd bijblijven. Meestal beginnen de romans van Hardy met een dergelijke tocht en in geen enkel boek is die aangrijpender dan in ‘The Return of the Native’. Dat boek bevat zoveel onvergetelijke scènes dat daaronder het uitbeelden van de mensen zelfs enigszins geleden heeft. Als evocatie van de natuur (Egdon Heath) is het ongeëvenaard en eigenlijk is het vanzelfsprekend dat de mensen in dit boek wat minder geprofileerd zijn want mensen op een reusachtige heidevlakte zijn nu eenmaal onbetekenende stipjes. Toch kon Hardy karakters scheppen: zeer geslaagd zijn Sergeant Troy uit Far from the Madding Crowd, Michael Henchard uit The Mayor of Casterbridge en Jude uit Jude the Obscure. Prachtig zijn ook die geduldige en volhardende figuren als Gabriël Oak en Giles Winterbourne. Maar de meest levende figuren in zijn romans zijn steeds de vrouwen: vooral Tess Durbyfield en Sue Brideshead zijn ongeëvenaard. Met name Sue, die nerveuze, overgevoelige vrouw is razend knap weergegeven. Hoe droevig dat Hardy na de slechte kritieken op Jude the Obscure (slechte kritieken niet omdat men het een slecht boek vond maar omdat erin wordt beschreven dat Jude en Sue samenleven zon- | |
| |
der getrouwd te zijn) geen romans meer
heeft willen schrijven. Hij was toen nog maar ruim vijftig jaar oud en hij is zevenentachtig jaar geworden. Hij had nog zoveel romans als ‘Jude the Obscure’ kunnen schrijven. ‘Jude the Obscure’ zou misschien wel de meest volmaakte roman van Hardy zijn geweest als de scène erin zou hebben ontbroken waarin het zoontje van Arabella ‘Father Time’ de kinderen van Jude en Sue ophangt. Het jongetje is weergegeven op een wijze zoals alleen Hary dat kan: met enkele woorden weet hij een beeld van het kind op te roepen. Maar dat dit kind andere kinderen zou kunnen ophangen en zelfmoord zou kunnen plegen, nee, dat is te bizar. Dat detail is ook niet nodig om de tragiek van Jude en Sue weer te geven. Die scène met Father Time is de meest pregnante uitdrukking van het zogenaamde pessimisme van Hardy waaraan zoveel Engelse critici zich hebben geergerd. De moeilijkheid is dat Hardy in feite helemaal geen pessimist was. Men moet een vrolijke en geestige roman als ‘Tess of d'Urbervilles’ eens vergelijken met ‘Een nagelaten bekentenis’ van Marcellus Emants. Dat is een meesterlijke pessimistische roman. En naast de ronduit sombere werken van Van Oudshoorn lijkt het wel alsof Hardy alleen maar vrolijke verhalen heeft geschreven. Hardy had een zeer weinig pessimistische kijk op mensen. Zijn figuren zijn voor het geluk geboren en met een Barbara Everdene, een Gabriël Oak of een Tess Durbyfield als hoofdpersoon van een roman kan men alleen maar een idylle schrijven, tenzij, ja, tenzij er buiten zulke figuren om dingen gebeuren waar zij geen vat op hebben maar die wel noodlottig zijn. Zo verliest Gabriël Oak zijn schapen tijdens een noodweer, die tragedie komt niet voort uit zijn karakter maar uit de omstandigheden. Als Hardy niet dat element van noodlottigheid via het toeval in zijn romans zou hebben gebracht zou hij slechts idylles van het type ‘Under the Greenwood Tree’
hebben geschreven. En zelfs in zijn latere romans is hij nooit helemaal los gekomen van de idylle, zijn romans eindigen vaak met een happy end du second rayon, juist als de romans van Toergenjev.
Het is niet gebruikelijk om het toeval een belangrijke plaats toe te kennen in romans. Maar het type gebeurtenis als het je dood rijden met een motorfiets zoals Lawrence is overkomen, is een vorm van ‘toeval’ die in werkelijkheid helaas maar al te vaak optreedt. Ik zie niet in waarom men die werkelijkheid niet in romans zou mogen beschrijven. Het is zeker waar dat tragiek die voortkomt uit karakter, zoals in het geval van Cathy en Heathcliff uit ‘Wuthering Heights’ een veel overtuigender indruk maakt op de lezer dan tragiek als gevolg van toeval. Slechts Henchard en Jude zijn min of meer tragische karakters maar Hardy kon geen tragische karakters scheppen van het type Heathcliff. Hardy had die tragiek echter nodig om door te dringen tot de ‘betekenis achter de dingen’ zoals hij dat zelf noemde. Geen enkel ander schrijver voor Hardy, behalve Emily Brontë, had dat in Engeland ooit geprobeerd. En als Hardy niet die tragiek via noodlottig toeval in zijn romans zou hebben gebracht zou hij een schrijver geweest zijn als al die andere Engelse auteurs uit de 19de eeuw die zo voorbeeldig hun ‘society’ hebben beschreven, Jane Austen voorop. Dat was een prachtige traditie maar het heeft geen romans opgeleverd als ‘Boze Geesten’ of ‘Oorlog en Vrede’. Hardy heeft geprobeerd om zulke romans te schrijven, hij struikelde echter over zijn positieve figuren, over Tess en Gabriël en Giles en dat hij je niettemin toch vaak het gevoel geeft dat je ‘achter de dingen’ kijkt komt in de eerste plaats door die onvergetelijke scènes in zijn boeken, waarvan misschien de meest karakteristieke is: het dobbelen op Egdon Heath in de nacht bij het licht van glimwormen in ‘The Return of the Native’.
| |
5
Er zijn vele honderden soorten glimwormen die alle gemeen hebben dat de vrouwtjes in een larvaal stadium blijven verkeren, geen vleugels hebben en doorgaans veel groter zijn dan de
| |
| |
mannetjes die 's nachts rondvliegen (de vuurvliegjes) en zwakke lichtsignalen uitzenden. De vrouwtjes brengen een veel sterker licht voort met hun achterlijf dan de mannetjes; wat zij voortbrengen is koud vuur. Mannetjes en vrouwtjes vinden elkaar via deze lichtsignalen. Er zijn soorten die elkaar herkennen aan de frequentie waarmee de signalen worden uitgezonden. Als een mannetje, hoog in de lucht, de juiste frequentie waarneemt, zal hij terugseinen met dezelfde frequentie en zich vervolgens omlaagstorten op het vrouwtje. Bij enkele soorten treden ook roof vijanden op die lichtsignalen uitzenden met dezelfde frequentie als de vrouwtjes zodat de mannetjes, als ze zich omlaag storten, in de kaken terecht komen van een roofvijand. Tragiek in de geest van Thomas Hardy.
Sommige soorten glimwormen werden door Indianen gebruikt om hun hutten te verlichten (Pyrophorus) maar de soort glimworm die in ‘The Return of the Native’ wordt genoemd is ongetwijfeld Lampyris noctiluca. Deze heb ik namelijk bij Dorchester en Higher-Bockhampton herhaaldelijk gevangen. In ‘The Return of the Native’ gebeurt nu het volgende: twee mannen, Diggory Venn, de okerman en Damon Wildeve dobbelen bij het licht van een lantaarn om geld dat verder in het verhaal een belangrijke rol speelt. Hun lantaarn wordt echter gedoofd door een doodskopvlinder die in de vlam vliegt en dan dobbelen ze verder bij het licht van dertien glimwormen die Diggory Venn bij elkaar zoekt van het vingerhoedskruid. Veel Engelse critici hebben deze onvergetelijke scène afgedaan met de opmerking ‘wildly improbable’. Nu kan iets best onwaarschijnlijk zijn en toch indrukwekkend. In ‘Die Meistersinger’ van Wagner geuren bloeiende seringen in de Johannis-nacht. Tegen het aanbreken van de Johannis-nacht zijn seringen allang uitgebloeid. Niettemin is de Fliedermonoloog een van de hoogtepunten in het werk van Wagner, ja zelfs een van de meest ontroerende stukken muziek uit de vorige eeuw. Toch leek het me aardig om de hypothese te toetsen dat je kunt dobbelen bij het licht van dertien glimwormen, een vorm van literaire kritiek die vrij nieuw is. Tijdens een maanloze en wat mistige nacht op de heide van Exmoor heb ik dertien glimwormen bijeengezocht en, juist zoals dat gebeurt in ‘The Return of the Native’, op een platte steen gelegd die op zijn beurt weer op de bladeren van varens lag, geheel zoals Hardy dat beschrijft. Daar Venn en Wildeve slechts één houten dobbelsteen gebruikten (de twee andere waren zoekgeraakt) had ik ook één, met moeite van de hotelhouder van Simons' Lodge in Simonsbath losgekregen maar helaas niet houten dobbelsteen bij me. Vooraf maakte ik me er ongerust over
dat de glimwormen zouden kunnen ophouden met gloeien zodra ik ze zou oppakken maar dat bleek helemaal niet het geval te zijn. Trouwens: ik heb later gezien dat Fabre al vermeldt dat glimwormen blijven gloeien ook als je ze oppakt. Hij vertelt ook dat je gemakkelijk een brief kunt lezen bij het licht van de glimworm mits je de glimworm langs de regel verschuift die je aan het lezen bent. Het bleek al spoedig, daar op Exmoor, dat je heel goed kunt zien wat je gegooid hebt met een dobbelsteen als je dertien glimwormen in een kring op de steen legt en de dobbelsteen in het midden van de cirkel gooit. Het is wel noodzakelijk dat de glimwormen niet wegkruipen. Dat deden ze bij mij soms wel; in ‘The Return of the Native’ wordt daarover niet gesproken. Maar wildly improbable is deze scène volstrekt niet en mijn experiment bewijst dat Hardy gelijk heeft met zijn opmerking: ‘Though a good deal is too strange to be believed, nothing is too strange to have happened’.
| |
6
De dichter Hardy is een goed voorbeeld van een merkwaardig verschijnsel bij dichters waarover bij mijn weten voor het eerst door Vestdijk is geschreven. Naar aanleiding van ‘Tusschenspelen’ van Boutens merkt Vestdijk op dat veel dichters na een veelbelovend begin
| |
| |
verslappen om later weer zichzelf te hervinden. Tijdens de fase van het verslappen worden slechte gedichten geschreven en in een enkel geval - Valéry is daarvan een voorbeeld - zwijgt de dichter. Ook Thomas Hardy is begonnen als dichter en zijn gedicht ‘Neutral Tones’ (volgens F.R. Leavis Hardy's beste gedicht) dateert van voor de periode van zijn romans. Weliswaar zijn Hardy's jeugdgedichten eerst na de romans gepubliceerd maar ze werden geschreven in de tijd van zijn kortstondige verhouding met Tryphena Sparks. Na die periode volgde de negatieve fase waarin ook Hardy zweeg als dichter. In die tijd ontstonden alle romans. Men zou echter kunnen zeggen dat hij juist in zijn negatieve fase prachtige verzen schreef. Men behoeft maar de indrukwekkende voorbeelden te bekijken van Trevor Johnson die proza uit ‘Far From the Madding Crowd’ als blanke verzen heeft opgeschreven. Het resultaat van Johnson's manipulaties is namelijk verbluffend. Passages uit ‘Tess of d'Urbervilles’ leveren zelfs nog fraaiere gedichten naar ik zelf heb vastgesteld. Hardy heeft zijn gedichten in die negatieve fase in zijn romans verscholen, als gevolg daarvan heeft hij de mooiste poëtische romans in het Engels geschreven. Pas na de afschuwelijke kritieken op Jude the Obscure is hij opnieuw begonnen met het schrijven van verzen. Hij heeft in die tijd ook nog een zeer lang drama geproduceerd, ‘The Dynasts’, een werk van Hardy waarmee ik niet erg uit de voeten kan. Zijn mooiste poëzie dateert van na de dood van zijn vrouw in 1912. Hardy was toen reeds 72 jaar oud, een leeftijd die de meeste dichters niet bereiken. Zijn poëzie is dan ook de poëzie van een oude man; het is weemoedige poëzie over het verleden. Maar ze is niet in de vormen van het verleden geschreven want Hardy experimenteerde in zijn gedichten. Hij bestudeerde oude Engelse en Latijnse poëzie teneinde heel oude
metra te ontdekken; hij experimenteerde zelf vooral met metra. Het resultaat is een vaak eigenaardige ritmiek in zijn poëzie die soms zelfs onbeholpen kan aandoen. Het is in- | |
| |
derdaad ritmiek omdat het niet altijd mogelijk is te ontdekken welk metrum Hardy gebruikte en de krampachtige pogingen van Southworth om de poëzie van Hardy te scanderen hebben iets lachwekkends. Voor sommige lezers is deze eigenschap van Hardy's poëzie, die ik het ontsnappende metrum zou willen noemen, hinderlijk. Zeker: zijn poëzie is daardoor vaak moeilijk leesbaar en dat wordt bovendien verergerd door het feit dat Hardy veel moeilijke, onbekende en soms zelfgemaakte woorden gebruikte. Maar anderzijds veroorzaakt dat ontsnappende metrum regels die je niet meer vergeet, deels omdat ze telkens in een andere metrische vermomming door het geheugen worden gereproduceerd, deels ook omdat daardoor de inhoud telkens in een ander licht verschijnt. Die metrische onregelmatigheden in Hardy's poëzie zijn enigszins vergelijkbaar met de ritmische eigenaardigheden in de muziek van Berlioz. Daardoor ontstaat vaak zeldzaam fascinerende poëzie en muziek. Hardy kon trouwens ook soms van het ene metrum overgaan naar het andere metrum (o.a. in het grandioze gedicht ‘The Voice’) en hij bereikt daarmee een effect wat vergelijkbaar is met een goede modulatie in de muziek. Maar ik moet er wel bij opmerken dat lang niet alle gedichten van Hardy deze eigenschappen hebben. Zijn poëzie is als een schraal blauw grasland met veel hoog opgaande zuring en enkele orchideeën. Een groot deel van zijn ruim 900 gedichten handelt over lugubere en vreemde geschiedenissen en er zijn ook veel gedichten over voorbijkomende doodskisten, doodskisten in aanbouw, geestverschijningen op kerkhoven en aanverwante zaken. Dat soort gedichten is vaak erg slecht hoewel een gedicht als ‘Friends beyond’ (ook over geesten op een kerkhof) dan
plotseling weer vooruitloopt op de befaamde Spoon River Anthology van Edgar Lee Masters. Zodra echter in Hardy's gedichten via dat ontsnappende metrum die betoverende taalmuziek ontstaat is er altijd sprake van een zeldzaam goed gedicht. In die vaak zeer persoonlijke verzen klinkt een bescheiden maar volkomen eigen geluid dat men verder in de Engelse poëzie vergeefs zoekt. Ik zou ook in andere taalgebieden geen enkel dichter kunnen noemen die in dit opzicht met Hardy vergeleken kan worden. Dat geheel eigen geluid van Hardy spreekt me buitengewoon aan maar dat zal stellig niet voor iedereen gelden. Ezra Pound, Dylan Thomas, Philip Larkin en Donald Davie beschouwden Hardy als één van de grootste Engelse dichters maar bijvoorbeeld T.S. Eliot had geen goed woord voor de dichter Hardy over. Er wordt nog altijd fel gepolemiseerd over de vraag wat Hardy's beste gedichten zijn (zie de boeken van Donald Davie en Kenneth Marsden) maar ‘Afterwards’ wordt beschouwd als één van de mooiste en meest karakteristieke gedichten van Hardy.
Afterwards
When the Present has latched its postern behind my tremulous stay,
And the May month flaps its green leaves like wings,
Delicate filmed as new-spun silk, will the neighbours say,
‘He was a man who used to notice such things’?
If it be in the dusk when, like an eyelid's soundless blink,
The dewfall-hawk comes crossing the shades to alight
Upon the wind-warped upland thorn, a gazer may think,
‘To him this must have been a familiar sight.’
If I pass during some nocturnal blackness, mothy and warm,
When the hedgehog travels furtively over the lawn,
One may say, ‘He strove that such innocent creatures should come to no harm,
But he could do little for them; and now he is gone.’
| |
| |
If, when hearing that I have been stilled at last, they stand at the door,
Watching the full-starred heavens that winter ees,
Will this thought rise on those who will meet my face no more,
‘He was one who had an eye for such mysteries’?
And will any say when my bell of quittance is heard in the gloom
And a crossing breeze cuts a pauze in its outrollings,
Till they rise again, as they were a new bell's boom,
‘He hears it not now, but used to notice such things’?
Dit is een typisch Hardy-gedicht met vreemde woorden zoals ‘postern’, met metrische onregelmatigheden die ook minder geslaagd kunnen zijn zoals in de derde strofe, met echte Hardy-beelden zoals ‘an eyelid's soundless blink’, met details van het leven van dieren die heel precies gekozen zijn (the dewfall-hawk en the hedgehog) en met een wat romantische inhoud.
Hardy heeft een, soms zelfs grimmige, soms zelfs zeer moderne, spreekstijl ingevoerd in zijn poëzie die bij voorbeeld een dichter als Philip Larkin sterk heeft beïnvloed. Tegelijkertijd heeft Hardy's poëzie vaak een sterk romantische inslag. Het is deze ambivalentie die in hoge mate typerend is voor Hardy. Hij was een man van tegenstellingen, tot zelfs in de gebruikte technieken in zijn romans en poëzie toe. Zijn werk weerspiegelt de tegenstelling tussen landelijkheid en de grote stad, hij was tegelijkertijd een pessimist en een man die vrolijke, gezonde en volhardende karakters heeft geschapen, hij zag de grote waarde van ontwikkeling door zelfstudie maar had tevens als geen ander oog voor de pijnlijke vervreemding van het eigen milieu die er gevolg van is, hij was een agnost die heimelijk terugverlangde naar het christelijke geloof wat hij zeer ontroerend maar ook zeer onrechtstreeks heeft weergegeven in zijn beroemde gedicht ‘The Oxen’. Bij hem komen allerlei lijnen samen die tot dan toe in proza en poëzie in Engeland evenwijdig hadden gelopen. Daardoor had hij weinig echte voorgangers. Na hem waaieren die lijnen weer uit over schrijvers en dichters als Lawrence en Larkin. Zowel zijn gedichten als zijn romans vertonen soms ernstige gebreken maar de grootste fout die men maken kan is wel dat men zich blind staart op die gebreken. Tot nu toe heeft men dat teveel gedaan waardoor men nog altijd niet toegekomen is, behalve vreemd genoeg in Duitsland en de Verenigde Staten, aan het ontdekken van de grote waarde van zijn uniek en vorstelijk oeuvre.
|
|