leven moet met de hoogst ongepaste bijnaam Liesbeth Slist, doet het beoogde effect echter teloor gaan door op dezelfde hartelijke wijze met de pittige filmster Monique van de Ven om te springen. Als we de laatste aanschieten en beleefd informeren bij welk adres we ons moeten vervoegen om ook zo'n jurk met van die snoezige fratsels te kunnen huren, springt de actrice praktisch uit haar velletje. Moppert ze: ‘Gehuurd!? Maak 'm nou een beetje. Ik heb die jurk al zo lang. Vorige zomer droeg ik 'm dag en nacht.’
Min of meer ten einde raad besluiten we de stoute schoenen aan te trekken. We zetten ons gezicht op carnaval en storten ons in het feestgewoel in de hoop toch nog een paar schrijvers op het spoor te komen. Voor we het weten staan we bij de wc's en zien tot onze verbijstering hoe een heer met vier huzarenslaatjes op een dienblad in het damestoilet verdwijnt. Tien tellen later is hij met z'n hele handel weer terug. Hij blijkt verdwaald. Meneer is er op uitgestuurd door de bekende vrouwenbevrijders Andreas Burnier, Joke Kool-Smit en Hedy d'Ancona, van wie de eerste twee helaas in lange broek rondlopen. Bekijks hebben ze wel deze broekemannen.
‘Hedy heeft d'r okselhaar afgeschoren,’ signaleert mevrouw Mensje van Keulen, verbaasd. Wij vervolgen onze ontdekkingsreis door de pico bello gepavoiseerde Pulchri Studio. De versierders hebben kennelijk in het achterhoofd gehouden dat Couperas een tijdje in Indië heeft gezeten en het laat zich dus raden dat de representanten van de oudere generaties, die de Javaan zelf nog hebben afgeblaft, zich uitstekend op hun gemak voelen. Deze Indischgasten met een bruin zweem op de huid, die geestelijk meestal nog onder de rubberboom vertoeven, reageren spontaan als tam-tammers door tromgeroffel aankondigen dat er op de eerste verdieping iets te gebeuren staat. Wij spurten met hen de trap op, gelukkig maar, want nu zijn we tenminste getuige van een woeste striptease.
Op het podium verschijnt een warm ingepakte madam, die gelijk Obelix een draagbaar model van de Amersfoortse Kei op haar rag torst.
Als door een brontosaurus gebeten gooit ze pardoes de steen van bordpapier de zaal in en terwijl wij het projectiel volgen, rukt ze zich de kleren van het lijf. De schrik slaat ons om het hart. Maar desondanks herinneren wij ons nog wat in dergelijke omstandigheden het verstandigste is en we halen dus onze verrekijker te voorschijn. Wat we te zien krijgen is niet voor de poes. Twee joekels van borsten en een koket buikje om van te likkebaarden. Trouwens d'r schoften mogen er ook wezen. Harry Mulisch, De Neus voor intimi, klautert in een vergulde pilaar uit de Romeinse tijd, maar de zuil is eveneens van bordkarton en Harry ligt binnen de kortste keren voor Pampus. De fameuze dichter St. John, beroemd als de durfal die zijn klokkenspelletje in de Barend Servet-show aan het ganse volk exposeerde, hijst Mulisch weer overeind. Ook St. John, op wiens rug kennelijk een pijp is uitgeklopt, ziet er al behoorlijk verfomfaaid uit. Bovendien roept de poëet om de haverklap: ‘Ik ben maar een eenvoudige boerenlul,’ hetgeen diverse aanwezigen grif bevestigen.
De blote tante die al die tijd als een eersteklas baviaan op en neer sprong, heeft er plotsklaps schoon genoeg van en laat zich horizontaal over de hoofden van het grijpgrage publiek in de richting van de garderobe doorgeven. De feministes spreken er luidkeels schande van. Nadat wij achtereenvolgens Roel van Duyn, burgemeester Victor Marijnen en Jani Roland Holst, de door en door bejaarde prins der dichters, de hand hebben geschud, maken we een praatje met de grappige acteur Luc Lutz, die ons toevertrouwt: ‘Die Drum-reclamens zijn ontzettend leuk om te doen, net zo leuk als de meeste Pulchri-feesten. Vanavond zijn er veel te veel mensen, die zich maar een beetje verkleed hebben. Dit heeft natuurlijk niets met Couperas te maken. Maar Hagenaars vinden het nu eenmaal aardig om zich een beetje vreemd uit te dossen. Weet u wat me nu ook weer zo opvalt? Dat Hagenaars een