Maatstaf. Jaargang 22
(1974)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 98]
| |
Ben van der Velden Het engagement van Eugène IonescoToen in mei 1968 in Frankrijk de chaos compleet was, hervond Jacques Talagrand zijn oude strijdbaarheid. Niet dat hij tot dan een kans om het ‘linkse gevaar’ te ontmaskeren ongebruikt had laten passeren, maar de Mao's en Che Guevara's in de Sorbonne waren voor hem een waarschuwing dat hij niet kon volstaan met het onder zijn literair pseudoniem Thierry Maulnier in Le Figaro over politiek filosoferen. De schrijver Maulnier, onsterfelijk lid van de Académie Française en vriend van iedereen die de Koude Oorlog een slap aftreksel vindt vergeleken met de strijd tegen het bolsjewisme in ‘onze vooroorlogstijd’,Ga naar eind1 herinnerde zich hoe hij vroeger zijn tanden had laten zien. Vanaf zijn studietijd vriend van de in 1945 gefusilleerde Robert Brasillach, groot bewonderaar van Charles Maurras en strijder voor de Action Française, kan Maulnier zich erop beroemen medewerker te zijn geweest van het fascistische tijdschrift Je suis partout en zijn ideeën over ondergangsdreiging en redding van de westerse cultuur nooit te hebben gewijzigd. Thierry Maulnier richtte na mei '68 het Institut d'Etudes Occidentals op, waarbij ‘heldere geesten met ijzeren wilskracht, verantwoordelijke mannen en vrouwen’Ga naar eind2 zich konden aansluiten om onafhankelijk van de politiek de ‘agitatoren’ van mei en degenen die hen met hun neiging tot ‘collectieve zelfvernietiging’ waren gevolgd, te gaan bestrijden. Voor de dagelijkse leiding van het instituut en voor het hoofdredacteurschap van het ermee gelieerde tijdschrift Cité Liberté stelde Dominique Venner zich gaarne beschikbaar, een jongere figuur dan Maulnier maar politiek evenmin onbesproken. Venner, die met zijn kortgeschoren haar en zijn onbuigzame nek iets heeft van een soldaat die zich zelfs in bed op parade waant, had oorspronkelijk behoord tot de extreem-rechtse actiegroep Occident. Deze groep was in 1963 door Pierre Sidos opgericht, nadat zijn eerdere beweging Jeune Nation, die met de oas had samengewerkt, was verboden. In 1968 werd Occident verboden, waarna Ordre Nouveau werd opgericht, die vorig jaar werd verboden waarna de zaak voortging in Front national. Venner kreeg nog in 1963 ruzie met Sidos, nadat zij samen de gevangenis hadden verlaten waar zij opgesloten waren geweest wegens hun oas-activiteiten. De traditie volgend die extreem-rechts in Frankrijk gemeen heeft met de hele Nederlandse politiek, scheidde Venner zich af en richtte zijn eigen splinterbeweging Europe-action op. Die organisatie had echter een kort bestaan, dat eindigde in faillissement. Maar Venner ging verder en liet uit de as de Rassemblement européen de la liberté oprijzen. Venner strijdt nog altijd, waarbij hij er, zoals hij mij vertelde, van uitgaat dat de westerse cultuur er vandaag beter zou voorstaan wanneer het fascisme in de tweede wereldoorlog de overwinning had behaald (‘natuurlijk niet met de vervolgingen en zo’). Om het geheel wat meer gezicht te geven stelde Thierry Maulnier ook een erecomité voor het Institut d'Etudes Occidentals samen. Dat iemand als Pierre Gaxotte daarin terecht kwam is niet verwonderlijk. Hij werkte | |
[pagina 99]
| |
al met Maulnier samen aan Je suis partout en is vandaag zijn collega bij onder meer de Académie Française en Le Figaro. Maulnier aarzelde niet ook de toneelschrijver Eugène Ionesco voor dat gezelschap te vragen. Ionesco had en heeft de naam antifascist te zijn, iemand die wars is van alle totalitaire systemen, die engagement van kunstenaars verafschuwt en zich permitteert zowel bij rechts als bij links vraagtekens te zetten. De tegenstrijdigheden in dat beeld even terzijde gelaten, kon Maulnier echter weten dat de toneelschrijver graag in zijn kring zou deelnemen aan de strijd tegen het ‘overal infiltrerend marxisme’Ga naar eind3. Ionesco, met zijn grote minachting voor Berthold Brecht om diens linkse engagement, had zijn plaats bij extreem-rechts gevonden. Hoe goed Maulnier Ionesco had geschat bleek wel toen de toneelschrijver één van de intiatief-nemers werd van het Eerste internationale congres voor de verdediging van de cultuur, dat vorig jaar januari in Turijn werd gehouden. De organisatie was in handen gegeven van de in Frankrijk door Maulniers instituut vertegenwoordigde cidas (Centro Italiano Documentazione Studi). Zoals prof. Armando Plebe, senator van de neo-fascistische Movimento Sociale Italiano, mij uitlegde, was de cidas een onderdeel van zijn politieke beweging en was het congres ook geheel door de neo-fascistische partij gefinancierd. Dat wil overigens niet zeggen dat degenen die aangesloten zijn bij het Institut d'Etudes Occidentales en allen die het Turijnse congres bijwoonden neo-fascisten zijn. Er zijn maurrassisten bij en het psychoanalytische echtpaar André Stéphane is gematigd rechts. De in 1912 in Roemenië geboren Eugène Ionesco - die door ziekte verhinderd was in Turijn zijn lezing te houden - heeft zijn afkeer van Hitler en de Roemeense IJzeren Garde nooit onder stoelen of banken gestoken. Het is een gevarieerd gezelschap, dat zich door één gemeenschappelijk probleem aaneengesmeed weet: de exploitatie van de westerse cultuur door de marxistische overheersing.Ga naar eind4 De bestrijding daarvan is zo belangrijk dat alle onderlinge verschillen ervoor aan de kant worden gezet, dat de taalkundige Frédéric Deloffre, hoogleraar aan de Sorbonne, onder luid gejuich kan voorstellen naar communistisch voorbeeld een rechtse infiltrerende cellenorganisatie op te bouwen, die desnoods het straatgevecht niet moet schuwen. Dat de Chileense schrijver Ricardo Paseyro onder applaus kan meedelen dat ‘de aanvallen van het marxistische Allendebewind op de westerse, de katholieke cultuur’ gedoemd zijn te mislukken wanneer de strijd ertegen maar hard genoeg gaat. Hij had waarzegger moeten worden. Alain de Benoist, secretaris-generaal van de Franse extreemrechtse groep Nouvelle Ecole: ‘Waar gevaar is, is ook een redder.’
Wie zich over de vooraanstaande plaats van Eugène Ionesco in zo'n absurd gezelschap verbaast, heeft waarschijnlijk teveel van zijn toneel gezien en te weinig van hem gelezen over Vietnam, Chili, de Sowjet-Unie, over toneel, film en over links dat hij net als het fascisme van vroeger zo gevaarlijk vindt, dat hij niet slechts vergeet de totalitaire theorietjes van ‘het puin’Ga naar eind5 te bekijken, maar zelfs met de extreem-rechtse afbraak samen op de barricaden gaat staan. Eugène Ionesco, die sinds 1938 in Frankrijk woont, is als toneelschrijver begonnen. Het was in het begin van de jaren vijftig, in de tijd dat de HussardsGa naar eind6 hun campagne begonnen tegen het door Sartre gepredikte engagement. Was het engagement van rechtse schrijvers voor en tijdens de oorlog (onder meer in Je suis partout) niet funest gebleken? Nu kwam het gevaar van geëngageerd links, en de Hussards proclameerden dan ook - los van de engagementdiscussie en hun esthetische romans - hun rechtse ideeën. Ionesco, de toneelvernieuwer, was ook tegen engagement en didactiek op de planken. Hij was de anti-Brecht. Maar toen schreef hij nog in hoofdzaak toneelstukken die dat moesten tonen, en geen artikelen en boeken. Hij kreeg | |
[pagina 100]
| |
internationale faam en is sinds zijn Rhinocéros (1958) door velen als een geëngageerd schrijver beschouwd. Terecht, want ondanks Ionesco's bezwaren tegen engagement - tegen de anti-communistische toneelstukken van Thierry Maulnier ging hij nooit tekeer -, had hij een toneelstuk geschreven tegen totalitaire regimes. Ionesco, vijftien jaar later: ‘Wat Rhinocéros betreft, dat is een... kan men het een politiek stuk noemen? (...) Men heeft het als een anti-nazi-stuk beschouwd, in Argentinië als een anti-peronistisch stuk, in Spanje als een anti-stalinistisch stuk, evenals in Tsjechoslowakije en Polen. In de Sowjetunie en Oost-Duitsland ook, dat is trouwens de reden waarom het daar nooit gespeeld is.’Ga naar eind7 Maar ook in 1960 al voelde Ionesco in een interview met zijn alter-ego dat zijn mening over engagement en didactiek bij toneel en het stuk Rhinocéros niet perfekt op elkaar aansloten: ‘Alter-ego: “U verbaast mij. Was u niet nog recentelijk de gezworen vijand van dit genre toneel?” Ego: “Men kan geen didactisch toneel maken wanneer men onwetend is. Ik was een paar maanden geleden nog onwetend, tenminste over sommige dingen. Ik ben gaan werken. Nu weet ik, net als Onze Lieve Heer, de Duivel, Sartre en Pic de la Mirandole alles... alles... alles... En nog veel meer. Pas wanneer men alles weet kan men didactisch zijn.”’Ga naar eind8 Ionesco bewondert het engagement wanneer hem dat uitkomt, en verguist het wanneer dit beter in zijn kraam past. ‘Ik houd niet van Brecht omdat hij didactisch, ideologisch is’Ga naar eind9 - maar een lovend artikel over geëngageerde Russische schrijvers als Solzjenitsyn eindigt hij met: ‘Intellectuelen, geleerden, kunstenaars aller landen, verenigt u om het bestwil der volken!’Ga naar eind10 Ionesco heeft zich niet tot het schrijven voor het toneel beperkt. In 1962 verscheen van hem de bundel novellen en dagboeknotities La photo du colonel. In hetzelfde jaar kwam Notes et contre-notes uit, een bundel artikelen en notities over toneel en politiek. Frankrijk groeide naar mei '68 toe, Ionesco ook. In 1966 liet hij een uitgebreide versie van Notes et contre-notes verschijnen, in 1967 Journal en miettes, in 1968 Présent passé passé présent, korte aantekeningen en overpeinzingen waarmee de schrijver van het anti-toneel zich ontwikkelde tot een bestrijder van alles wat naar links rook. Na mei '68, toen de verbeelding van de machtige stoel was gerold en Ionesco ter verdediging van de westerse cultuur in het erecomité van het Institut d'Etudes Occidentales zat, is hij ook geregeld medewerker van Le Figaro geworden. Hij schrijft in die krant zijn mening over de meest uiteenlopende onderwerpen en bereikte vorig najaar een hoogtepunt toen hij het opnam voor de Chileense generaals. Deze geëngageerde Ionesco heeft niets weg van de hoofdpersoon in zijn eerste roman, Le solitaire, die ook vorig najaar verscheen. Die anti-held doet niets, barricadeert zijn appartement tijdens de burgeroorlog. Ionesco kiest partij, niet tegen iedere neiging tot totalitarisme, maar tegen alles wat ook maar de schijn heeft links te zijn. Daarbij vergeet hij niet alleen ook extreem-rechts te bekijken, maar schaart hij zich ertussen als een speurhond tussen de politieagenten. Wanneer Ionesco zich met politiek bemoeit, lijkt hij niet te worden geremd door een interesse in feiten. Zonder ook maar een ogenblik te spreken over de gevolgen voor de Chileense economie van de Amerikaanse houding tegenover het Allende-bewind, schrijft hij met een onmiskenbare minachting voor democratie: ‘Dat brengt mij ertoe te geloven dat alles wat in de politiek beweerd wordt het tegendeel van de waarheid is, onbeschaamde bedriegerij en mystificatie. Wij weten, wij vergeten snel. Wij weten ook, om op Chili terug te komen, dat het sinds twee of drie jaar economisch niet ging, dat was de ondergang: huisvrouwen in opstand die zover gingen dat zij de soldaten smeekten de regering Allende omver te werpen, vervoerders en vrachtwagenchauffeurs in staking, boeren en een groot deel van de arbeiders ontevreden enz. Dat is allemaal vergeten. Het is niet meer de | |
[pagina 101]
| |
fout van het economisch faillissement, het is niet meer de algemene ontevredenheid bij de meerderheid van de bevolking die de val van het regime heeft teweeggebracht. Men is het vergeten. Nu zegt men dat het de fout is van de reactie en van de Amerikanen. Zo schrijft men de geschiedenis volgens de vaste formule. Het is vanzelfsprekend dat wat men de reactie noemt misschien profijt zal trekken van de nieuwe situatie. Maar wanneer alles goed was gegaan, had de reactie niet opgetreden, omdat die zich dan niet gesteund had gevoeld door het volk.’Ga naar eind11 Na een vergelijking tussen Castro en Allende constateert Ionesco hoe socialistische regeringen niet voetstoots worden geaccepteerd: ‘Om aan de macht te kunnen blijven moet het socialisme in onze tijd nog gebruik maken van de onderdrukking, de tanks, de mitrailleurs, de politie, de angst.’Ga naar eind12 Het gele gevaar: ‘Franse staatslieden gaan naar China: zij spreken tegen ons over een glimlachend volk. Ik ben in Hongkong geweest, ik ben ik Thailand geweest, ik ben in Japan geweest, en het is juist de glimlach van die Aziaten die mij heeft beangstigd. Men kan niet raden wat er achter die glimlachen, die maskers verborgen zit.’Ga naar eind13 en ‘Wanneer China op de atoomoorlog voorbereid is, zal de aanslag op de mensheid dadelijk losbarsten.’Ga naar eind14 Behalve internationale politiek (‘Het ongeluk van de Vietnamezen interesseert hen niet. Wat hen interesseert is anti-Amerikaanse propaganda maken’Ga naar eind15) en engagement (‘Om op het toneel terug te komen, men kan bevestigen dat het zich niet kan ontwikkelen zonder dat het van de politiek uitgaat en haar in zich opneemt.’Ga naar eind16) is in Ionesco's notitieboeken en Figaroschrijfsels nog een groot thema waaruit blijkt dat hij zich niet beperkt tot het zetten van kritische vraagtekens, maar zich met kracht voor een politieke zaak inzet. Dat is de beschuldiging dat links vandaag dezelfde rol vervult als extreemrechts voor de oorlog. Voor de goede orde, onder links verstaat Ionesco in dit verband niet alleen communisten: | |
[pagina 102]
| |
‘In Zweden, waar het socialisme de mensen niet lichamelijk heeft uitgeroeid, lijden de Zweden, zij vervelen zich, plegen zelfmoord uit wanhoop omdat de hemel leeg is, zoals Ingmar Bergman zegt.’Ga naar eind17 In 1961 schrijft hij, na vastgesteld te hebben ‘Zijn de intellectuelen niet de uitvinders van het nazisme?’: ‘Wanneer men vandaag het woord bourgeois uitspreekt, of imperialistisch kapitalist, haast iedereen zich om die bourgeois of die kapitalist te doden, met dezelfde domheid en dezelfde verblinding...’Ga naar eind18 In 1967 constateert de toneelschrijver: In de oorlog ‘waren de Engelsen en Amerikanen net zo gehaat door de extremisten en rechtse Fransen als nu door de anderen.’Ga naar eind19 Alsof Stalin niet bestond schrijft hij: ‘In 1936 vertegenwoordigde links de vrijheid, de menselijkheid, de edelmoedigheid. (...) De tirannie is vandaag links. En wij zien vandaag dezelfde intellectuelen of hun zonen, vroeger progressieven van rechts, nu progressieven van links geworden, dat wil zeggen anti-progressieven.’Ga naar eind20 Nog duidelijker? ‘Ik geloof dat Hitler heeft gewonnen. (...) Ik geloof dat de onnoemelijke nazistische wreedheid slechts een voorteken was van de haat en de vernietigingsdrift die zich meester maakt van heel de mensheid, te beginnen bij de linkse bourgeois van vandaag, die de zonen zijn van de fascistische of nazistische bourgeois van de dertiger en veertiger jaren.’Ga naar eind21 Eugène Ionesco kijkt pessimistisch naar de westerse cultuur. ‘De wereld is de weg kwijt,’ stelde hij treurig vast in zijn openingsrede van de Salzburger Festspiele van 1972.Ga naar eind22 Net als Alfred Fabre-Luce in Le Monde en Pierre Gaxotte in Spectacle du monde met hun heimwee naar Algérie Française zag hij in de oliecrisis het omdraaien van de rollen: het westen zou de kolonie van het oosten worden.Ga naar eind23 Maar ondanks dat pessimisme probeert Ionesco de vloedgolf toch tegen te houden, sluit hij zich aan bij Thierry Maulnier, stelt hij ‘geschiedvervalsing’ aan de kaak: ‘Ik zal geen andere golf zijn (die als een ideologie verdwijnt), maar een rots misschien, dat wil zeggen een blijvende menselijkheid, een soort universeel geweten, soms bedekt door de golven, maar altijd aanwezig.’Ga naar eind24 Is het niet treurig voor Eugène Ionesco dat hij, hoe duidelijk hij zich ook maakt, toch nog regelmatig wordt beschouwd als iemand die slechts kritische vragen stelt en de antwoorden aan zijn lezers overlaat? Of heeft hij dat aan zichzelf te danken, aan zijn vermenging van zin en onzin als een kat die een stofje niet van een vlieg kan onderscheiden? | |
[pagina 103]
| |
|