| |
| |
| |
De plastic zak
Kleine talenten moeten flinke ellebogen hebben. Het letterkundige wezen Dirk Kroon (misschien bij tien Nederlanders bekend) heeft die zeker. Zo staat hij in de Spiegel van Victor E. van Vriesland en publiceerde hij eens een dichtbundel bij Meulenhoff, omdat hij ‘bezig was’ een dissertatie over Van Vriesland voor te bereiden. In zijn zestiende-rangs, echt dichterlijke bundels staat altijd wel een aan Van Vriesland opgedragen gedicht, en zijn laatste bundel De getekende dag is zelfs helemaal aan hem opgedragen.
Jarenlang heeft hij Maatstaf bestookt met zendingen, hele ladingen verzen, en die prompt, of minder prompt, terug ontvangen. Een vaste prik in de correspondentiemap, om zo te zeggen. Hij moest (onder meer uit het artikel De lettertuinkabouters van Gerrit Komrij in het Maatstaf-nummer 12 van april 1970) weten dat we die troep niet lustten, maar niets in zijn eergevoel belette hem een bijdrage af te dwingen aan het Victor van Vriesland-nummer van Maatstaf, om zo via een achterdeur het genoegen te smaken later achterop zijn laatste bundeltje te kunnen meedelen medewerker te zijn van datzelfde Maatstaf. Die man stinkt, en zijn gedichten luiden als volgt:
en de zon weer in aanzien
en de aarde meer oneindig
terwijl de volgende passage heel onvergetelijk is:
Waar lees je dat nog, vandaag de dag. Met hangen en wurgen, een niet aflatend gekruip in de holen van speciaal voor dat doel gekozen arrivé's en een weergaloos zo-nodig-moeten weet hij toch een paar echte gedrukte bundeltjes boven te toveren. Die jongen is zo typerend voor een bepaald klimaat, een klimaat waarin de blinde de lamme helpt, Den Besten Kroon, en Kroon Den Besten, elkander bejubelend en iedereen verguizend van wie ze ook maar een vermoeden rúiken dat-ie zou kunnen lezen, die jongen schrijft dus zulke nietswaardige lauwe thee, dat de redactie hem, eigenlijk uit menslievendheid, om hem portokosten te besparen, de volgende brief schreef:
De heer D. Kroon
Stresemannplaats 177
Rotterdam-Ommoord
| |
Amsterdam, 20 november 1973
Geachte heer Kroon,
In dank voor de inzage retourneren we u hierbij de ons op 10 oktober j.l. door u gezonden gedichten. In aansluiting op de redactievergadering die tot unanieme afwijzing besloot, kan ik u namens de redactie meedelen dat we er prijs op zullen stellen voortaan van uw zendingen verschoond te blijven.
Dit kan toch verder geen zin meer hebben!
De heer Komrij heeft u al tal van malen uw zendingen geretourneerd. Er zijn nog zo veel andere mooie tijdschriften!
Na vriendelijke groeten,
hoogachtend,
Martin Ros
Redactie
Bijlagen: 10 gedichten
| |
| |
Enkele dagen later lag er waarachtig een antwoord van Dirk Kroon op de deurmat:
| |
Rotterdam, 21 november '73.
De heer M. Ros,
Singel 262,
Amsterdam
Geachte heer Ros,
De hele zaak komt mij wat vreemd voor.
Eerst aanmoedigende briefjes en in oktober '71 een publikatie van 9 pagina's in Maatstaf.
Argeloos zie ik zoiets als een reden om geregeld werk in te zenden, wetend dat de beschikbare ruimte beperkt is. Ik ga er dan bovendien van uit, dat er niet naar namen maar naar afzonderlijke gedichten gekeken wordt.
Maar zie, er is een nieuwe redaktie, ik stuur twee maal werk in en de agressie viert hoogtij. Nu ja, ik trek m'n conclusies.
Overigens kunt u rustig gaan slapen, ik waak over u door m'n werk elders onder te brengen. En natuurlijk nog bedankt voor de leuke brief (vol ironie en zo en zonder enige reminiscentie aan concern-mentaliteit).
Met hoogachting,
Dirk Kroon,
Stresemannplaats 177,
Rotterdam-3014
Die ‘aanmoedigende briefjes’ zullen iets geweest zijn in de trant van: ‘Met dank voor de inzage retourneren wij u hierbij uw inzending. Hoewel er weer veel mooie gedichten bij zaten achten wij het geheel toch nog niet echt rijp voor publicatie. Gaat u vooral voort op de door u ingeslagen weg. Hoogachtend, de redactie’ en die ‘publicatie van 9 pagina's’ betreft voornoemde koppelverkoop in het Victor van Vriesland-nummer. Dat is dus de kwestie niet. Wel zijn er twee andere kwesties: a) hoe komt die Kroon in enen zo brutaal? en b) wat bedoelt hij met ‘concern-mentaliteit?’
Om die vragen te beantwoorden moeten we onze blik, met tegenzin, richten op Ad den Besten, in Maatstaf al eens gehuldigd als ‘de makelaar van christelijke verzen en anderszins gevoelvolle rommelzooi’. Deze Den Besten nu is de redacteur van een nieuw poëziereeksje, Seismogram (let op die naam: de vinger op de pols van de onderhuidse trillingen, de poëzie als zinderende ondergrondse huivering, door Den Besten blootgelegd en via Den Besten op weg naar De Slegte), uitgegeven door Bosch & Keuning n.v., Baarn. Tegelijk met de eerste deeltjes uit de reeks verscheen op hetzelfde formaat een bundel van Den Besten zelf, maar niet in de reeks Seismogram en met een tikkeltje sjieker omslag: nietwaar, hij blijft ten slot-
| |
| |
te de maestro. Sinds het verschijnen van die bundel van Den Besten, Een steen boven het water uit, zingt de redactie van Maatstaf, voorafgaande aan elke vergadering, steevast minstens één danklied eruit, waarna de leden der redactie om beurten opstaan en plechtig een strofe reciteren uit het schitterende gedicht dat begint met de regels:
waarmee het geslacht van God bepaald ingenomen moet zijn indien het, tenminste, geen David onder de leden heeft.
Maar terzake: een van de deeltjes uit de reeks Seismogram is Dirk Kroons De getekende dag, met op de achterzijde nog een extra aanbeveling van Ad den Besten; geheel volgens overlevingsbeginsel nummer één van het kleine talent: als je weinig hebt, haal er uit wat er in zit. Bij het verschijnen van dit en de andere deeltjes in de reeks was Martin Ros zo aardig ze in zijn boekenrubriek in nrc/Handelsblad te signaleren en zich te beperken tot de kanttekening dat ‘Den Besten het met zijn zes nieuwe dichters in de kritiek wel eens moeilijk kon krijgen’. Geen woord meer. Die kanttekening was zeer gerechtvaardigd, indachtig de manier waarop Den Besten vroeger al eens een reeks geleid had, De Windroos, een vuilnisvat waarin op den duur alles wat na een rondreis langs de literaire uitgeverijen gestrand was terechtkwam, met voor 97% dichters van wie je nooit meer iets terughoorde, en die nagenoeg allemaal schreven op datzelfde christelijke, hooghartige, diep-menselijke toontje dat door meisjes van dertien en dominee's in Drente in hun verblinding voor poëzie wordt aangezien.
Evenals Dirk Kroon liet Den Besten het niet op zich zitten, en dat ene zinnetje bracht hem tot de volgende verbijsterende brief aan Martin Ros, een brief die tevens zo'n kostelijk, én bescheiden, zelfportret bevat, dat we hem ook in zijn geheel willen laten volgen:
| |
Amsterdam, 29 november 1973
Geachte heer Ros,
Het was aanvankelijk niet mijn bedoeling, te reageren op uw ‘literair logboek’ van ± anderhalve maand geleden, waarin u onder meer mijn nieuwe reeks gedichtenbundels ‘Seismogram’ aankondigde. Op een bijeenkomst, deze week, met de dichters van deze reeks ben ik echter van gedachten veranderd. Daar bleek algemene verontwaardiging te bestaan over een zinnetje als: ‘Voorlopig beperk ik me tot de kanttekening, dat Den Besten het met zijn zes nieuwe dichters in de kritiek wel eens moeilijk kon krijgen.’ - Of het woordje ‘met’ geaccentueerd moet worden gelezen, weet ik niet, ik vermoed het slechts. Waar het echter om gaat, is, dat ik beloofde alsnog bij u en bij uw krant te protesteren.
Ziet u eens, waarde heer Ros, - het is mij al sinds jaren duidelijk, dat er door u en uw vrienden (Sontrop, Komrij en in iets mindere mate Poll) een geweldig stuk machtswil in de nederlandse literatuur van vandaag wordt ingedragen. Uw club zont zich ongetwijfeld in het aangenaam bewustzijn, al zóveel media ‘in handen te hebben’: nrc/Handelsblad, Maatstaf, Hollands Maandblad. Van die posities uit terroriseert u wie poëtisch niet naar uw smaak zijn. Ik wilde dat hier even uitdrukkelijk gesignaleerd hebben. Ik heb namelijk een antenne voor dit soort geheime concerns. Ze hebben, sinds ik meeloop, altijd bestaan, en hun ergernis jegens mijn persoon is altijd weer hoofdzakelijk geweest, dat ik me niets van hun monopoliserende pretenties en hun machtsmiddelen aantrok en steeds opnieuw - via De Windroos, Stroomgebied, Wending en nu weer Seismogram - een poëzie in het spel heb gebracht, waarvan men de dichters het liefst de nek zou hebben omgedraaid. Daarmee zijn immers, nu al sinds 1950, voortdurend vergelijkingsmogelijkheden gegeven geweest, en die zijn uiteraard een bedreiging voor ieder lite- | |
| |
rair totalitarisme. Met andere woorden: ik verstoor principieel en bewust het machtsspel, al ben ik helaas niét in staat, ook bepaalde winstgevende spelletjes te verstoren. Zo is het in het begin van de vijftiger jaren geweest, zo was het in de tijd van ‘gard-sivik’ (denk aan de actie tegen de bloemlezing ‘Dichters van morgen’!); het was zo, ofschoon in iets mindere mate, in de tijd van ‘Merlijn’, en het is opnieuw zo. Pas als een dichter/schrijver totaal niet meer uit het beeld weg te denken valt, voelen literatuurmakers van uw type zich gedrongen, zijn bestaan te erkennen en kentert langzaam de ‘waardering’. In die zin interpreteer ik bijvoorbeeld het feit, dat u in ‘Maatstaf’ onlangs Arie van den Berg hebt toegestaan, voor Habakuk
ii de Balker in de bres te springen.
Ik ben een ergerlijk persoon, ik weet het, en ik ben er zelfs een beetje trots op, dat ik de vijandschap oproep van bepaalde lieden (ook door de eigengereidheid van mijn ideeën over poëzie natuurlijk). Dat ergerniswekkende van mij wordt bovendien nog geaccentueerd door twee feiten, waarvan ik me persoonlijk al wel bewust was, voordat een paar jaar geleden een bekend dichter, die lang, té lang, in de machtsstrijd geïnvolveerd was geweest, ze mij op een briefje gaf: ten eerste het feit, dat ik zo onaantastbaar ben, aangezien ik immers op geen enkele manier de wens koester, van de literatuur te leven, en alleen pretendeer - ook als ‘germanist’ - voor de literatuur te leven; ten tweede het feit, dat niemand mij ‘gevoel voor poëzie’ kan ontzeggen, - zo'n reeks als ‘De Windroos’ bewijst eenvoudig, dat een dergelijk gevoel bij mij aanwezig moet zijn, en ‘Seismogram’ (waarvan u nog nauwelijks een letter had gelezen, toen u uw vooroordeel uitbazuinde!) zal het opnieuw bewijzen.
Misschien interesseert het u te weten, dat uw arrogantie ook buiten de kring van ‘Seismogram’-dichters is opgevallen. De krant waarin uw stukje stond was koud een dag uit, of van twee kanten kreeg ik het als uitknipsel toegestuurd, voorzien van strepen resp. uitroeptekens in margine. Een van de toezenders, een mij vaag bekende literatuurliefhebber, had bovendien de rij namen van dichters die in ‘De Windroos’ gepubliceerd hebben met elf andere aangevuld en van de door u vermelde er twee, als volgens hem blijkbaar minder relevant, doorgehaald, - daarbij als commentaar: ‘Je reinste Hinabwürdigung!’
Met in dit verband passende gevoelens van achting, teken ik
Ad den Besten
Nic. Maesstraat 141ʺ
Amsterdam Z
P.S.: Een afschrift van mijn briefje aan de redactie van nrc/Handelsblad gaat hierbij.
Volledigheidshalve ook dat briefje aan nrc/Handelsblad, het kan niet op:
| |
Amsterdam, 29 november 1973
Redactie nrc/Handelsblad
Westblaak 180
Rotterdam-2
Mijne Heren,
Ingesloten doe ik u toekomen een brief aan uw medewerker Martin Ros (met het verzoek, die aan hem door te zenden) en een voor u bestemde doorslag van het aan hem geschrevene. Ik denk dat de inhoud voor zichzelf spreekt.
Persoonlijk ben ik al sinds vele jaren van mening, dat in uw krant - waarop ik nu reeds zo'n tien jaar geabonneerd ben en die ik in het algemeen op hoge prijs stel - de berichtgeving over poëzie zeer tekort komt en dat de aard van die te geringe berichtgeving op grievende wijze tekort doet aan dichters en bundels en überhaupt aan wat er in onze poëzie gaande is.
| |
| |
Ik maak van de gelegenheid gebruik om de hoop uit te spreken, dat dit nog eens veranderen zal.
Met de meeste hoogachting
Ad den Besten
Nic. Maesstraat 141ʺ
Amsterdam Z
Twee kostelijke brieven, dunkt ons. Ook de opmerking omtrent ‘concern-mentaliteit’ van Dirk Kroon is er ineens duidelijk door geworden. Maestro Den Besten zal het hem haarfijn uit de doeken hebben gedaan.
Het is werkelijk buitenmate om hoofdpijn van te krijgen, hoe deze grapjassen een samenzwering verzinnen zonder een woord te reppen over het feit dat ze, volkomen ongevraagd, wanprodukten voortbrengen, of althans een zéér, zéér matig produkt. Voor Den Besten en de zijnen is het-kunnen-onderscheiden van infame oplichterij en behoorlijke poëzie synoniem met concern-mentaliteit. ‘Een geweldig stuk machtswil,’ zoiets kan toch alleen maar een lid van de vvl bedenken!
Die Vereniging van (of voor?) Letterkundigen beantwoordt de vraag waarom deze rakkers in enen zo uit hun slof schieten. Aangezien iedereen die kán schrijven geen lid is van de vvl of op zijn minst een papieren lid (de gehele redactie van Maatstaf bestaat uit niet-leden, uiteraard), nemen de grootste nonvaleurs daar het heft in handen. Den Besten zit in een soort voorzieningsfonds van noodlijdende schrijvers, en bij hem moet je waarschijnlijk nederig je hand ophouden en smeken, al zit er in je drol meer poëzie verscholen dan in heel Zijn oeuvre. En Dirk Kroon, ons aankomend dichtertje van weliswaar kleine, maar verdomd ménselijke regeltjes, hij zelf, Dirk Kroon, bij tien Nederlanders bekend, is zojuist benoemd tot lid van het Fonds voor de Letteren, zodat Hij medebeslist over de verdeling van enkele miljoenen onder letterkundigen. De lakeien en de vazallen aan de macht: driekwart van de Nederlandse schrijvers haalt opgelucht adem, want als je net zo slecht schrijft als Kroon, krijg je in elk geval je geld.
Nu, ‘officieel erkend’, ja, posities innemend in hoge organen, komen ze met geborneerde briefjes over samenzweringen van mensen die elkaar nauwelijks kennen en vermeende ‘autoritaire’ mentaliteiten bij anderen, want je blijft tenslotte een ‘anti-autoritaire vakbond’ vertegenwoordigen, is het niet, en die willen wat leuzen terug.
Iederéén moet nu aangezocht worden als lid van de vvl, volgens de ledenvergadering van 13 oktober 1973; ‘zij die een uitkering uit het Fonds hebben ontvangen ingevolge het leengeld; al diegenen wier namen voorkomen in het Nieuwsblad voor de boekhandel, aanschafinformatie bibliotheken, recensies e.d.; regelmatig publicerende leden van andere organisaties.’ De numerieke sterkte en de kwalitatieve armoe van deze vereniging worden zo steeds schrijnender. In zo'n klimaat grijpen de Kronen, de Klatsers, de Hazeuën, de Poletten, de Fergusonnen, de De Vreedes en de De Langes naar ‘de macht’ om ‘de literatuur’ te vertegenwoordigen, waarop weer een nieuwe uittocht van talent volgt. Een vicieuze cirkel, en een ontwikkeling die gevaarlijk is. De vvl vertegenwoordigt op dit moment niemand, alleen de nullen, crm zou zich hoognodig moeten bezinnen of zij aan dit kliekje van elkaar indekkende amateurs wel zoveel gelden en mogelijkheden mag toevertrouwen.
Opgave: lees nog éénmaal de leugens van Ad den Besten.
Goedenavond, dames en heren, dit was De plastic zak, bestemd voor de stinkers onder ons. Deze - redactionele - rubriek zal op gezette tijden terugkeren, zodra er weer eens een tuinkabouter jokkebrokt. Alle documenten zullen onvervalst en democratisch worden geopenbaard. Alle!
|
|