bertus aafjes
de dichter a. roland holst
Ik vind het bijna onmogelijk over de dichter A. Roland Holst te schrijven. Daarvoor ben ik te zeer bevriend met hem. Tientallen jaren reeds wordt Roland Holst ‘De Prins der Dichters’ genoemd en niemand heeft hem die titulatuur ooit ernstig betwist. Grote dichters als Bloem of Nijhoff vonden eenvoudig dat deze titel hem toekwam uit hoofde van de grootheid en de aard van zijn dichterschap. Ik heb niemand gekend die zo met huid en haar dichter was als Roland Holst. Tenzij Achterberg, maar om een of andere reden zou ik de woorden ‘huid en haar’ bij Achterberg achterwege laten. Beide dichters hebben zich met heel hun existentie voor hun dichterschap ingezet, maar bij Achterberg was die inzet meer zichtbaar als een inzet van de ziel. Roland Holst heeft altijd vanuit de totaliteit van zijn ziel en zintuigen gedicht, heel zijn aardse levenswandel heeft hij omgezet in poëzie, zodat de poëzie de legitimatie van die levenswandel geworden is.
Bij Roland Holst kan men moeilijk zeggen wat er eerder is: het leven of de verwoording ervan. De facto vindt het dichten eerst plaats na de belevenis - maar ik geloof dat bij Roland Holst de belevenis reeds terstond gemodelleerd is naar de poëzie en dat hij als dichter evenzeer aanwezig is in het uitoefenen van zijn levensfuncties als in het schrijven van zijn verzen. Hij richt zijn leven in naar zijn poëzie en niet zijn poëzie naar de grillen van het leven.
Ik ben nu bijna een mensenleven bevriend met de dichter Roland Holst en ik heb in al die jaren nooit - zelfs maar voor een ogenblik - een onderscheid gezien tussen de dichter en de mens.
Mocht men nu denken dat een dergelijke identificatie van een