der Dieren en Remco Campert's Standbeeld Opwinden vonden zijn goedkeuring. (Wat een tijd was dat. Ik stal die bundels uit de boekwinkels en ging met m'n vrienden naar café Eylders om de dichters te zien. Ze wilden ons daar alleen maar coca cola schenken. Ik was toen een jaar of veertien.)
Soms had oom Jani geheimzinnige literaire bezigheden die hem voor een dag naar Amsterdam brachten. Hij kwam dan vaak bij ons tukken. Dat wil zeggen lunchen en een uurtje slapen. Als ik dan uit school kwam werd er boven aan de trap gezegd: sst, oom Jani doet zijn tuk.
Toen ik zelf dichtte was ik in bezit van het zg. ‘jasje van oom Jani’. Naar de mode van die dagen ging ik geheel in het zwart gekleed, maar bij speciale gelegenheden droeg ik over m'n zwarte trui en jeans een geruit Engels jasje, countrystyle, met van die leren stukken op de ellebogen. Als mij gevraagd werd hoe ik er aan kwam, want zo'n jasje had niémand, antwoordde ik langs mijn neus weg: ‘Dat is een afdankertje van Roland Holst.’
Ook thuis was het jasje een begrip.
‘Wat doe je aan naar dat feestje?’
‘Het jasje van oom Jani.’
‘Alweer?’
Ik was er in die dagen heilig van overtuigd dat het jasje van hem afkomstig was, maar kort geleden is er een andere herinnering boven komen drijven, die een nieuw licht op het jasje werpt.
Ik weet nu weer dat ik het eigenlijk van een overleden oom had geërfd, maar het niet durfde aan te trekken. Zo'n jasje had immers niemand.
Tot oom Jani op een middag kwam tukken en ik het idee kreeg om het op hem uit te proberen. Hij droeg zulke kleren. Hij moest dus kunnen aanvoelen of ik er voor gek mee liep of niet.
Voor ik hem ging begroeten trok ik eerst het jasje aan. Het