Maatstaf. Jaargang 20(1972-1973)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 866] [p. 866] jacob groot [gedichten] opdracht Zijn geschreven en gesproken woorden behoren tot het weinige onvergetelijke dat ik nog weet. Dit gedicht toont niet de sombere ouderdom. Het gaat over mij, maar, letterlijker dan ik mij voor kan stellen, gaat het, op het uiterste moment, zowel over hem als over mij. Dan is het ook waar dat die ouderdom hem in niets van ons onderscheidt. [pagina 867] [p. 867] het huis met de pilaren Die mij, zoals ik zelf, ontvielen, of die hier bij mij is; die dwaal- de en stierf, of de herder der zielen: ik zit te denken aan allemaal. Vraag maar, maar vraag maar niet meer of ik bij je ben. Pas in mijn avond wordt alles waar: zelfs jij; kijk maar naar binnen. De oude stemmen om de haard. Het zelfde vensterraam. De brink. De zee die ons alsmaar herhaalt. O, werelden waarin ik wegzink. Vorige Volgende