Maatstaf. Jaargang 20
(1972-1973)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 777]
| |||||||||||
willem m. visser / de beer is los!In Maatstaf 20/8 (dec. '72) vertelt Helen Mellaart ‘de waarheid omtrent Olga’ uit Turks Fruit van Jan Wolkers. Als reden hiervoor geeft zij op, dat ze voortdurend door vrienden wordt opgebeld die in de Olga uit het laatste hoofdstuk haar vriendin Agnes herkennen. Een merkwaardig argument. Is het de schrijfster Helen Mellaart niet bekend dat er een literaire werkelijkheid bestaat naast de alledaagse werkelijkheid? Je zou het wel denken. Wat haar drijfveren tot het schrijven van dit verhaal ook geweest mogen zijn, ze heeft er in elk geval mee bereikt dat we nu kunnen konstateren op welk een meesterlijke wijze Jan Wolkers de gewone werkelijkheid heeft getransformeerd tot een literaire werkelijkheid, waarin elk detail een functie heeft in het kader van het hele werk. Dit laatste kan men van Helen Mellaarts schrijfsel bepaald niet zeggen. Ze geeft haar relaas de titel ‘Negen en veertig beren’. (Negenenveertig behoor je als één woord te schrijven; dit voor ‘de vriendin die mijn verhalen corrigeert’ en die meer fouten laat zitten.) ‘Negen en veertig beren’ dus, een aardige titel. Maar ik heb niet de indruk dat daarmee het thema van het verhaal wordt weergegeven. Of het moest zijn dat gedoeld wordt op het karakter van de vele eentonige verhaalfragmentjes, die alle moeizaam van de grond komen. Hoe slecht het verhaal geschreven is - ik beperk me tot een voorbeeld - moge blijken uit een opsomming van de beginwoorden van elke perikoop:
| |||||||||||
[pagina 778]
| |||||||||||
Vergelijken we dit verhaaltje met het laatste hoofdstuk uit Turks Fruit, dan hebben we meteen een overtuigend voorbeeld in handen van het verschil tussen lectuur en literatuur, uitgaande van eenzelfde gegeven. Het bedoelde hoofdstuk draagt niet de titel Rosita Turbinata, zoals Helen Mellaart schrijft, maar Rosa Turbinata. De roos is een belangrijk motief in het werk van Jan Wolkers: de roos is symbool van het levenGa naar eind* (Op de kist van Agnes liggen functieloze hyacinten.) Het leven in Turks Fruit is, evenals in Een roos van vlees, iets dat op het eerste gezicht aantrekkelijk lijkt, maar dat als je doorbijt walgelijk blijkt te zijn: turks fruit, of anders gezegd: tumor onder een pruik, de dood in het leven, bloeddruppels bij het plukken van een roos. Al deze omschrijvingen treffen we aan in het hoofdstuk Rosa Turbinata. Daarnaast heeft de titel Rosa Turbinata ook betrekking op Olga, niet alleen omdat zij een hevig bewogen leven geleid heeft, maar ook omdat ze roodharig was. De pruik die ze kreeg was ‘iets vuriger rood dan haar vroegere haar’. Deze schone schijn van een fel, vurig leven moet, ondanks alles, bewaard blijven; het is het enige houvast: ‘Dolgelukkig was ze ermee. De eerste middag dat ze hem ophad zat ze aan een stuk door luchtig met haar handen over het hoofd te voelen.’ Ondanks de dood, door de dood heen, en tegen de dood in moet dat zo blijven: ‘Ik zei dat ze hem moest ophouden. Dat ze het zelf zo gewild had.’ Het zijn de laatste woorden uit Turks Fruit. Zin-vol. | |||||||||||
[pagina 779]
| |||||||||||
In tegenstelling tot het theatrale slot van de Negen en veertig beren: ‘Toen zakte de kist weg. Mijn hart werd meegetrokken en mijn keel werd dichtgeknepen. Ik haatte iedereen. Waarom had ik dat beertje niet in mijn handen?’
Tja, waarom? |
|