| |
| |
| |
michel dhondt
brieven aan de koningin
Amsterdam, zondag 24 september 1972.
Woensdag was ik weer op mijn post in het Hondenpark.
Een jonge bedevaarder keek naar me en fietste in
Ik dacht bijna dat het een meisje was.
Wat later kwam hij terug en boog zich voorover
Zo reed hij verder, een beeld van tederheid dat
zich oploste in de nazomer.
Was hij Sindbad de Zeerover?
| |
| |
| |
Tweede brief aan de koningin
De kleuren van het najaar
Amsterdam, vrijdag 29 september 1972.
Jantje uit de Vrolijke Kinderenstraat heeft bruine
In het Leuvenumse bos zag ik het eerste rood in
Zwart glimmende braambessen barstten van het koele
Houdt u van de rupsen van de moerbeiboom?
Ik weet niet wie de blonde bedevaarder was die
vanmiddag om half vijf voorbijfietste in het Honden-
Hij tastte met een hand onder zijn brede zwarte
| |
| |
| |
Derde brief aan de koningin
De kleuren van het najaar (vervolg)
Amsterdam, dinsdag 3 oktober 1972.
Fluwelige vogels vliegen over de groene notebomen.
De bossen zijn de schatkelders van de natuur.
Komt u nooit langs het hek van de supermarkt?
De bijen beginnen te sterven.
Op een berghelling in Provence zag ik een geel
huis onder een azuurblauwe hemel.
| |
| |
| |
Vierde brief aan de koningin
Vrije tijd
Amsterdam, donderdag 5 oktober 1972.
Freddy is lief en geduldig.
Ik ben verlegen en bang voor de gluipers.
De karpers stoeien met luchtbellen.
Het blauwe teehuis heeft te vroeg gesloten.
Van de zomer heb ik in de Kankerstraat een oranje
| |
| |
| |
Vijfde brief aan de koningin
Vrijdag
Amsterdam, vrijdag 6 oktober 1972.
De adjudant van Sindbad de Zeerover patroeljeerde
Vrolijke oude mannen menden de paarden van de
Om vijf over half zes kwam de onbekende blonde
bedevaarder van vorige vrijdag voorbij.
Hij vertraagde; het leek of hij bij me wilde
Ik weet niet hoe ik hem moet noemen.
Magere Hein zat in de Bijenkorf koffie met gebak
| |
| |
| |
Zesde brief aan de koningin
Tegen het eind van de middag
Amsterdam, zaterdag 7 oktober 1972.
Een lieve bedevaarder kwam verguld uit het lage
Hij gaf me zijn beeld te drinken.
Het leek of ik ontwaakte.
Ik hield van hem en van de dingen.
| |
| |
| |
Zevende brief aan de koningin
Avond
Amsterdam, dinsdag 10 oktober 1972.
De wind komt uit het oosten.
Morgen zal het mooi weer zijn.
Ik weet niet of Rogier viool kan spelen.
| |
| |
| |
Achtste brief aan de koningin
Morgen
Amsterdam, zaterdag 14 oktober 1972.
Eldert is toch nog gekomen.
Hij had weer zijn mooie kleren aan.
‘Wat dacht je?’ zei hij teder.
De wind speelde in zijn haar.
Zijn broek is wat te klein geworden.
Om kwart over een kwam de Eikelplukker ons halen.
| |
| |
| |
Negende brief aan de koningin
De kleuren van het najaar (slot)
Amsterdam, donderdag 19 oktober 1972.
In de tietenboom hingen bruine trossen.
‘Kan u me optillen?’ vroeg Oscar.
Hij had een paarse broek aan.
Zijn gulp sloot met een witte veter.
Het vlees van zijn dijtjes en billetjes is heel
| |
| |
| |
Tiende brief aan de koningin
De rijkdom van oktober
Amsterdam, vrijdag 20 oktober 1972.
In de kut van Irma Schuit gedijen de paddestoelen.
‘Mevrouw, wat hebt u een mooie hoed op!’ roept Jules.
De moeder van Oscar hangt het wasgoed boven de bomen.
Mijn vader slurpt een rauw ei uit.
Mijnheer Dash kan ook bij u langskomen.
| |
| |
| |
Elfde brief aan de koningin
Maandag
Amsterdam, maandag 23 oktober 1972.
Bij het vallen van de avond kwam ik een witte
Hij ving me in een bundel stralen.
We kenden elkaar van deze zomer.
Niemand plukte de vlierbessen.
Het spektrum werd smaller.
Hij reed weg in de richting van de Blauwe Mane-
| |
| |
| |
Twaalfde brief aan de koningin
Blauwe brief
Amsterdam, dinsdag 24 oktober 1972.
De eerste morgen in Die klom ik over de bergflank
Ademloos liep ik onder de hoge masten.
Een geurige stilte omringde me.
‘Hé, Sindbad, kom nou effe!’ riep ik vrolijk.
Er waren nog kleine blauwe bloemen.
Op de koele stenen bij de beek at ik mijn brood op.
| |
| |
| |
Dertiende brief aan de koningin
Verlichte brief
Amsterdam, vrijdag 27 oktober 1972.
President Kekkonen kan niet veel zien met zijn
In het nieuwe museum ligt al elektriciteit.
Gele dagen wimpelen over het jonge leven.
Arme boeren wachten tot het voorbij is.
In de lichtgrauwe avond is er muziek van een
De katten van de buren komen hier niet meer in
| |
| |
| |
Veertiende brief aan de koningin
Afscheidsbrief
Amsterdam, vrijdag 3 november 1972.
In de laatste uren van de zomer zag ik de lieve
Hij stond naar me te lachen in het gouden licht.
Tegen de avond werden de schaduwen langer.
Ik joeg de meeuwen weg uit de tietenboom.
Eldert groette me bescheiden.
Het was een mooie nazomer.
|
|