tussen 1948 en 1958 in Colombia bracht de dood aan naar schatting 300.000 personen, vooral uit de boerenbevolking. In deze ‘burgeroorlog’ werd een machtsstrijd tussen elite-groeperingen uitgevochten ten koste van de arme bevolking. Toen de boeren door de strijd zelf steeds bewuster werden van de noodzaak van een werkelijke bevrijding, werden zij hardhandig onderdrukt, zoals beschreven door de priester-guerrillastrijder Camilo Torres (die zelf het slachtoffer werd van de voortgaande onderdrukking in Colombia in de zestiger jaren). Hoeveel de bevrijdingsoorlog in Indo-China, waar ook weer een hoofdrol gespeeld wordt door de boeren die hun land terug willen (eerst van de Fransen en nu, in het Zuiden, van de rijke Zuid-Vietnamezen) zal kosten is niet te becijferen. Het rekenen wordt nog moeilijker als we aan de toekomst denken, voor die landen waar de onderdrukking steeds groter wordt, maar het verzet van onder op toch wel weer zal groeien. We kunnen hierbij denken aan de boeren van de Philippijnen, waar een sterke verzetsbeweging in 1954 werd onderdrukt, maar waar het steeds smeult. Of aan de boeren van Brazilië, wier gematigde beweging in 1964 de kop werd ingedrukt. En vooral de boeren van Indonesië, van wie er in 1965 een half miljoen vermoord werden door het leger en enkele fanatieke elite-jongerengroeperingen.
De strijd in deze landen zal, als er geen verandering komt, zeer ‘kostbaar’ zijn aan mensenlevens. En er zijn nog talloze andere landen... voor ingewijden komen er regelmatig berichten binnen over het vermoorden van boeren en hun leiders in Guatemala (wel eens het tweede Vietnam genoemd), Honduras, El Salvador, Mexico, Turkije, Ethiopië en niet te vergeten Zuid-Afrika, Angola, Mozambique en Guinee-Bissan.
In de boekhoudingen, lees: computer-berekeningen van de grote ‘dénk-tanks’, zoals die van de voor de Amerikaanse Luchtmacht werkende Rand Corporation in Santa Monica, California, staan tegenover de kosten aan mensenlevens de baten die ‘politieke stabiliteit’ of continuering van een