Maatstaf. Jaargang 20
(1972-1973)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 590]
| |
hanneke holzhaus
| |
[pagina 591]
| |
Avenue. Tante Cri, in de zoveelste aanslag voor een peinzende dorpskeuvel (want Waar Blijft Je Stukje? kraken krant en blad door het gevreesde toestelGa naar eind8) en zij meteen van ja o ja, maar Heregod, liever nog deed ze vandaag ereis gewóón), tante Cri legt de pen maar weer neer. Chrispijntje eist het. Hij eist het zo hoorbaar dat buuf en haar konijn er weet van hebben. Hij brult. En huilt. En grient. En snottert. En snuift. Krijst weer. En loeit. Hij jankt. Maar wat ister dan, informeert ze, hem voorzichtig schuddend bij het kapstokje van zijn halsGa naar eind9). Uit de natte praatopening sijpelt een droevig relaas. Met de zoete substantie aan de knuistjes had de logee het schamel hofje betreden, niet oplettend genoeg om de onzalige injectie van een overslecht snoepgraag brombeestGa naar eind10) te vermijden. Het doet pijn. Tante kan warempel een bergjehoog ongaaf kindervlees ontwaren. Salvékwlekje d'r op, pepermuntje d'r op, kusje hier, bemoedigend wegwezertjeGa naar eind11) daar... en de rust keert weer. Maar de broodnodige muze, die vlak voor het incident nog aanwezig was om een flink stuk bladvulling te versieren, heeft zich inmiddels wenend uit de voeten gemaakt. Dan maar naar Het Juiste Woord gegrepen, of in de opperste nood maar naar Van Deyssel of zo. God zegene de greep. In het prieeltje snikt Chrispijntje, vinger in de reukopening, pijntje bedwingend, mokkend. Tante doet haar stukkie in het vlopje. En geen dubbelparig gepote, lodderogige springdolle houtzoeker-doodliggerGa naar eind12) zal het lezen. |