Maatstaf. Jaargang 20

[p. 582]

cursief

o vadertaal wat zijt gij vuil/gore opmerkingen van jan gommert elburg

Waarom zou je ouwe knoeiers uit de sloot halen? Hadden ze maar ergens anders moeten gaan liggen rotzooien.

*

Lullig gedrag: de daad bij het schuttingwoord voegen.

*

Laten we wel wezen, eigenlijk is er maar één stand voor het naaien: de kleermakerszit.

*

Sacherlood! En dan liefst gesmolten. Met andere woorden: het recept voor een verrukkelijke Sachertortuur.

*

Nog een recept dat ik in het damesblad zou willen lezen: kuit met peren.

*

Al maanden alleen maar de tafel gedekt en toch wordt mammie dikker.

*

[p. 583]

Autoscholier: jawel, ècht rijden, maar voor je mondeling moet je altijd zakken.

*

Hij las verward in de Negerhom van oom Tut.

*

Weerzinwekkend gesprek (opgedragen aan bekend komisch duo): Ik kon niet meer lopen, vandaar dat ik rijen ging. Haha, en nou zit je, omdat die voetganger liggen bleef.

*

Overigens zal je toch Wim de Bi heten in die kringen. En op de K. van Kooten zat een grote spin.

*

Ik verstond toch duidelijk dat je ‘moet je horens’ zei, liefje.

*

En dan te bedenken dat ik eigenlijk bang in donker ben, sprak de man die de negerin beminde.

*

Niet voorhuid, sufferd, voorruit, bij 160 km per uur!

*

Oog-appel en aard-kloot. Wat voor cijfer hadden die ouwe jongens eigenlijk voor plant-en-dierkunde? Of lagen toen de verhoudingen anders?

[p. 584]

*

Ach, bami, al gaf u mij maal een sneedje blood, mevlouw.

*

Toch werd zijn gebed wel verhoord: er lag daar opeens een lelijke, arme, domme, ongestelde lesbienne op zijn eenzame sponde.

*

Sergeant tot Milva: suctie halt!

*

Ik begin te begrijpen dat partnerruil gewoon het modeltekenklubje uit mijn prille jaren is.

*

Fotoblad: zij laat zich in bad pakken.

*

Als u zegt ‘wij moeten allebei sterven’, knik ik wat verveeld. Als u zegt ‘we moeten allebei pissen’ zeg ik: toevallig niet.

*

Exclusieve clubs, alle dagen van de week: herenverband.

*

Als ik het gekreun van zo'n Hollandse matras hoor, begrijp ik niet waarom ze dat springveren noemen.

[p. 585]

*

Hang er wat voor zeg, ik vat kou van je hartstocht.

*

Progressief zijn, vandaag de dag: ook je groente uit de stront willen halen.

*

Heeft er niet zo'n vent met een dubbele naam ‘Ueberpeitschungen van een Prammensucker’ geschreven?

*

Make love, not war. Vertaald: kuit schieten.

*

Meisje uit de warme buurt: nee opa, daar trap ik niet in, alleen een stijve in de ijskast krijgen.

*

Ken je hem: goed in het pak maar uiterst primitief: trots op zijn omvangrijke peniskookster.

*

Ach, een vrouw vasthouden... Met een man gaat dat veel gemakkelijker. Al was het alleen maar door het handvat.

*

Ik, hij, gghh.

[p. 586]

Willi Brandt? Wat zou dat een mooi gezicht zijn in zo'n donkere nacht.

*

Niet dat benauwde, riep hij, stikkend van het lachen. En hij pakte zijn vrouw van heb ik jou daar.

*

Dronken Lord! Ben je nou helemaal van het kruis gelazerd!

*

Als Christen voelt u zich nu zwaar in het kruis gespijkerd.

*

Kop in mijn droomkrant: baarmoeder gekanteld.

*

Of nog dit duidelijke geval van elefantiasis: babarmoeder.

*

Eergisternacht. Tijdens het afkikken na mijn klaarkomen had hij het bijna: het verband tussen aanstoot en cocu. Maar ik ben ingeslapen, ondanks de bezwaren die zij maakte.

*

Variatie X + I: alles aan, behalve mijn verloving.

*

[p. 587]

Uit, goed voor u! riep die reklamegriet maar steeds. Ik schijn niet meer in te zijn.

*

Kindertjes maken is kindertjes breken.

*

Winter- èn zomerpret in koloniale tropen: teelballen gooien.

*

Wanneer ik weer zo'n geschoren kutje zie, hoor ik die vlaamse omroeper altijd zeggen: Een stijve bries over het Nauw van Kales.

*

Wie zal De Kadt de bal afbinden?

*

Vijf pils voor de houthakster: wees bij de pinken, wees wijs, vinger jezelf met je duimen, Lot.

*

Turkentrekker: ‘Ha die Moslim.’

*

Wat lul je nou, maagdevlies... Hóórnvliestransplantatie!

*

Je bent bekakt en je stinkt ook.

[p. 588]

Amsterdam. En ik dronken. Zij die als Keizerin en bezopen piste ik in Haar Krullen.

*

Right or wrong, my cunt.

*

Ben je mal, het is niet de penis die uit zijn as herrijst!

*

Als ik hem met die dikke wijven zie, denk ik: hij doet nog steeds zijn propjes.

*

Weef je wát me pijnlijk lijkt? Pisgraten.

*

Roosje zag een knaapje staan, Roosje stond te hijgen.

*

Het zit me tot hi hi, ja, tot daar, liefje.

*

Ik beminde haar tussen aanhalingstepels.

*

Square grap op reis: Carré de l'Est? Zeg maar Carré de Lesbos, sprak zij, na de maaltijd aan haar vingers ruikend.

[p. 589]

*

Zijn epistel stond stijf van de liefdesverklaringen.

*

Dag inspecteur, ik ben geheel en ineens aftrekbaar.

*

Ja vreemdeling, het is merkwaardig, maar poesje is ook kátje.