| |
| |
| |
gemma le denn-pappot
jacques laurent en les bêtises: de bekentenis van een ghostwriter
Naar hun manier van werken kunnen we onderscheid maken tussen twee soorten schrijvers: de ploegers, die hun twee pagina's per dag produceren en het hele jaar door volgens een vastgesteld schema werken, en de begenadigden, die in een periode van genialiteit binnen een paar weken of maanden een roman schrijven.
Flaubert was een zuiver voorbeeld van de nijvere soort - Stendhal, als we tenminste het deel van zijn oeuvre nemen dat hem beroemd heeft gemaakt, behoorde tot de genialen.
Le rouge et le noir, La Chartreuse de Parme kwamen tot stand in 't ongelooflijke tempo van 20 à 30 pagina's per dag. Een dergelijke kreativiteit doet denken aan wat Whistler van zijn schilderijen zei: Ik heb ze in een kwartier geschilderd, met de ervaring van een heel leven.
Bij Stendhal gaat er, achter de geniale romancier, toch wel een nijvere werker schuil - Henri Beyle schreef vijftien delen slecht toneelwerk en middelmatige essays voordat hij, zonder dat nou juist gezocht te hebben, een gewaardeerd kunstkritikus bleek te zijn. Zijn romans lijken uit de hemel te vallen, maar ze zijn het resultaat van wat jarenlang onvruchtbare arbeid leek. Stendhal werkt bij voorkeur in een soort roes, een ‘détente productrice’, simultaneïteit en flash-back zijn hem vreemd, de lezer wordt - net als de schrijver - meegezogen in een ritme dat altijd sneller is dan de beschreven gebeurtenissen zelf. Zijn romans zijn een ware syntese doordat alles wat zijn belangstelling en ambitie gedurende jaren hebben verzameld aan kennis en techniek rondom een bepaald tema samenklontert, volgens een procédé vergelijkbaar met wat hij in De l'amour als kristallisatie heeft beschreven.
| |
| |
Als die fase heeft plaatsgehad is de roman praktisch klaar om gedikteerd te worden - er blijven wat verbeteringen aan te brengen, maar aan ondergeschikte détails. Hoezeer deze werkwijze met zijn aard samenhing blijkt wel uit de dagboeknotitie waarin hij vaststelt: ‘ik moet werken terwijl ik verliefd ben op m'n onderwerp - zonder liefde ben ik niets waard’. Stendhal is een nijvere werker die weet dat de kwaliteit uiteindelijk van een begenadigd ogenblik afhangt. Zijn belangrijkste drijfveren zijn z'n grenzeloze ambitie en zijn egotisme - in de zin van optimale zelfverwezenlijking en zelfontplooiing. Hij zag zijn eigen literaire loopbaan in een tijdsbestek van niet minder dan duizend jaar en was er daarbij van overtuigd dat het uitsluitend van de kwaliteit van zijn persoonlijkheid afhing of zijn literaire ambities werkelijkheid zouden worden. Zijn leven was een dubbele strategie, in dienst van zijn karakter en zijn oeuvre en als we bedenken hoe weinig roem hij tijdens dat leven vergaard heeft, moet de verwezenlijking van z'n oeuvre een ware sprong in de leegte hebben betekend.
Zijn invloed op de literatuur van de 19e en 20e eeuw is onregelmatig, maar doet zich bij voorkeur gelden in perioden van maatschappelijke verandering en van diskrepantie tussen de ideologie die politiek gesproken aan de macht is en die, welke het maatschappelijke en kulturele klimaat bepaalt. (B.v. heersend kapitalisme versus een door vervuilingsangst ingegeven verlangen naar socialisme op het ogenblik.)
Het begin van de derde Republiek en de jaren vóór de tweede wereldoorlog waren voor Frankrijk zulke perioden van overgang. De eerste belangrijke schrijver onder Stendhals invloed uit de periode rond 1880 is Barrès - na hem waren het o.m. Aragon, Mauriac, Drieux La Rochelle, in ieder geval schrijvers van politiek totaal verschillende oriëntatie. Het fenomeen Stendhal is complex: een schrijver kan bepaalde stijltrekken van hem overnemen zonder tot de kern van hun ontstaan te raken, of een levenshouding ontwikkelen die sterk beïnvloed is door Stendhals egotisme en wat hij daarover geschreven heeft, maar zonder dezelfde kenmerken in zijn stijl
| |
| |
te ontwikkelen. De belangrijkste trek van Stendhals manier van schrijven blijft wel zijn ambitie, zijn energie. Energie in de konfrontatie van elementen of episoden die op 't eerste gezicht, naar aard of tijdstip, niets met elkaar te maken hebben. Energie in het afsluiten van een hoofdstuk of een heel boek met een korte, sterke zin of episode.
Wie deze manier van schrijven een beetje in gedachten heeft herkent al snel, in de kaleidoskoop die het oeuvre van Jacques Laurent vormt, de enorme invloed die Stendhal op hem heeft. La Communarde - een van de historisch (erotisch gelardeerde) romans die Laurent uitgaf onder zijn meestgebruikte pseudoniem Cecil Saint-Laurent, is er een duidelijk voorbeeld van. Stendhal en Dumas zijn als het ware de hoofdbestanddelen van La Communarde, samen met nog een aantal kleinere goden in een oorspronkelijk mengsel getekend Laurent.
De lijst van schrijvers die Laurent bewondert en pasticheert is minstens even lang als die van zijn pseudoniemen. Jacques Laurent-Cely, zo heet hij officieel, is een ijsberg waarvan het verborgen deel in de subkultuur steekt: de série rose en de série noire, tientallen delen en duizenden pagina's Caroline chérie en wat dies meer zij van zijn openlijke dubbelganger Cecil Saint-Laurent. Daarnaast een paar titels van boeken die hij onder zijn ‘eigen’ naam heeft geschreven, en waarvan Les Corps Tranquilles, een driedelige turf (1948) en Les Bêtises, waarvoor hij vorig jaar de prix Goncourt kreeg, wel de belangrijkste zijn. Met Nimier (schrijver van Le Hussard Bleu), Félicien Marceau, Antoine Blondin en nog enkele anderen hoorde Laurent, vlak na de oorlog, tot ‘la jeune droite’ in de literatuur - een ‘droite’ die bijeengehouden werd door een gedeelde afkeer van het engagement. Hun houding doet denken aan de woorden van een eeuwige buitenstaander, Gracq, die over Sartre schreef dat deze ‘de grootste lading wrok had ontketend die er sedert jaren in onze literatuur te zien was geweest, en wrok van een volstrekt onverzoenlijke aard’. Sartre maakte van literatuur een gewetenszaak en Laurent c.s. reageerden hierop met een
| |
| |
stortvloed van fantasie, zwaar aangezette sentimentaliteit of ironie (dandy-trekjes - doet b.v. de held uit Clockwork Orange niet denken aan De blauwe Huzaar?). Maar zoals de hele ijsberg van ijs is, lijkt ook Laurent even hard een pseudoniem van iemand die er nog een stuk of twintig andere pseudoniemen op nahoudt, een pseudoniem waaronder hij officieel literatuur bedrijft en een zekere oorspronkelijkheid en duurzaamheid nastreeft. Alle andere, ‘onderzeese’ geschriften van deze grafomaan worden ófwel veroorzaakt door de neiging geld te verdienen (dat nét zo snel verslonden wordt door literaire e.a. tijdschriften als Arts, La Parisienne) óf door pure schrijflust. Laurent kan het schrijven eenvoudig niet laten en zal, als het moet, vierhonderd gevarieerde huwelijksadvertenties voor u bakken. Zijn reproduktieve bekwaamheid grenst aan het ongelooflijke en is zonder twijfel een van de belangrijkste feeën aan de wieg van deze schrijver geweest. Maar het is ook een van zijn grootste gebreken. In Les Corps Tranquilles zitten heel mooie vondsten en passages - ik heb meermalen aan Elsschots Lijmen gedacht. Maar elke vondst wordt systematisch herhaald en de roman wordt een monument van identieke bouwlagen, een steeds aanzwellende woordenberg.
Na de bekroning van Les Bêtises is Laurent verweten dat hij niet verder dan het schrijven komt, en er nooit in slaagt datgene te bereiken wat er voorbijligt: een persoonlijke stijl. Ik ben het niet helemaal daarmee eens, vooral niet wat Les Bêtises betreft. Maar Laurent is handig in het toepassen van foefjes, en legt zichzelf daar nauwelijks beperkingen bij op, zodat een dergelijk verwijt niet uit kon blijven, in Les Corps Tranquilles komt een jongeman voor, Anne Coquet geheten, aan wie Laurent veel van zichzelf heeft meegegeven. Anne Coquet is de ‘nègre’ van min of meer beroemde schrijvers, d.w.z. hij levert de teksten en zij ondertekenen. Een van de voorschriften van zijn opdrachtgevers luidt, dat romanfiguren niet te homogeen mogen zijn maar een paar eigenschappen moeten hebben die contrasteren bij de rest van hun karakter. Een professor leest bijvoorbeeld stiekem
| |
| |
Dumas, 's avonds in bed, of de verslagen van de Tour de France terwijl z'n dochter denkt dat hij aan een hoogst wetenschappelijk boek schrijft.
De blindedarm-operatie die Laurent als kind ondergaan schijnt te hebben vinden we, met bijbehorende emoties, verschillende malen terug in de paar romans en essays die ik van hem gelezen heb. Het zou eenvoudig zijn een soort kaartsysteempje aan te leggen van dit soort trekjes, die allemaal dienen tot grotere echtheid van held en heldin. Romans en essays van Laurent overlappen elkaar, net als zijn pseudoniemen. De schrijver put uit zijn jeugd- en andere belevenissen als uit een zak met vulsel.
Laurent heeft een groot publiek, waarvan de vaste kern gevormd wordt door de lezers van Cecil Saint-Laurent.
Officieel moet Cecil Saint-Laurent doorgaan voor zijn kostwinner, wiens verdiensten hem in staat stellen onder zijn eigen naam literair, d.w.z. minder rendabel werk te publiceren. Maar Mauriac sous de Gaulle, Lettre ouverte aux étudiants, Les Bêtises en de andere boeken die hij de laatste jaren onder de naam Laurent uitgaf profiteren rijkelijk van de roem van Cecil Saint-Laurent. Juist het feit dat hij zich buiten 't rechte pad begeeft en historisch-erotische zelfbevredigingslektuur schrijft is ekstra aantrekkelijk voor een publiek dat de schrijver een beetje als haar harlekijn, haar nar ziet. Hij is degene die de bestaande orde bevestigt door haar openlijk een beetje te tarten (cf. sommige van-het-Reve-effekten).
Daarom is het zinloos om aan Laurents politieke mentaliteit te twijfelen, ook al heeft hij een diepe afkeer van moedermelk, kerk en gezin en breekt hij een lans voor de prostitutie en de wellust. Het leidt tot vergelijkingen tussen de hoertjes van Saigon onder de franse overheersing en die, welke meer op de amerikaanse markt berekend zijn. Ook als buitenbeentje blijft Laurent geruststellend. Z'n afkeer van de natuur en het biologisch proces is - hoe echt ook - periodiek; enkele ogenblikken later is hij de gevoelige wandelaar die de heldere beek volgt en nog een beetje tegenspartelt tegen een
| |
| |
aangename gewaarwording. Nooit komt hij tot de grondige walging van Baudelaire voor alles wat de natuur betreft, noch tot de lyrische overgave aan een bepaald landschap, zoals we die bij Stendhal vinden.
Laurents afkeer van de geëngageerde schrijver was van voorbijgaande aard: de Algerijnse vrijheidsoorlog deed hem de zijde van Algerie Française kiezen, en maakte hem later tot een fel tegenstander van de Gaulle toen deze dacht tijdig het gezicht van Frankrijk en de oliebronnen in de Sahara te redden. (Z'n boek Mauriac sous de Gaulle, een in twee weken geschreven vlugschrift tegen Mauriac als hagiograaf, leverde hem internationale bekendheid op door het proces dat erop volgde. Laurent werd, wegens belediging van het staatshoofd, tot een paar duizend francs boete veroordeeld.)
Z'n techniek tegen de Gaulle was dezelfde als die tegen Sartre, die hij een middelmatig bourgeois-schrijver had genoemd (de bourgeois is, volgens Laurent, de nét niet kommunistische, weldenkende intellektueel met het zuivere-geweten-gevoel). Zo noemde hij de Gaulle een middelmatig politicus die nooit anders dan franse generaals had gekleineerd, en minder tellen zou in de geschiedenis dan maarschalk Pétain. (Laurent kan biezonder humoristisch zijn als hij schrijft tegen iemand aan wie hij de pest heeft, maar de pest wint het meestal van de humor.)
In een onlangs in Combat verschenen interview zei hij: ‘Ik heb misschien wel het literair engagement geweigerd, maar beslist niet het politieke engagement en ik heb me ingezet voor doelstellingen waarvan ik wist dat ze verloren waren.’ (Ter verduidelijking - Laurent meent dat literair engagement gelijkstaat met aan partijvoorschriften onderworpen literatuur, vandaar zijn onderscheid.) Voor de kleine kring van intellektuelen die de toon aangeven lijkt het inderdaad, alsof hij steeds maar weer op het verkeerde paard wedt. Maar al waren de doelstellingen die hij verdedigde politiek gezien verloren - ze lagen heel goed op de markt! Hij blijft b.v. door de jaren heen Sartre aanvallen - o.m. in een in 1968 verschenen ‘reisverslag’ getiteld: De
| |
| |
dingen die ik in Vietnam gezien heb deden me twijfelen aan de westerse intelligentie. Vietnam is de bananenschil waarover Amerika uitglijdt - tot groot genoegen van de westerse intellektuelen, Sartre voorop. Vandaar het vredestribunaal, want ‘Sartre vertegenwoordigt bij uitstek de gemiddelde europeaan die stilzwijgend toestemt in het ekonomisch bestel, maar emoties verwacht van z'n t.v. toestel en een gevecht zonder einde tussen het weeskind en de verrader.’ Laurent stelt voor wat er aan levenskunst in Zuid-Vietnam nog over is te redden door 't territorium te beperken tot de delta. Het boek is een verzameling van uitsluitend persoonlijke ervaringen (de aardige franse planter, de onbaatzuchtige missionaris, de sympathieke kapitein van 't vliegdekmoederschip etc.) maar bevat tal van fascistische trekken: bombardementen e.d. worden beschreven in fraaie volzinnen waarin voornamelijk de prachtige kleureffecten boven 't oerwoud tot hun recht komen.
Laurents bemoeienissen met de politiek zijn ad hoc, oppervlakkig en liefst vrijblijvend. Bij z'n Open brief aan de Studenten (verschenen zomer 1968) vraagt de lezer zich af wat hem er in 's hemelsnaam toe dreef een dergelijk boek in elkaar te flansen. Het is een gekoncentreerd voorbeeld van een soort schrijverij die we wel vaker bij hem aantreffen (o.a. in Mauriac sous de Gaulle en in zijn essays), waarbij hij zich afzet tegen andere schrijvers; hun boeken in de hand, kankerend op elke onduidelijkheid zonder tot enige samenhang te komen.
In Open brief aan de Studenten heeft hij iets tegen Aron, Marcuse en Lefebvre. Marcuse b.v. is een handige jongen, die zich tijdig heeft opgesteld waar Freud en Marx elkaar raken en als een rattenvanger van Hameln de jeugd meelokt. De studenten in Frankrijk hadden in opstand moeten komen tegen de Gaulle, zegt Laurent, in plaats van tegen de konsumptiemaatschappij. Uit slaafse gehoorzaamheid aan een verouderd marxistisch principe hebben ze steun gezocht bij de arbeiders, in plaats van het marxisme aan een kritische analyse te onderwerpen. (Dank zij mei '68 ‘viel’ de Gaulle,
| |
| |
opgevolgd door super-konsument Pompidou. Dank zij massale stakingen kwam er eindelijk zoiets als een vastgesteld minimumloon en er zou veel meer bereikt zijn als de pof niet geweigerd had mee te werken...) Zélfs ziet Laurent niet dat het stuk aan o.a. seksuele vrijheid dat in mei '68 losbarstte en waarvoor hij niets dan lof heeft, kritiek op toegepaste vormen van marxisme juist in praktijk bracht.
In hetzelfde boek schrijft hij: ‘De verschrikkelijke zin van Saussure: “De taalkunde zal algebra zijn of in 't geheel niet zijn” wijst op een samenzwering tegen het humanisme die van Auguste Comte naar Marx loopt, van Taine naar Lévi-Strauss of Lacan.’ Het is de oude angst van de humaniora voor de abstrakte wetenschappen maar de formulering is simplistisch en demagogisch. Net als de slotzin van het boek (en van een slotzin mag je toch wel iets verwachten) die een vage lofzang is op de vrijheid, de beschaving en de kritische geest ‘gesmeed te Athene, gewet tijdens de renaissance en geperfektioneerd door mannen wier namen dikwijls frans waren en jullie, daar twijfel ik niet aan, wél voor de geest staan.’
Ogenschijnlijk is Laurent lichtvoetig, een beetje losbandig zelfs. In werkelijkheid heeft hij vaak grote pretenties en flirt hij, pour épater le bourgois, graag met de filosofie. (Z'n filosofie-studie heeft hij in 1939 vanwege de oorlog afgebroken.) In Les Bêtises, maar het meest in de gesprekken, die hij n.a.v. de toekenning van de Goncourtprijs met de pers had, bleek deze pretenite heel duidelijk. Verschillende critici hebben het betreurd dat er van de 580 pagina's van Les Bêtises een deel overbodig lijkt - het boek mist intensiteit. De ‘ware’ lezer moet het bovendien nog twee keer lezen - pas dan, zo beweert de verteller aan het eind, zal hij van deze een kennis bezitten vollediger zelfs dan die, welke hij heeft van het ‘levende wezen dat hem ter wereld 't meest raakt.’
Les Bêtises valt uiteen in vier delen, vier levenstijdperken van de verteller, volgens verschillende procédé's beschreven. Naar de vorm dankt het zijn betrekkelijke samenhang aan het feit dat de procédé's in elkaar overlopen: fiktie - fiktie
| |
| |
+ konfrontatie met 'n werkelijkheid in de 1e persoon - dagboek - zelfonderzoek van de 1e persoon als schrijvende persoon, naar de inhoud aan de autobiogafische smaak van alle vier delen. Laurent heeft ooit eens, in een kritiek, Gide verweten dat deze ‘sinds de Cahiers d'André Walter de eerste persoon van zijn boeken is geworden en gebleven.’
En Stendhals definitie van de roman gebruikend vervolgt hij: ‘Hij (Gide) heeft nooit de bedoeling gehad een spiegel boven een weg te laten glijden zonder zijn eigen duim duidelijk in het gezichtsveld te laten. Het effekt van Gides schrijven is afhankelijk van de aanwezigheid van die duim.’ Laurents houding ten aanzien van het procédé is gematigd, voornamelijk omdat hij zelf ook wel voelt hoe verleidelijk het voor een schrijver kan zijn om zijn werk met meer dan een naam te signeren. In Les Bêtises heeft hij zelf niet aan die verleiding kunnen weerstaan. Het is, in extremis, de bekentenis van een zonde, en dat maakt het een boeiend boek. Laurent heeft de literatuur als een marktprodukt beschouwd en komt in het laatste - en kortste - deel van Les Bêtises tot een houding die in strijd is met deze opvatting.
Helemaal zuiver is die houding niet, want hij is iemand die op z'n doodsbed nog oog zal hebben voor de enscenering.
Het was dus een ideaal boek voor de Goncourtprijs, omdat het de terugkeer van de verloren zoon betekende en dat is opzienbarend genoeg als het om iemand als Laurent gaat.
Maar om het laatste deel (60 pagina's!) van Les Bêtises te kunnen waarderen, is een zekere kennis van het oeuvre en de voorgeschiedenis van de auteur noodzakelijk, zodat het moeilijk te bepalen is of de plezierige schok die de lezer heeft wanneer hij eindelijk in dat laatste deel beland is, niet volstrekt relatief is. De luciditeit is aangenaam omdat ze zo lang op zich heeft laten wachten; de beknoptheid een verademing vanwege de vele vele nutteloze komplikaties die voorafgingen. Laurent, die over 't algemeen razendsnel schrijft (10 à 20 pagina's per dag) heeft ruim twintig jaar over dit boek gedaan - het kontrakt ervoor is zo oud als de
| |
| |
eerste pagina's. De afzonderlijke delen zijn met onderling grote tussenpozen tot stand gekomen, en pas toen het laatste deel - dat een tragische achtergrond aan het geheel moet geven doordat het in het teken van de dood staat - geschreven was en aan de voorafgaande 500 pagina's een reden van bestaan gaf, is het geheel ten slotte verschenen.
Het is een omslachtige surprise, want de schrijver heeft het nodig gevonden het autobiografische toch weer te verhelen, maar op een stuntelige manier. Het manuskript, gevonden na de dood van de verteller, raakt in handen van diens uitgever A.B. (Antoine Blondin?) die het met voetnoten en inleidingen publiceert en zich uitgebreid verontschuldigt voor de episoden die langdradig zijn of overbodig lijken, maar nu de verteller dood is durft hij niets meer aan de tekst te veranderen...
En er zit een kern van waarheid in de mededeling dat de verteller dood is. Laurent heeft een band met het eenmaal geschrevene, die het hem vrijwel onmogelijk maakt er iets aan te veranderen. Hij heeft een heilig respekt voor letterlijk alles wat er uit zijn pen vloeit - zò sterk dat hij bekent zich een vreemde te voelen ten aanzien van de schrijver van zijn eigen boeken. Dus heeft hij geen enkele verantwoordelijkheid voor de eenmaal geschreven tekst.
‘Het is net alsof ik Les Bêtises nooit geschreven heb’, zei hij in een interview. Minder geëngageerd kan het al niet, en een dergelijke houding is vreemd als we rekening houden met de filosofische betekenis die hij aan zijn boek wil geven.
Door het hele oeuvre van Laurent duiken bij tijd en wijlen passages op die getuigen van een grondige angst voor wat hij ten slotte de ‘biologische programmering’ noemt (voor de bijgelovige zielen onder de lezers is er nog een ironisch gepresenteerd bewijs dat de computer geen weet heeft van het verschijnsel mens...) De biologische programmering is een aanslag op ons gevoel van individualiteit. We zijn, al dan niet liefhebbend, willoze werktuigen in de handen van de natuur, een kanaal bestemd voor zaad- of eicel. Onder invloed van deze angst heeft Laurent - o.a. in Les Corps Tranquilles al - mooie pagina's geschreven, ook al neemt
| |
| |
hij in hetzelfde boek afstand van de emotie die zijn schrijven op zulke ogenblikken beheerst.
Laurent is bang voor zijn emoties, en ten dele terecht. De kleine roman Le petit Canard, waarin hij zich het meest laat gaan, is ontroerend, maar aan de grens van het sentimentele. Een zin als: ‘Ze hoorde tot het soort vrouwen dat motten doodslaat. Ik sla nooit motten dood, omdat ik bang ben dat ik ze met vlinders verwar en vlinders hebben recht op m'n genegenheid,’ blijft aan de grens van het teveel aan emotie. Les Corps Tranquilles heeft passages die in dit grensgebied liggen - de emotie wordt in toom gehouden door het tempo waarin hij wordt opgeroepen en verdwijnt, en door de afstand waarmee hij gepresenteerd wordt.
Doordat het uitgebreid ingaat op zijn angst voor de biologische determinatie geeft het laatste deel van Les Bêtises aan dit boek - en aan andere episoden uit het werk van Laurent, een samenhang die te maken heeft met zijn innerlijk. Om aan zijn biologische determinatie te ontsnappen zoekt de schrijver datgene wat strikt individueel is, wat onvervreemdbaar tot zijn ik behoort en zo komt hij tot een aantal gevoelskompleksen die, zegt hij, vergelijkbaar zijn met het madeleine-gevoel van Proust maar ervan verschillen doordat ze niet alleen maar betrekking hebben op gelukkige momenten, maar juist vaak op ogenblikken van angst. Naar mijn mening verwart hij hierbij de herinnering aan het moment en het moment zelf: het gevoel van geluk is meer verweven met de mogelijkheid en de kompositie van de herinnering dan met de gebeurtenis die het objekt is van de herinnering. In Les Bêtises heeft Laurent willen aantonen, zo zei hij in interviews achteraf, dat de franse filosofie door de eeuwen heen heeft uitgeblonken in de beschouwing van het individu maar ongeschikt is voor het analyseren van een groter geheel; hij wil een lijn doortrekken die van Maine de Biran naar Proust loopt. Vanuit dat oogpunt bezien is Les Bêtises een volslagen mislukking omdat het boek nergens vergelijkbaar is met welk onderdeel van de Recherche ook. Laurent heeft van Les Bêtises vaak een grabbelton gemaakt, in de hoop dat
| |
| |
de tijd aan zijn slordige verzameling curiosa waarde zal geven - zoals ze waarde gaf aan het koncert van straatgeluiden en ventersroepen uit La Prisonnière. Maar dat koncert is b.v. nauw verweven met alles wat Proust in de Recherche over de slaap schrijft, terwijl een dergelijke interne koherentie bij Laurent ontbreekt.
Is er kontinuïteit in dat deel van het oeuvre van Jacques Laurent dat onder zijn eigen naam verschenen is? Met het toekennen van de Goncourtprijs aan Les Bêtises is die indruk gewekt en als Laurent een lijn heeft doorgetrokken dan is het vanaf zijn eerste monumentale roman, Les Corps Tranquilles. Les Corps Tranquilles is duidelijk ‘jonger’ en zwakker dan Les Bêtises, waarin de cynische oude rot aan het werk is. Laurent is niet zozeer beter gaan schrijven want hij schreef altijd al goed, snel en gemakkelijk - tot zijn eigen ongeluk lijkt het wel. Hij is wél handiger geworden in het bespelen van de markt. Twee gegevens: z'n identiteitskrisis en de angst voor ouderdom en naderende dood maken Les Bêtises uiteindelijk leesbaar, vooral voor wie gevoelig is voor referenties aan b.v. de dood van Bergotte. Grote delen van het boek ontbreekt het aan kwaliteit en dat tekort wordt, voor de tienduizenden lezers van Laurent, mijns inziens alleen goedgemaakt door hun kennis van de achtergronden en het privé-leven van de schrijver. Het is de enigszins vertekende kroniek van het leven van iemand die zijn eigen ghostwriter is geweest, want Laurent verhoudt zich essentieel anders tot zijn pseudoniemen dan de meeste andere schrijvers en iets van die verhouding wordt in Les Bêtises duidelijk.
Door zijn literaire en filosofische pretenties stelt hij zich bloot aan vergelijkingen met schrijvers waar hij het niet bij haalt. Bovendien lijkt zijn hele essayistisch oeuvre wel uit haat en nijd geschreven, en in dit opzicht is hij de tegenpool van Stendhal die, met Balzac, ook nog ergens een veeg uit de pan krijgt omdat zijn helden er geen andere ambitie op na zouden houden dan te schitteren in een salon... Hector Malot, Dumas, la comtesse de Ségur zijn de enige schrijvers
| |
| |
aan wie hij uit voorliefde een artikel wijdt. Het zijn duidelijk kinderliefdes, wat niets aan de liefde afdoet. Maar behalve deze kinderliefdes en de herinnering eraan blijft er weinig over: een handvol knappe pastiches, een berg stucwerk en veel pagina's spijt met couleur locale.
|
|