| |
| |
| |
michel dhondt
moorse brieven (fragment)
tweeëntwintigste brief aan de kalief van cordoba
De zon was vandaag niet groter dan de maan.
De mensen in de stad vreten aan mijn stralenkrans,
als ratten aan het vlees.
De wachters en al de andere soldaten dragen een
Alleen mijn koeriers hebben een helm met één hoorn.
De heksen wegen lichter dan de doorsnee mensen.
‘Als je maar gezond bent,’ zegt mijn moeder.
Lucky is van de winter wat magerder geworden.
| |
| |
| |
drieëntwintigste brief aan de kalief van cordoba
Lucky verscheen weer op de valbrug.
Zijn beeld kwam zingend uit het vacuüm.
De wachters hadden hun winterkleren nog aan.
‘Wat doen we nu?’ riep ik vrolijk.
‘Geen nieuws is goed nieuws,’ antwoordde mijn moeder.
‘Moeten is dwang en schijten is afgang,’ zei onze knecht.
| |
| |
| |
vierentwintigste brief aan de kalief van cordoba
De koningin van Navarra heeft ons een leuk meisje gezonden.
‘Houd jij van baby's?’ zei mijn moeder tegen haar.
‘Nog niet. Misschien later,’ antwoordde ze.
Het leven van de meeste mensen is maar schijn.
Lucky speelt met de monniken in de zon.
| |
| |
| |
vijfentwintigste brief aan de kalief van cordoba
Tegen de lente verwacht ik de jonge bedevaarders
Er zal waarschijnlijk ook een blonde Viking bij zijn.
Ze komen vers van hun moeder.
Lucky heb ik vandaag niet gezien.
| |
| |
| |
zesentwintigste brief aan de kalief van cordoba
's Avonds spring ik zorgvuldig over de schaduwen in het
Het is vermoeiend om steeds maar het leven te verkennen.
‘Er komt niet veel van in huis,’ zegt mijn moeder.
Mijnheer Size van overzee heeft ons een brief geschreven.
Lucky is geschapen voor de liefde.
Wie dat niet ziet, is blind.
| |
| |
| |
zevenentwintigste brief aan de kalief van cordoba
Twee jonge veulens lopen op het kerkhof.
Noorwegen en Schotland zijn in oorlog.
Muziek speelt in de stad.
Rode geruite jassen zijn hier in de mode.
| |
| |
| |
achtentwintigste brief aan de kalief van cordoba
De emir van Toledo heeft me goed betaald voor mijn
De liefde van de meeste mensen is geschikt voor de honden.
Het leuke meisje uit Navarra slaapt.
Als je maar wil, gaat alles vanzelf.
De eerste bedevaarder verscheen vanmiddag in het hopveld.
| |
| |
| |
negenentwintigste brief aan de kalief van cordoba
In hun domheid hebben een paar jachtwachters me verraden.
Ik heb ze al laten vergiftigen.
Veel dingen weet ik nog niet.
Over het weer valt niet te klagen.
Het is een windstille nacht vol sterren.
Lucky heb ik in twee weken niet meer gezien.
| |
| |
| |
dertigste brief aan de kalief van cordoba
De veekoopman eet een rauw biefstuk van een half pond op.
Lucky zal zeker gauw terugkeren.
In de tijd vliegen de vogels.
Ontstellend lief zijn de bedevaarders.
| |
| |
| |
eenendertigste brief aan de kalief van cordoba
Lucky liep weer in de stad met een paar gozers.
‘Niet te geloven,’ zei ik tegen mijn moeder.
Zij wist ook niet hoe het kwam.
De maan is zwart met een gouden rand.
Beweging valt stil in licht.
Het niets verandert nooit.
| |
| |
| |
tweeëndertigste brief aan de kalief van cordoba
Onze knecht en het Baskische meisje zitten onder de
We hebben het lachende kalfje van Mirza verkocht.
De veekoopman schudt zijn beurs op tafel leeg.
Een jonge mannelijke bedevaarder kijkt me wakker aan.
Het christendom is niets dan bluf.
Als Lucky loopt, zindert het licht.
| |
| |
| |
drieëndertigste brief aan de kalief van cordoba
Machteloos sta ik voor de waanzin van mijn volk.
‘Mijn vrouw legt geen eieren,’ roept de smid.
De bedevaarders verschijnen als engelen op de markt.
Op hun voorhoofd is een blinde vlek.
Ze luisteren naar het opflakkerende vuur.
Ik ben de spiegel van hun bestaan.
| |
| |
| |
vierendertigste brief aan de kalief van cordoba
Gister ben ik met Lucky weest spelen achter het klooster.
De vleermuizen hingen nog te slapen in de schuur.
We vonden een half vergane pijnappel.
In de weide liepen een paar zwarte en witte lammeren.
De lucht rook naar populierenkatjes.
De vogels zweefden in de storm.
‘Gejaagd door de wind,’ riep ik naar de abt.
‘Zo snel kan ik het niet,’ zei Lucky.
Hij maakt van mij nog een edelman.
|
|