Maatstaf. Jaargang 20
(1972-1973)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 191]
| |
j.p. guépin
| |
[pagina 192]
| |
Toen hij mijn kleren had uitgetrokken
en ik kon mijn boezem met mijn armen niet bedekken,
klemde ik mij tegen zijn borst als bekleding.
Maar toen zijn hand kroop tussen mijn dijen,
wat kon mij nog redden, zinkend in een zee van schaamte,
dan de liefde, die ons leert te bezwijmen?
| |
[pagina 193]
| |
Er is op de wereld niets dat zo mooi is
als een meisje dat na de liefde uitrust.
Als haar minnaar haar kleren uittrekt
en geniet van haar naakte schoonheid,
gaan haar handen eerst naar haar lendenen, dan
naar haar borsten en dan naar
de ogen van haar geliefde.
| |
[pagina 194]
| |
Hij is waarlijk driewerf zalig
een multimiljonair, hij
wiens vriendin zit met haar harde ronde borsten
tegen zijn rug gedrukt
en, terwijl zij zijn schedel met haar nagels raspt,
knort zij als zij een luis nijpt.
|
|