Maatstaf. Jaargang 20(1972-1973)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] j.p. guépin vier gedichten heimelijke ontmoeting bij de volière Ik bedoel een dik grijs hoen met een aigrette op zijn kop, hoe weet dat beest dat hij een pluim op zijn kop heeft, want als hij in een spiegel kijkt ziet hij nog een soort soortgenoot en niet dat hij zijn eigen pluim op zijn eigen kop ziet en hij kijkt dus nog steeds naar een ander hoen of zoiets en de pluimen van andere hoenen winden hem vaag op. Hij herkent iets maar weet niet wat, wat een vervreemding van zijn eigen essentie! Wat een dorheid van dit gedicht! Het pralen met taal, paradoxen, allegorieën, ik kijk in je ogen en zie mezelf. [pagina 4] [p. 4] de haan tot ons Stel dat ik niet meer zo goed kraaien kon, wat deden jullie dan voor het opgaan van de zon? Hollen zeker naar de horizon! [pagina 5] [p. 5] Ik begin met het lezen van het gedicht Nu ben ik op de helft van het gedicht. ALS HIJ LIEGT DAT WAT HIJ ZEGT WAAR IS IS ALS HIJ LIEGT DAT WAT HIJ ZEGT WAAR Vorige Volgende