Een voortijdige capitulatie voor het unieke leidt tot ongewenste mengvormen van wetenschappelijk en onwetenschappelijk tijdverdrijf.
Waarom zolang bij de uniciteit stilgestaan? Van Dijk wijdt er slechts enkele, in kleine lettertjes gedrukte opmerkingen aan. Het is hem echter uit de informatietheorie bekend dat niet het algemene interessant is (informatie verschaft), maar het bijzondere en zeldzame. Unieke elementen verschaffen de hoogste informatie en zijn daarom ook het interessantst (p. 39). Het is goed om deze waarheid, die ook vóór de uitvinding van de informatietheorie bekend was, tot ons te laten doordringen. Als te zijner tijd de literatuurtheorie van Van Dijk zal zijn uitgewerkt (veel noemt hij zelf nog vaag en voorlopig) en het mogelijk zal zijn de dieptestructuur van De donkere kamer van Damocles of De eerste cirkel te formuleren, is het zeer de vraag of dit ons inzicht in het verschijnsel literatuur zal vergroten. Niet de dieptestructuur ‘De held verslaat de vijand’ (p. 107) of iets dergelijks is van belang, maar de tekst zelf waarvan de bijzondere kenmerken op het niveau van de oppervlaktestructuur moeten worden geïnterpreteerd.
Hiermee zijn enkele aanvechtbare elementen in het systeem van Van Dijk gesignaleerd. De voorbeelden, hypothesen en de overige helaas in vele opzichten slordige uitwerking van Van Dijk's inleiding kunnen deze twijfels niet wegnemen. Zijn boek verschaft wel een nieuwe terminologie, maar lost geen problemen op die niet eerder zijn opgelost. Zijn afwijzing van de verworvenheden van de ‘traditionele literatuurbeschouwing’ is dan ook op zijn minst ongenuanceerd te noemen. Zijn boek blijft ver beneden het peil van F.C. Maatje's Literatuurwetenschap (1970).
De verdienste van Van Dijk's Literatuurteorie schuilt voornamelijk in de geheel nieuwe opzet. De nieuwe terminologie, die tot dusverre geen resultaten lijkt te hebben afgeworpen, zal - eventueel na verdere ontwikkelingen in de transformationeel-generatieve grammatica - een nuttig effect kunnen hebben, misschien op een wijze die nu