Maatstaf. Jaargang 19
(1971-1972)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 470]
| |
ben van der velden
| |
[pagina 471]
| |
realiseren. De pers hier bagatelliseert het, zonder twijfel vanwege onze voortgaande betrekkingen met Vichy.’Ga naar eind3
Wanneer de meeste Fransen na de tweede wereldoorlog het eigen geweten vrijpleiten door zich massaal aan de waan over te geven dat zij allen verzetshelden zijn, is daarvan vandaag de logische consequentie dat zij zich verzetten tegen alles wat hen met de werkelijkheid zou kunnen confronteren. Een ruim 25 jaar opgebouwd beeld laat je niet zomaar door de werkelijkheid - die bijna, of misschien zelfs helemaal, vergeten was - opzij zetten. Is het dan verwonderlijk dat de ORTF een film - die dan wel niet een uitdagende ondertitel draagt als Een poging tot ontmythologisering - niet wil uitzenden?
De Franse regering heeft zich waarschijnlijk gerealiseerd dat de vertoning van een televisiefilm grote weerstanden kan oproepen en heeft er de voorkeur aan gegeven de Franse massa niet in haar waan te storen - als zij zelf trouwens ook niet in dezelfde waan verkeert. De vertoning van Le chagrin et la pitié in een kleine bioscoop in het Parijse Quartier Latin maakte het mogelijk voor ieder die het er voor over had uren voor een loket te wachten, de film te zien waarop juist door de weigering van de ORTF de aandacht was gevallen. Maar de Franse massa, de televisiekijkers, werd niet gechoqueerd. ‘De gebeurtenissen van 1940, het verzet en de bevrijding vormen in de Franse psyche een “complex” dat lijkt op een gloeiende purée die niemand met zijn lippen zou durven aanraken. De vernedering van de nederlaag, het duister van de bezetting, de illusies en de wrok ten aanzien van wat in 1944 een revolutie moest zijn, zijn in het collectieve onbewuste verdrongen.’Ga naar eind4
Voor de Westduitse televisie, voor de Zwitserse televisie en waarschijnlijk deze winter voor de KRO in Nederland, is het veel gemakkelijker dan voor de ORTF om te beslissen | |
[pagina 472]
| |
de bijna vijf uur durende film als serie uit te zenden. In Nederland hebben wij onze eigen affaires die ver weggeduwd zitten en die hevige emoties oproepen wanneer een massa-medium als de televisie ze tevoorschijn tovert. Kijk naar de VARA-uitzendingen in 1969 over de politionele acties in Indonesië.
Boeken bedreigen een verdrongen werkelijkheid kennelijk minder dan een televisieuitzending. Geen Fransman heeft zich druk gemaakt over een zin als: ‘De bevrijding, door de Fransen als een revolutie beleefd, begint, zoals gebruikelijk, met het decreet doorschrappen van alles wat voorafgaat.’Ga naar eind5 Sanche de Gramonts boek The French, portrait of a people, werd in Franse vertaling toch minder goed ontvangen. Het bevat mededelingen als de levendige handel in verzet-certificaten die na de oorlog in Frankrijk ontstond nadat alle Franse officieren die de oorlog in het moederland hadden doorgebracht opnieuw een verzoek moesten indienen om in het leger te kunnen worden toegelaten en het feit dat Duitse documenten aagetoond hebben dat het Franse verzet nooit een militaire factor is geweest waarmee rekening moest worden gehouden, zoals dat bijvoorbeeld wel in Joegoslavië en Rusland het geval was.
De vraag waarom zoveel Fransen in de oorlog Pétain aanbaden en/of actief of passief met de Duitsers collaboreerden, wordt in Le chagrin et la pitié maar ten dele beantwoord. Dat kan ook moeilijk anders. De indrukwekkende film van Marcel Ophüls, André Harris en Alain de Sédouy, is er in de eerste plaats op uit om de kijker met behulp van filmdocumenten en hedendaagse interviews te overtuigen van Frankrijks weinig heldhaftig gedrag.
De gesprekken met ex-bezettende Duitsers, met Mendès-France, met Lord Avon (Anthony Eden), met allerlei oud-verzetsmensen (die elkaar - communisten en | |
[pagina 473]
| |
nationalisten - nog altijd met argusogen aankijken), met oud-pétainisten, de beelden van het gedrag van de Franse politie in oorlogstijd (die bij het wegvoeren van joden vaak fanatieker optrad dan de Duitsers), zijn dikwijls schokkend. Het wegredeneren na de bevrijding van wat er in de oorlog gebeurd is ging met ongekende felheid. De politie, die eerst joden ophaalde, wierp zich plotseling - om aan te tonen hoe goed zij in de oorlog was geweest? - met alle kracht op iedereen die terecht of ten onrechte van collaboratie werd verdacht. Een advocaat uit Clermont-Ferrand trad in de oorlog voor verzetslieden op, die naar zijn mening niet volgens het recht werden behandeld. Na de oorlog werd hij in zijn woonplaats de belangrijkste raadsman van de van collaboratie verdachten, die naar zijn mening ook niet volgens de rechtsregels werden behandeld.
In het Frankrijk van de tweede wereldoorlog spelen enerzijds een aantal algemeen voorkomende zaken een rol, aan de andere kant is er de specifieke Franse situatie van mensen die het ene ogenblik in dikke rijen langs de weg staan om Pétain te bejubelen en even later in even dikke rijen klaar staan om vreugdetranen over de wangen te laten biggelen bij het inhalen van bevrijder De Gaulle.
In Le chagrin et la pitié wordt een textielhandelaar geïnterviewd die in het begin van de bezetting een advertentie in een krant plaatste om de mensen erop te wijzen dat hij geen jood was. Hij verdedigt deze handeling nog altijd, zegt dat hij nooit iets tegen joden heeft gehad maar in die moeilijke tijd niet het risico wilde lopen dat potentiële klanten zijn winkel voorbij zouden lopen omdat zij misschien ten onrechte zouden denken dat hijzelf een jood was. Hij paste zich aan de veranderde omstandigheden aan, om toch maar zo veel mogelijk het normale, vertrouwde leven te kunnen voortzetten. | |
[pagina 474]
| |
Zo'n verhaal kan ook buiten Frankrijk gehoord worden. ‘Niemand is bereid zijn vrijheid op te geven. Maar de kwestie is veel ingewikkelder wanneer moet worden beslist: hoeveel bezittingen ben ik bereid te riskeren om mijn vrijheid te behouden en hoe radicaal wil ik verandering brengen in mijn levensomstandigheden om mijn autonomie in stand te houden,’ schrijft Bettelheim.Ga naar eind6
Mitscherlich zegt: ‘De gewoonte van het gehoorzamen dient het streven om zich onlust te besparen...’Ga naar eind7 en Fromm: ‘De wanverhouding tussen “ik” en de wereld verdwijnt en daarmee de bewuste angst voor alleen zijn en machteloosheid. Dit mechanisme kan vergeleken worden met de schutkleuren die sommige dieren aannemen. Zij lijken zo op hun omgeving dat zij er bijna niet van te onderscheiden zijn. De persoon die zijn individuele “ik” opgeeft en een automaat wordt, precies zoals miljoenen automaten om hem heen, behoeft zich niet meer alleen en angstig te voelen. Maar de prijs die hij betaalt is hoog: het is het verlies van zichzelf.’Ga naar eind8
In opnamen van Le chagrin et la pitié in het Duitse kasteel Sigmaringen (‘Misschien nog niet pochen, Siegmaringen?... toch wat een pittoreske verblijfplaats!... u zoudt zeggen dat u in een operette zat... het volmaakte decor... u verwacht de sopranen, de lichte tenoren... voor de echoos, heel het bos!... tien, twintig bergen bomen!...’Ga naar eind9 vertelt Christian de la Mazière, een vroegere Franse Oostfrontstrijder, hoe hij in 1944 bij dit kasteel van de Hohenzollerns kwam en met iemand van de hier in verband met de oprukkende geallieerden ondergebrachte Pétain-regering wilde spreken. Hij beleefde er zijn grootste ontgoocheling: hij werd weggestuurd zonder iemand gesproken te hebben.
Mazière is fascist geworden omdat hij op de middelbare school een keuze moest maken uit de twee partijen die | |
[pagina 475]
| |
dikwijls met elkaar op de vuist gingen. Door zijn conservatieve opvoeding kon hij moeilijk de partij van links kiezen, dus nam hij het fascisme. Nu gelooft hij niet meer in ideologieën, is hij liberaal in de oorspronkelijke zin van het woord.
Het specifieke Franse bij de houding van Frankrijk in de tweede wereldoorlog zit echter in de aanbidding van de vaderfiguren Pétain en De Gaulle, die met het grootste gemak tegen elkaar uitgewisseld werden. François Mauriac - is er een groter bewonderaar van De Gaulle denkbaar dan deze vorig jaar overleden schrijver? - schreef als Pétain-vereerder in de Figaro van 3 juli 1940: ‘De woorden van de maarschalk op de avond van de 25ste juni brachten een bijna tijdloze klank voort; het was geen mens die tegen ons sprak, maar wij hoorden vanuit het diepste van onze geschiedenis de oproep opstijgen van de Grote Natie die vernederd was.’ C.P.H.-M. vindt in de NRC van 1 september 1970: ‘Mauriac blijkt steeds onomwonden partij te kiezen zoals zijn geweten hem ingeeft.’
Plumyène en Lasierra zien in Les fascismes français 1923-63 de vlucht van de Fransen naar het Massif Central, het vertwijfeld in de armen vallen van aartsvader Pétain - de profeet die het volk de weg zal wijzen -, als een enorme regressie, een vlucht naar de Franse oertijd, naar de Galliërs, naar de monarchie.
Pétains kracht is zijn wijzen naar de traditie - Patrie, Familie, Travail.
De Fransen verlangden iemand die hen naar hun heilige oorsprong van ‘uitverkoren volk’ terug zou leiden; ‘wat de huidige gevaren ook mogen zijn, de oorsprong is veilig.’Ga naar eind10 Pétain was in het bezit van het heilige manna waarvan hij het volk iets kon geven. Toen hij uitgeteld was, bleek De Gaulle plotseling in bezit van het manna te zijn. En juichen | |
[pagina 476]
| |
dat die lieve Franse meisjes deden voor die nieuwe profeet! Die lieve Franse meisjes waarover Duitsers die in de oorlog Frankrijk bezetten in Le chagrin et la pitié nog vol waardering spreken!
De Gaulle was niet uitsluitend regressief zoals Pétain, die de Fransen alleen de weg naar de heilige, nationale oorsprong terug wees, naar het ‘uitverkoren volk’ van landbouwers. De Gaulle gebruikte diezelfde heilige oorsprong om de Fransen te wijzen op de grootse roeping die zij in deze wereld hebben. Met het verdringen van wat er in de oorlog gebeurd was behoefden de Fransen niet veel te vergeten. Onder Pétain vluchtte Frankrijk naar het heilige verleden als een door de Duitsers - door de moderne wereld - verslagen land. Onder De Gaulle ging Frankrijk - met het idee tot de overwinnaars van de wereld van de Duitsers te behoren - het heilige verleden gebruiken om in de nieuwe maatschappij als ‘uitverkoren volk’ een rol van ‘grandeur’ te vervullen. De Gaulle hielp hen op de gemakkelijkste wijze het toejuichen van Pétain - en schuldgevoelens daarover - vergeten. ‘...wat de propheta zijn volgelingen bood was niet eenvoudig een kans om hun lot te verbeteren en aan de drukkende zorgen te ontsnappen - het was ook, en bovenal, het uitzicht op het uitdragen van een goddelijk beschikte missie van overweldigend, ongeëvenaard belang.’Ga naar eind11 |
|