| |
| |
| |
[Nummer 6]
hans warren
gedichten
de serafijnen
Op het flabellum voor het nieuwe altaar
schilderde Theophilos een serafijn,
een engelenhoofd, omgeven door
zes vlammenvleugels van oranje en groen,
opstijgend uit een gouden achtergrond.
Hij had zich overtroffen. Deze engel,
een griekse knaap van veertien jaar,
werd een geheim. De monnik keek
door 't venster van zijn cel over de gulden zee,
zag serafijnen stuwen om de troon van God
in laaiend zonnevuur, in gonzende muziek.
Het flabellum. Moest dit hemels wezen
nu dienen in de boerse hand van de diaken,
de priester koelte geven, of, nog erger,
vliegen weghouden van de heilige gedaanten?
Theophilos maakte een tweede serafijn
in donker indigo en zilver, voor de nacht,
en voor de machten van de duisternis,
zijn zonden en tekort, en hing ze toen
weerszijden van de Moeder Gods boven zijn bidhoek.
Hij was zelf nog heel jong, en alles werd
| |
| |
| |
late middag, sneeuw
Op matten, de dampende theekom
in beide handen, zacht slurpend,
uitkijkend over de geharkte
winterse tuin naar het nevelig
silhouet van de berg Fuji
Soms wisselden we een voorliefde uit.
Hisamoto vroeg bij voorbeeld
welk vers mij vaak bezig houdt,
dan toon ik je iets moois:
En voor jou, welke spreuk van ons
wijst naar iets? - Glimlachend:
‘Iedereen vergist zich wel eens
van een kleerborstel afkruipend’
‘Je ziet me zo vroom naar de moskee komen.
Om te bidden? - nee vriend, luister:
Langgeleden stal ik hier een mooi tapijt,
het is versleten, daarom zie je me terug’
Ondertussen dansten, met acrobatensprongen
grote kraanvogels buiten in de sneeuw
tegen de verdwijnende lijn van de berg Fuji.
| |
| |
| |
aan de banjaard
Waar de Noordzeegolven braken
een engel van Filippo Lippi te vissen.
Hij had een bontgebloemde bermuda aan,
een hengel met werpsnoer,
maar zijn middeleeuwse ogen waren barnsteengeel,
zijn krullen warrelden rond zijn hoofd,
en opaal, gonzend, stonden zijn vleugels in de wind.
Hij lachte even naar me, met een lepe,
ondeugende en snelle lach
toen hij zijn biceps spande, zijn voeten
nòg vaster zette, en de grote vis
langzaam naar zich toetrok.
| |
| |
Catharina Irma Dessaur geluk te wensen.
en het nadrukkelijke hora est
een meer dan gewone bevrijding
van tussen al die geschilderde ogen
en de foundations of theory-formation
Bij de sherry meer met W.H. Nagel
gesproken dan met Catharina Irma, en hij
meer over mij dan ik over iets anders; daarna
de lege glazen aan Churchill toevertrouwd
en over de bloedhete wegen
vol doodgereden katten, egels, postduiven
waar opeens in het avonduur
onder druivenranken, bij een rood dwaallicht
een balinese gamelan opbloeide,
uren lang klopzang, zwevende gongs,
geknepen stemmen, omvlochten door
aan de godin Nehalennia, tronend tussen
haar fruitmand en haar windhond
onder een blauwe, huivende hemel;
crustaceeën gegeten, besproeid met Steinwijn
in Veere, een tocht langs de zee,
vol eeuwig leven en onrust, en daarna,
hoe kan het, in bed nog uren gelezen
in ‘Coming up for air’, 31 jaar oud,
een vreemde dag, 2 juli 1971,
of eigenlijk al lang de derde.
|
|