Het meeste lawaai maakte Ralph Soupault, de hitleriaanse humorist (...), de man die zodra hij zat was, met zijn revolver ging zwaaien om gaullisten te vermoorden.
En wij, wij keken naar hen vanachter de gordijnen van Simone. Ten slotte gingen ze uiteen, en Céline klom weer naar zijn vijfde verdieping; dat maakte maar heel weinig geluid op de trap! Op een zomeravond, nadat we artikelen in Je suis partout hadden gelezen die op een nog smerigere manier verklikkerswerk deden dan gewoonlijk, besloten we hen ter dood te brengen. Omdat we mensen van de daad waren, dachten we het eerst aan de manier waarop. Fred stelde voor zachtjes een granaat uit het raam van Simone in de avenue Junot te laten glijden. En boemi om met Louis-Ferdinand te spreken, daar zou de dikke Lambreaux z'n ingewanden eruit pissen, daar zou de grote Ralph z'n hersens uitkotsen, enzovoort. Maar dat zou Simone verplichten in de illegaliteit te gaan, en wij zouden haar een nieuwe identiteit moeten verschaffen, wat nog wel ging, maar bovendien een nieuw apartement: een heel gedoe. We zagen van de granaat af.
Alcibiades deed het redelijkste voorstel. Twee van ons zouden zich in hinderlaag leggen op het pleintje van de avenue Junot, en dan, met de mitrailleur hup, tararaboemdiee, midden in Je suis partout (...) Twee fietsen, en de terroristen zouden verwijnen in de Allee des Brouillards, de mist in. “Het zal de mooiste slag van mijn leven worden,” zei Alcibiades, die doctorandus in de letteren was. (Verscheidene van onze kameraden waren kort tevoren mishandeld in de rue des Saussaies.)
Jacques maakte nu echter een principieel bezwaar: Lambreaux, natuurlijk, zei hij. Ralph Soupault, heel beslist, dat is een lamzak van de PPF. Maar Céline? ... het is wel moeilijk de schrijver van Voyage au bout de la nuit als een hond af te maken. De discussie werd bits. Fred zei dat oorlog oorlog was - en pech voor de kathedralen en voor de schrijvers als ze zich in