Maatstaf. Jaargang 18(1970-1971)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 643] [p. 643] gerrit komrij de straat op 1 Je gaat niet graag de straat op - als je 't Toch doet moet het weer niet Aan de koude kant zijn maar ook niet te mooi Alles moet vooral heel onopvallend gaan. Kleine pasjes neem je, je holt Nooit en kijkt geen sterveling aan. Was 't je al eens niet overkomen dat je, Toen je wat rondkeek, een uitbrander Kreeg van een enorme dame, zo'n Salamander in omstandigheden? Ook moet je er keurig uitzien als Je buiten bent, een kleurige das, pas Gepoetste schoenen, een cyclaam In je knoopsgat, drieëndertig tresjes Op je mouw, je laatste recensie gevouwen Tot pochet. Voorts een drollig hoedje op, Wollen wanten en een dwarsstreep over Je broek. De kleur voornamelijk zwart. Een wandelstok met drie gekrulde slangen: Een onbekende die uit wandelen gaat. 2 Het eerste wat je zag in de stad had Je nog nooit gezien, het tweede Zag je wel vaker en het derde was je Weer geheel onbekend: het tweede [pagina 644] [p. 644] Deed er dus niet toe, en omdat het Eerste en het derde wat je zag dezelfde Vreselijke voorvallen Waren, valt het beter te vertellen. Je had meteen al kippevel, want Vlak voor je kwam een man, krijsend, de grond uit Wellen. Zijn gezicht was wel geschoren, Maar dat was alles. Uit zijn oren Spoot bloed, ijskristallen hingen aan zijn Neus, hij zag er keurig uit, een kleurige Das, een pas gepoetste bril, een cyclaam In zijn knoopsgat, en betrekkelijk onverrot Tot aan zijn bil. Vorige Volgende