Maatstaf. Jaargang 18(1970-1971)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 589] [p. 589] willem wilmink gedichten Een vertelling ‘Grootvader, ge zijt zo gebogen, En uit uw oog loopt een traan,’ Zo sprak er het kleine ventje, En de oude zag teder hem aan. Hij zag naar de wangen van 't knaapje, Naar de oogjes met koortsige glans, ‘Le garçon est très, très faible,’ Zei hij zacht voor zich heen in het Frans. Toen werd er een grafje gedolven, En zo menigeen was van de wijs: Wie zou er het eerst in verdwijnen, Het jeugdige kind of de grijs? [pagina 590] [p. 590] Een wijze les luim en ernst ineengewever is een lust in ieders leven’ Koosje wou een vogel vangen. ‘Dat is makkelijk gedaan,’ Sprak de vader van ons Koosje, Keek het ventjen olijk aan, ‘Leg wat zout hem op het staartje, En het beestje is voor jou.’ Dus ging Koosje fluks naar buiten, Met het zoutvat in de kou. Na twee uren kwam de vader Kijken hoe ons Koosje voer, ‘Heb je nog geen vogel, Koosje, Is het zulk een heksentoer?’ Koosje sprak: ‘Men moet het beestje, Eer er zout op is geleid, Toch alreeds gevangen hebben, Dat is juist de moeilijkheid!’ Zo viel Koosje dan geen vogel, Doch een wijze les ten deel, ‘Dus je ziet,’ sprak vader lachend, ‘'t Leven is een Schouwtoneel.’ Vorige Volgende