| |
| |
| |
ben bos in gesprek met boudewijn van houten
‘ik wil mezelf niet vervalsen’
Boudewijn van Houten debuteert, als romanschrijver, bij De Arbeiderspers met ‘Onze Hoogmoed’, waarin hij zijn verleden herneemt. De ondertitel luidt terecht: roman in de eerste persoon geschreven.
Van Houten heeft samen met Theo Kars enkele jaren geleden niet alleen het literaire tijdschrift Tegenstroom opgericht, maar destijds ook de PTT voor tienduizenden guldens opgelicht. De invloed van Theo Kars - de Max-figuur uit de roman - op Van Houten, de tirannie van het fascistisch-anarchisme, het verlangen naar macht beheersen de inhoud van ‘Onze Hoogmoed’. Boudewijn van Houten heeft de moed zich half om half van zijn immorele verleden te distantiëren. We hebben een gesprek in een kanjer van een buitenhuis in Twente, bij Deventer, waar Van Houten tijdelijk woont. Het huis is niet van hem, maar van de familie Van der Mandele. Op pagina vijf van ‘Onze Hoogmoed’ staat op een witte bladspiegel: aan Chris en Pauline van der Mandele, die me te eten gaven, zodat ik dit boek kon schrijven.
Van Houten: ‘We zullen naar boven gaan, naar mijn kamer waar ik tijdelijk mag wonen. Het comfort is er niet geweldig, maar dat moet u maar voor lief nemen.’ Hij laat me trots een half-ronde houten stoel zien, die hij heeft gekocht op de rommelmarkt in Amsterdam. Hij gaat er zelf in zitten, afwachtend, beheerst, gedistantieerd.
- Uw roman is meer een reportage dan de beschrijving van een complexe leefwereld, aan de hand van uw ervaringen.
| |
| |
- Ik vind feiten erg illustratief; ik beschrijf graag feiten, die spreken voor zichzelf; wanneer je de feiten loslaat kom je in mistige abstracties terecht; ik verkies feiten boven een beschouwing; overigens ben ik het niet met u eens; ik ervaar het niet precies zoals u; er staan in mijn roman wel beschouwingen, ook al zijn ze vaak maar kort, soms niet meer dan één zin lang.
- Toch prevaleert bij u het feitelijk rationele.
- Ja, en dat zal het blijven doen; het irrationele kan best veel opleveren voor een auteur, maar niet voor mij. Wanneer ik experimenteer met de taal probeer ik minder rationeel gecontroleerd te schrijven; het resultaat van zulke pogingen houd ik voor me; bijvoorbeeld in een dagboek.
- Schrijft u heel actueel nog een dagboek?
- Ja; ik ben er nog mee bezig; zeven jaar geleden schreef ik er ook een, ik vond het resultaat zo goed, dat ik het heb weggegooid. Het was dus helemaal niet goed bedoel ik. Ik voelde me niet gegeneerd, maar ik vond het waardeloos.
- Door de nadruk op de feiten in de roman ‘Onze Hoogmoed’ wordt het zicht op de binnenwereld van Emile van Dommelen c.q. Boudewijn van Houten sterk belemmerd.
- Ik zie niet in dat zich de zelfonthulling niet voordoet; ik vind juist dat het wel gebeurt. Ik zie mezelf niet als een image-bouwer; iets wat ik vaak bij schrijvers aantref, die hun informaties zeer zorgvuldig kiezen, neem bijvoorbeeld iemand als Montherlant; hij bouwt wel een image op; in dit verband is Paul Léautaud me sympathieker, hij doet het niet.
- U stelt de eis: je moet eerlijk zijn.
- Ja inderdaad en je moet geen held van jezelf maken, misschier is dat wel het meest heldhaftige.
| |
| |
- Gerard Kornelis van het Reve eist van een auteur dat hij alles experimenteert, wat in hem leeft, van angst via onzekerheid tot walging en agressiviteit toe.
- Ik ben daar niet tegen; het is een manier om te werken. Ik persoonlijk vind, wanneer iemand de moeite neemt om naar je te luisteren, praat je met hem over datgene waarover je hebt doorgedacht; die keuze vind ik belangrijk; je houdt dan ook informaties achter over dingen die je nog dieper door wilt denken, niet om ze achter te houden, maar gewoon omdat je er zelf nog niet uit bent.
- U hebt in deze roman veel materiaal opgehoopt, dat soms in een paar regels wordt afgedaan, terwijl het zou kunnen worden uitgewerkt tot een complete novelle. Gaat u dat nog eens doen, stukken uit dit materiaal weer opnemen?
- Ik zie het leven als een gecompliceerd geheel. Ik heb in mijn roman over een paar aspecten ervan willen spreken. En voor die aspecten vond ik een bepaalde reeks ervaringen van me het meest illustratief. Maar als ik straks weer andere aspecten uitkies om te beschrijven, zal ik ter illustratie ook weer andere belevenissen van me gebruiken. Ik hoop steeds genoeg mee te maken om het materiaal niet twee keer te hoeven gebruiken.
- Achter deze roman ligt in het verlengde van vrij extreme zelfervaringen op en over de grens van de misdaad dus geen volgend boek. Dit thema is nu, in een keer, uitgeput.
- Ik heb bij het schrijven in het anekdotische van die ervaringen ook plezier gehad, daar kan ik inderdaad niet nog eens aan beginnen.
- Welke thema's binnen welke contexten denkt u in de toekomst te gaan aanpakken?
| |
| |
- De menselijke betrekkingen zijn erg gecompliceerd; ik wil daar over schrijven; ik heb andere ervaringen die voor die wil model kunnen staan.
- Wat is cultuur voor u? Een persoonlijke keuze tegen de middelmaat, de verveling, de afbraak?
- Deze vraag spreekt me niet aan; ik heb de gedachte niet klaar om te antwoorden, dan doe ik dat ook liever niet, anders ga je toch maar onbeduidend stamelen. U vraagt: waarom houdt u zich met cultuur bezig? Die vraag zou ik in driehonderd bladzijden schrijvend moeten beantwoorden.
- Vanuit welke grondhoudingen benadert u de werkelijkheid?
- Geen antwoord zou me bevredigen omdat ik elk antwoord bij voorbaat incompleet zou vinden; ik heb er geen pittige formule voor in mijn hoofd zitten, die mij bevalt. Dit zijn vragen die ik mezelf zo nooit gesteld heb.
- U zegt in ‘Onze Hoogmoed’ van u zelf van uw vaders kant de neiging tot dwepen, intelligentie en zwak voor het grandioze te hebben overgenomen en van uw moeders kant de nervositeit, eerzucht, geldingsdrang en het klassebewustzijn. Met deze kwaliteiten is toch al een heel stuk grondhouding aangeduid?
- Ik zou mezelf niet zo simpel willen omschrijven; daartegen bescherm je jezelf door je boek een ‘roman in de eerste persoon’ te noemen en niet een autobiografie. Ik vind uw vraag gewoon te gecompliceerd; je kunt ook vragen: wat vindt u van het leven; is ook zo'n vraag waar ik geen raad mee weet. Ik voel me bijvoorbeeld aangetrokken tot heel verschillende auteurs; ik kan voor mezelf van mezelf geen type opbouwen, waarbinnen ik dan te vangen zou zijn.
- Nee, maar in uw roman vind ik kenmerkend dat u naar feiten
| |
| |
kijkt en ze als het ware ook kijkend noteert, terwijl de ratio bepaalt, van te voren, welke feiten in het blikveld toegelaten zullen worden.
- Van schrijvers als Joyce en Van het Reve zegt men dat ze veel naar binnen kijken, veel over zichzelf loslaten. Somerset Maugham zou dat dan weer niet doen; hij zou gewoon vrijblijvende verhaaltjes schrijven; dat is niet waar; ik vind uiteindelijk dat Maugham veel meer over zichzelf zegt dan Joyce. Ik deel het oordeel dus niet dat andere schrijfstijlen dan de mijne als meer persoonlijk moeten worden gezien. Ik zeg heel veel over mezelf in dit boek ‘Onze Hoogmoed’. U moet toch ook niet vergeten dat de toon waarop een schrijver iets zegt ook erg veel van de schrijver prijs geeft. Neem nou een schrijver als Carmiggelt. Hij geeft weinig prijs van zichzelf, terwijl je toch een heel helder beeld van de man kunt krijgen uit datgene wat hij schrijft.
- Voor veel moderne schrijvers is de ‘vervreemding’ een centraal gegeven; ik denk bijvoorbeeld aan Beckett, Ionesco, Pinter en Albee. Auteurs die staan naast de wetmatigheden van onze samenleving. Herkent u zichzelf ook op die plaats?
- Het spreekt mij niet zo aan; ik zie het, als schrijver, zeker niet als een taak voor me om de vervreemding als centraal thema te nemen. De vervreemding op zich kan heel positief zijn; bijvoorbeeld bij Desmond Morris, die met zijn ‘Naakte Aap’ alles vanuit een nieuwe hoek bekijkt; dat kan heel nuttig en grappig zijn. Een kunstenaar als Brecht, die van de vervreemding een duidelijke werkmethode heeft gemaakt, vind ik toch niet zo geweldig. Hij schrijft soms grandioze fragmenten, maar het geheel is houterig. Ik zet voor mezelf de vervreemding niet centraal. Nee. Mijn schrijfwijze is conservatief; het conservatieve - denk aan de schrijfwijze van Maugham - biedt mij mogelijkheden genoeg. Ik verfoei het andere systeem niet, maar iedereen moet schrijven op een
| |
| |
wijze die hij niet laten kan. Ik zie de dingen zoals ik ze beschrijf; als ik het anders doe zou het gemaniëreerd zijn. Overigens moet ik de tegenstelling niet te absoluut formuleren. Ik heb iets in mijn hoofd om korte notities te maken - essays - dat wél wijst op vervreemding.
- In ‘Onze Hoogmoed’ wordt heel duidelijk dat u een lange tijd in het rigoureuze egocentrisme hebt geleefd; aan het eind van de roman worden de gevangeniservaringen ingevoegd, die een bezinning vormen op de eigen leefstijl; het egocentrisme wordt afgewezen ten bate van het altruïsme. Deze keuze wordt in de laatste pagina's weer tot vraag gemaakt. Aan welke kant staat u nu?
- Ik ben nog geen stap verder dan het eind van de roman aangeeft. Mijn houding is nog niet veranderd; ik hoor niet meer ergens bij, bij een groep met harde zekerheden.
Het leven van Roger Vailland spreekt me nogal aan. Hij is een lange tijd fervent aanhanger van het communisme geweest; op een gegeven moment is hij uit het communisme gestapt; hij heeft er zich volledig van gedistantieerd, van de sociale bewogenheid en de groepsvorming. Hij heeft uiteindelijk voor het individuele gekozen.
- Dat is een duidelijke herkenning.
- Ja.
- Wat betekent dat voor u?
- Ik houd me uitsluitend met mijn eigen ontwikkeling bezig. Ik zoek niet de grootste gemene deler tussen mezelf en anderen om op grond daarvan een groep te vormen. Ik wil mezelf niet vervalsen; in groepsvorming doet zich dat gevaar voor; ja, zo voel ik dat nu, op dit moment; ik weet niet of deze mening nog verandert, maar nu zie ik het zo.
| |
| |
- Dit hangt samen met de ervaringen in ‘Onze Hoogmoed’ beschreven; de groepsvorming rond autoritair-fascistisch denken.
- Ja, maar ook door de bestudering van andere groepen.
- Is de kwetsuur uit het eigen verleden, waarin relatiepatronen uw zelfbeaming in feite blokkeerden, niet veel meer bepalend?
- Als het al een kwetsuur is, zoals u zegt, dan zie ik dat meer als een gewonnen wijsheid uit een ervaring.
Misschien rust ons denken wel op kwetsuren - ik zie het wel zo.
- Van wanneer tot wanneer liepen de ervaringen met de Kars-groep, die uitmondde in criminaliteit?
- Van 1959 tot 1966.
- Om de roman zit een oranje bandje met de tekst: Een opmerkelijk debuut waarin wordt afgerekend met een amoreel verleden. Wat vindt u van deze reclame-stunt?
- De tekst bevalt me niet; er staat een punt achter die zin; er moet een vraagteken achter staan. Maar ja, de wereld draait dank zij het misverstand, zegt Montherlant en hij heeft gelijk.
- Ondanks de keuze voor het individualisme?
- De keuze voor het individuele sluit de gevaren niet uit. Sade heeft het prachtig geïllustreerd, waartoe het uiterste individualisme leidt. Hitlers carrière is er ook een voorbeeld van. Ik zou Hitler niet willen zijn, maar hij is wel onbetaalbaar als illustratie van rücksichtslose individualiteit.
- Waar ligt voor u de grens binnen de keuze voor het tot ontplooiing laten komen van de individualiteit?
- Ik weet het niet. Maar we gaan er te ernstig over praten. Ik
| |
| |
zie het bestuderen van de dingen vooral als een bron van amusement. Ik leef echt wel voor mijn plezier; ik heb er plezier in iets te begrijpen; ik zoek mensen, personen, boeken op waarvan ik kan leren.
- Heeft u al iets anders geschreven dan ‘Onze Hoogmoed’?
- Ja, een roman.
- Hoe heet die?
- ‘Zoveel Lol’. Hij speelt zich af in de Utrechtse studentenwereld; het is eigenlijk een documentaire roman, hij gaat voornamelijk over de groentijd.
- Maar ‘Onze Hoogmoed’ is toch uw debuut?
- ‘Zoveel Lol’ is wel eerder geschreven, maar nog niet gepubliceerd. Misschien lukt het me hem gepubliceerd te krijgen als ‘Onze Hoogmoed’ geen flop wordt.
- Uit het verschenen boek krijg ik de indruk dat u genadeloos bent voor u zelf; klopt dat?
- Dit is een vraag waar ik geen raad mee weet; de rechter vroeg mij: ‘uit het psychologisch rapport blijkt dat u u zelf erg goed kent; klopt dat?’ Ik heb toen maar wat voor me uit gemompeld; wat moest ik zeggen?
- Geen beste beurt voor mij dat mijn vraag bij u de associatie oproept met de rechter.
- Ik vind het recht een machtsmisbruik van de eerste orde, een hypocrisie van farizeeërs; ik zal me er nooit voor lenen, voor een rechtspraak; wanneer ze mij ooit zullen oproepen om getuige te zijn in verband met het een of ander zal ik alleen opmerkingen maken, waarmee ze niets kunnen beginnen.
- Wat vindt u van het recht?
| |
| |
- Ik zie geen alternatief, maar toch houd ik van verzet, van Ben Traven bijvoorbeeld. Een communist, die in het Duits schreef en in Mexico woonde. Een felle man. Hij schrijft over de ellendige sociale verhoudingen in Midden-Amerika. Een heel curieuze man ook. Hij heeft nooit biografische gegevens over zichzelf verstrekt. Hij wilde geen persoonsverheerlijking van de schrijver. Toen een uitgever hem om een foto vroeg, stuurde hij er een waarop twintig mannen stonden met grote sombrero's op; zijn commentaar was: ik ben één van hen. Ik lees met plezier anarchistische werken; die lees ik liever dan de zogenaamde opbouwende en sociaal bewogen werken; ik deel de hoop nu eenmaal niet die uit zulke boeken spreekt. Ik geloof niet in de veranderbaarheid van de mens, in de mooi geprogrammeerde zin van het woord. En zijn natuurlijk wel sociale programma's, maar willen de mensen daarin passen dan moet je ze eerst opereren; dat gebeurt niet dus zijn er programma's die worden uitgezet op mensen, die helemaal niet bestaan. Ik denk dat veel mensen idealen uitdragen en sociale bewogenheid zoeken uit een zucht naar individueel avontuur. Wee degenen die zo'n figuur volgen; denk aan Hitler.
Je kunt zeggen dat de hang naar individueel avontuur en sociale bewogenheid gerust samen kunnen gaan; maar ik zie het niet. Ik proef in mezelf de behoefte aan individueel avontuur en ik wil dit niet verkleden met een sociale ideologie. Anarchisme vind ik de eerlijkste politiek. De meeste mensen komen niet veel verder dan tot een belemmerd anarchisme. De kabouters bijvoorbeeld vormen voor mij de sympathiekste partij in Nederland. Maar ik erken dat ze niet uitsluitend anarchistisch zijn. Ze zouden mij ook zeker als lid van de partij weigeren - tenzij ik mijn anarchisme zou verhullen in sociale frases.
Ik vind de doelstellingen van revolutionairen niet erg solide. Het zijn maar excuses om op weg te kunnen gaan. En als ze
| |
| |
aangekomen zijn weten ze nooit beter te doen dan zich om te keren en de weg in omgekeerde richting af te leggen. Want het gaat hun om het gaan, om de beweging.
- Wat is anarchisme precies voor u?
- Geen andere macht accepteren dan die van mezelf. Ik trek uit deze opvatting trouwens niet de uiterste consequenties. Ik gooi geen bommen; ik kan me namelijk te goed voorstellen hoe pijn dat zou kunnen doen. Ik ben tegen lichamelijk geweld.
- Ik ook, ook tegen jagen. (Buiten klinken geweerschoten.)
- Ik ben er ook niet op gesteld. Het is heel naar om te zien hoe een konijn geraakt wordt. Het beest tuimelt over de kop, afschuwelijk!
- Tegen lijfelijk geweld dus.
- Ja; en daarom was de postzaak, die we hebben gehad een voor mij bevredigende zaak; er kwam geen geweld bij te pas. Ik heb een ingeboren angst voor geweld. Ik ben bijvoorbeeld ook tegen stenen gooien naar de politie terwijl ik er toch echt niet van verdacht kan worden dat ik van de politie houd.
- De botsingen in Amsterdam vind ik walgelijk; over en weer degraderen politie en burgers elkaar tot dingen.
- Ik was in Parijs toen de studenten en de politie tegenover elkaar stonden; ik stond op de stoep, terzijde; daar hoor ik ook thuis. Het was spookachtig; de angst die je dan voelt; de confrontatie tussen twee zulke groepen is heel menselijk maar heel benauwend.
- U verzet zich, dat is de andere kant, tegen braafheid. In ‘Onze Hoogmoed’ wordt braafheid als onverteerbaar gekenschetst.
- Ja, ik houd niet van mensen die steeds spreken in de trant
| |
| |
van ‘het kan vriezen en het kan dooien’. Je hebt soms meer aan mensen die eenzijdig durven zijn. Flaubert - dat heb ik ook in mijn boek geciteerd - zegt dat niets beter voor een kunstenaar is dan een flinke obsessie. Dit sluit dus vooroordelen in. Maar het effect is toch positiever dan de voorzichtigheid van die ‘het kan vriezen en het kan dooien’-mensen. Van dat nietszeggende gepraat hoor je vaak in Kamerdebatten ... nee, niet in de debatten natuurlijk ... maar in ieder geval wel uit de mond van Kamerleden.
- U kiest het anarchisme; de roman eindigt met een open eind; de schrijver hoort nergens meer echt thuis; wat is het nieuwe onderkomen?
- Ik zie twee kanten: het doordraven in het egoïsme - daar is het anarchisme bij thuis te brengen - en het sociaal welwillende. Ik kies het laatste niet, maar ook het andere niet, het fascisme en dergelijke; het fascisme en het anarchisme vind ik niet zo verschillend van elkaar, voor zover iemand zo'n achtergrondleider wordt. Zoals Hitler de wereld op zijn kop heeft gezet, daar watertandt een anarchist van.
- U toch niet meer?
- Ik proef het water wel; ik heb het in mijn mond staan, maar proef het met wantrouwen. Ik heb echter wel voor een egoïstische levenshouding gekozen waarvan anderen de dupe worden en dat is vervelend, maar onontkoombaar.
- U komt niet verder?
- Ik ben niet verder dan het einde van ‘Onze Hoogmoed’ aangeeft.
- Resteert er dan niet een grote ambivalentie? U heeft het egoïsme leren wantrouwen.
- Nee; er is geen ambivalentie; ik heb gekozen voor het
| |
| |
individualisme en besef dat de anderen er de dupe van kunnen worden; ik ben er niet ongevoelig voor; in het klein is de vrouw de dupe, bijvoorbeeld, in het groot de politiek.
- Poëzie zegt u niets?
- Ik houd er niet van; proza is de beste poëzie. Schrijven is praten voor me; poëzie kent dat effect niet, gooit de deuren open naar maniërismen.
- Leest u wel gedichten?
- Heel zelden. Wanneer een auteur andere zaken heeft geschreven dan alleen maar poëzie begin ik daarmee. Byron bijvoorbeeld heeft god zij dank ook brieven en dagboeken geschreven.
Waarom zoeken auteurs een vorm waarbinnen ze niet kunnen schrijven zoals ze praten? Ik begrijp dat niet. Als iemand tegen mij zegt: ik las jouw werk, het was net alsof ik je hoorde praten, is dat het grootste compliment, dat ik kan krijgen; je bent dan aan het gevaar van verlitteraturing ontsnapt.
De dichter Leo Vroman zegt: gaan waar de woorden gaan... ik vind dat geweldig griezelig; stel je dit toch even voor, dat je achter de taal aandraaft; zo iets kan toch wel heel snel aanleiding worden tot regelrecht geouwehoer, lijkt me.
- Misschien laat de taal binnen de poëzie de mogelijkheid toe om vrij snel tot kernzaken te komen, af te dalen in de diepten van de persoon en de werkelijkheid.
- Ik geloof niet dat er in poëzie diepten worden blootgelegd. Ik vind de nadelen heel veel groter dan de voordelen. Meestal schaadt, bij een gedicht, de vorm de inhoud.
- Dat is lang niet altijd waar. Rilke bijvoorbeeld schreef feilloze verzen.
- Ik vind dat Morgenstern wel fijne gedichtjes geschreven
| |
| |
heeft, maar gedichten zijn over het algemeen snel te krampachtig; je komt in verzamelbundels bijvoorbeeld hele stukken tegen die je zonder meer kunt overslaan.
- U vindt geen enkele Nederlandse dichter fijn?
- Nee, ik voel me in principe niet aangetrokken tot een auteur wiens oeuvre alleen uit poëzie bestaat, omdat, als je veel te zeggen hebt, je geen middel kiest, dat belemmerend werkt; er gebeuren in werkkamers van dichters lachwekkende dingen; het zoeken van rijmwoorden in dikke rijmwoordenboeken bijvoorbeeld. Natuurlijk is het generaliserend wat ik zeg, maar ik wil het zo toch duidelijk stellen: Ik wijs poëzie af.
Wanneer ik een Nederlandse dichter fijn moet vinden - ik heb zojuist volledig nee gezegd - dan vind ik Vasalis de moeite waard. Maar dichters vertegenwoordigen voor mij geen enkel belang. U zult trouwens geen bundels van Vasalis in mijn boekenkast vinden. Allerlei boeken die ik gewaardeerd heb, bezit ik niet meer. Ik heb vaak mijn boeken moeten verkopen om in leven te blijven. Wanneer ik dan weer geld had, kocht ik er zoveel mogelijk terug. Van mijn lievelingsboeken heb ik soms achtereenvolgens drie, vier verschillende exemplaren gehad.
- Ik ga het begrip kunstenaar hanteren; kunstenaar vind ik een afschuwelijk woord.
- Ik ook; er zit veel pretentie in. Een kunstenaar is iemand om uitgenodigd te worden voor een lezing voor het nut van het algemeen.
- Hier komt de vraag: Hoe ziet u de rol van de kunstenaar ten opzichte van zijn produkt, zijn lezer en zijn maatschappij?
- Dit is een grote vraag hoor. Ik kom niet tot een antwoord. Kunnen we de vraag niet vereenvoudigen? Ik zal bijvoorbeeld met belangstelling volgen hoe men reageert op mijn roman,
| |
| |
maar ik voel me niet verantwoordelijk voor de reacties erop. Wanneer lezers elkaar de koppen willen inslaan, daartoe aangespoord door mijn boek, voel ik me helemaal niet verantwoordelijk daarvoor. Trouwens de kans dat het zal gebeuren, lijkt me niet groot; daar ben ik niet bang voor. Het zit niet in mijn boek ingesloten dat het alleen leesbaar is voor de elite en de intellectueel. Ik schrijf/praat niet in abstracties; ik kom met concrete voorbeelden. Er heeft zich nu een groep auteurs gevormd, ‘de zeventigers’, die ik wel aardig vind omdat ze de grens van de literaire elite-literatuur willen doorbreken.
- U vindt dat goed?
- Ja, ik accepteer de literaire grens niet; ik zou bij wijze van spreken direct een verhaal aan het blad Margriet willen leveren, als ze er mij om kwamen vragen, ook al loop je dan het risico de intellectuelen en cultuurgenieters tegen je in te nemen.
- U heeft in de gevangenis auteurs leren kennen, die u anders nooit zou hebben geaccepteerd. Welke zijn dat?
- De beste voorbeelden? Ben Traven en Somerset Maugham en James Aldrige. Naderhand, aan het eind van de gevangenistijd, toen ik me aan de tegenstroombeperkingen onttrokken had, las ik ook Konrad Lorenz, Priestley, die ik later weer heb laten vallen, J.B. Charles, die ik later te eenzijdig vond, maar ik was op mijn beurt erg eenzijdig geweest en kon dus best eenzijdigheid van de andere kant krijgen, en Brecht, de toneelstukken, en James Aldridge.
- U heeft het recht meegemaakt, u wijst het af. Is recht geen recht voor u?
- Ik zie het niet als recht; ik zie recht als een middel tot vergelding van de heersende groep - op zijn best is het recht een compromis tussen vergelding van de heersende groep en
| |
| |
de ideeën van de intellectuelen, die in de mode zijn.
- In de relatie, welke ook, kiest u zichzelf?
- Relaties waar afspraken bij komen ... daar houd ik me buiten. Ik wil ook geen subsidie aanvragen, als schrijver. Ik zal nooit aan een schrijversactie meedoen. Voor mij is de staatssubsidie een giller, die ik alleen accepteer als men mi die geeft; ik zal er nooit om vragen. Ik heb geen sympathie voor het staatsgebouw. Ik ben trouwens staatsgevaarlijk.
- Nou, nou, staatsgevaarlijk...
- Ik overdrijf het hoor; ik grinnik erbij.
|
|