Maatstaf. Jaargang 18
(1970-1971)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 537]
| |
[Nummer 8]kees verheul
| |
[pagina 538]
| |
schrijver vaak gebaseerd op diens levensloop. De grote dingen van de Russische werkelijkheid moeten niet alleen afgespiegeld worden in het werk, maar ook in de biografie van de schrijver, net zo goed als deze biografie een verplichtende geldigheid moet geven aan zijn artistieke verbeelding. De grote populariteit van Solzjenitsyn bij de Russische intelligentsia, die dateert van lang vóór de Nobelprijs, houdt verband met de omstandigheid dat hij precies en bewust gekozen heeft voor een vorm van schrijverschap die beantwoordt aan het hierboven geschetste beeld. In zijn romans en verhalen neemt hij juist de dingen bij de kop die van het grootste belang zijn voor het nationale geweten, en hij doet dat met een niets ontziende waarachtigheid. Men begrijpt Solzjenitsyn dus veel te eng, en ook verkeerd als men hem ziet als een soort politieke tegenstander van het Sowjetbewind. Zijn houding tegenover het schrijverschap is anders. Hij ziet het als zijn missie - de oude missie die nok de Russische ‘klassieken’ heeft bezield - volledig integer te zijn in het woord dat hij richt op de eeuwige waarheden van het mensenleven zoals die naar voren komen in zijn historische gemeenschap. Dit ethische begrip van het schrijverschap, dat de eenheid van Solzenitsyns werk bepaalt en dat bij voorbeeld een wezenlijke schakel vormt tussen zijn romans en zijn beroemde ‘open brieven’, weegt voor hem veel zwaarder dan het meer esthetische aspect van de literatuur. Als welmenende lezers hem bij voorbeeld aanraden voor zijn ‘literaire’ ontwikkeling eens wat meer modernistische Russische en buitenlandse auteurs te lezen - Solzjenitsyns eigen stijl is vrijwel uitsluitend gebaseerd op het erfgoed van de grote negentiende-eeuwers Tolstoj, Toergenjew en Dostojewski - dan reageert hij met een geërgerd: de tijd die mij nog rest moet ik aan een belangrijker taak besteden. Solzjenitsyn beantwoordt ook aan het boven geschetste ideaalbeeld van de Russische schrijver inzoverre zijn leven als het ware een symbool vormt van de meest tragische kanten | |
[pagina 539]
| |
van de Russische werkelijkheid van het recente verleden. Bovendien zijn de belangrijkste werken van hem min of meer autobiografisch. Hun overtuigingskracht is gebaseerd op het directe verband dat zij suggereren met de eigen ervaringen van de schrijver. Men herkent de auteur in zijn werk en talloze Russische lezers herkennen zichzelf en hun maatschappij in het werk en in de schrijver die daar achter staat. Het is dan ook geen wonder dat Solzjenitsyn een idool is geworden van de intelligentsia, meteen al na de publikatie van zijn verhaal ‘Een dag uit het leven van Iwan Denisowitsj’ tijdens Chroesjtsjow, en nog veel meer na het verschijnen, enkele jaren geleden, van zijn grote romans ‘Het kankerpaviljoen’ en ‘In de eerste kring’ in talloze clandestiene doe-het-zelf edities. Het bestaan van de man Solzjenitsyn en zijn aanwezigheid in Rusland betekenen, evenzeer als zijn werk, voor velen een moreel lichtpuntje in de dagelijkse sleur van het leven. Dat merkte ik als ik met een van zijn Russische bewonderaars praatte die wilde weten wat voor indruk zijn boeken nu op mij gemaakt hadden. Als je dan begint over de literaire zwakheden van zijn werk, die je soms irriteren, dan worden die ófwel toegegeven met een zekere spijt - ‘je zult wel gelijk hebben, maar wat jammer, hè?’ -, of ze worden weggewuifd: ‘Maar daar gaat het toch helemaal niet om.’ In dit kader is ook de algemene vreugde om de toekenning van de Nobelprijs te plaatsen. Je zou kunnen zeggen dat deze bizarre bekroning althans voor één keer zijn bestaansrecht heeft bewezen: voor talloze Russen vormt hij een hartverwarmende persoonlijke triomf. Het nieuwe dat er schuilt in de schrijversfiguur van Solzjenitsyn als prototype van de nationale werkelijkheid is dat hij voor zijn Russische lezers fungeert als het beeld van de ‘overwinnaar’. Tot voor kort overwoog in de Russische literatuur het vereerde beeld van de schrijver als het integere slachtoffer dat het door zijn eerlijkheid en waarachtigheid af moest leggen tegen de vernietigende krachten van de geschiedenis. Zo'n ‘slachtoffer’ | |
[pagina 540]
| |
was bij voorbeeld Pasternak, in verwarring gebracht en in het nauw gedreven door de campagne rondom zíjn Nobelprijs, of de tragische Mandelsjtam, de grote dichter die langzaam maar zeker de dood werd ingejaagd in de dertiger jaren. Ook Majakowski heeft zijn betrekkelijke populariteit gekocht met zijn zelfmoord. De ‘ondergang van de dichter’ vormt vanouds een hoofdthema in de Russische literatuurgeschiedenis en een van de meest wezenlijke trekken van het geliefde schrijversbeeld van de Russische lezer. Het prototype van het literaire slachtofferschap als spiegelbeeld van de nationale werkelijkheid is gegeven in het lot van Poesjkin, de stamvader van de moderne Russische literatuur, die omkwam bij een duel. Het belangrijke daarbij is dat het gewelddadige einde van Poesjkin vanaf het eerste ogenblik niet gezien werd als een particuliere tragedie, maar als een noodzakelijk gevolg van de bijna biologische vijandigheid van het hofmilieu tegenover de ‘dichter’. Solzjenitsyn daarentegen is degene die de omstandigheden overwint. Hij is de man die terugkeert uit de kampen en die van kanker geneest - in Rusland zeiden ze nog kort geleden: als Solzjenitsyn de Nobelprijs voor literatuur niet krijgt, dan zouden ze hem in ieder geval een prijs moeten geven omdat hij de kanker bedwongen heeft! De hele Nobelprijsgeschiedenis, de toekenning en Solzjenitsyns openlijke aanvaarding, was vooral ook daarom zo'n belangrijke gebeurtenis in Rusland, omdat hij zo goed past bij zijn overwinnaarsrol. Vandaar ook de grote spanning deze zomer, toen men in Rusland zo druk en eindeloos zat te speculeren over: krijgt hij hem, of krijgt hij hem niet? Dat Solzjenitsyn overwinnaar kan zijn en dat hij hoe dan ook datgene wat hij ziet als zijn missie waar kan maken in zijn werk en in zijn optreden, hangt natuurlijk rechtstreeks samen met de tijd waarin hij leeft. Zo'n twintig of dertig jaar geleden zou Solzjenitsyn nooit teruggekomen zijn uit zijn kamp; zijn werk zou hoogstwaarschijnlijk niet geschreven zijn, en in ieder geval zou iedere letter ervan onbekend gebleven zijn, zowel hier als | |
[pagina 541]
| |
in Moskou. Dat men zijn romans in Amsterdam kan kopen - het liefst in de Engelse vertalingen, en als het moet in de Nederlandse bewerkingen die helaas de meest barre tijden van de Dostojewskis ‘vrij naar het Hoogduitsch’ in herinnering roepen -, dat men er ook niet alleen in Moskou, maar bijna in heel Rusland betrekkelijk gemakkelijk aan kan komen, dat hij leeft en dat hij opgebeld wordt door een Zweedse journalist die informeert of hij de Nobelprijs zal accepteren, dat alles vormt een teken van de mogelijkheden die Rusland op het ogenblik biedt, en die Solzjenitsyn maximaal weet uit te buiten. Solzjenitsyn is de meest in het oog lopende vertegenwoordiger van een periode, een mentaliteit en een generatie. De hoofdthema's van zijn werk weerspiegelen de belangrijkste preoccupaties van de Russische intelligentsia van de jaren '50 en '60. Het is de tijd die grotendeels bepaald werd door Chroesjtsjows ‘destalinisatie’ - het is niet toevallig dat het werk waarmee Solzjenitsyn tot een nationale figuur werd, zijn verhaal ‘Een dag uit het leven van Iwan Denisowitsj’, juist door Chroesjtsjow is gepousseerd. De ‘destalinisatie’ betekende voor de intelligentsia in de eerste plaats de mogelijkheid en de noodzaak om te komen tot een waarachtige verantwoording van de verschrikkelijke ervaringen van de jaren '30 en '40. Het is kenmerkend voor Solzjenitsyn als vertegenwoordiger van het geweten van deze tijd dat hij in de meeste van zijn grote werken terugkeert naar het verleden van de tijd vóór 1953 (de dood van Stalin). Het meest recent naar zijn onderwerp is de roman ‘Het kankerpaviljoen’, die een visie geeft op de overgang van het verleden naar het heden in een groots beeld van een weg die van de dood terugvoert naar het leven. In het werk waar Solzjenitsyn volgens verschillende berichten op het ogenblik aan bezig is, een grote ‘panoramische’ roman over de Eerste Wereldoorlog, keert hij nog veel verder terug naar de wortels van het historische heden. In het zojuist aangeduide kenmerk van Solzjenitsyns boeken, | |
[pagina 542]
| |
de voortdurende preoccupatie van de schrijver met het recente verleden, met name dat van de dertiger en veertiger jaren, ligt waarschijnlijk een van de oorzaken van een duidelijk generatieverschil in de bewondering die hij in verschillende lagen van de Russische intelligentsia geniet. Het diepst worden natuurlijk door zijn werk die mensen geraakt voor wie de realiteit waar Solzjenitsyn van getuigt de centrale realiteit van hun eigen leven is. Voor de wat jongeren is het vaak meer de integriteit van het werk en de positie van de schrijver die een mogelijkheid van een persoonlijke identificatie en bewondering bieden. Bovendien staan die jongeren ook verder van hem af in stij! en levensvisie. Vermoedelijk zal Solzjenitsyn in de eerste plaats de grote schrijver van de vijftiger en zestiger jaren blijven. Ook in zijn werk staat hij niet op zichzelf. Solzjenitsyn is de meest in het oog lopende, en waarschijnlijk ook de belangrijkste vertegenwoordiger van een groep en een generatie van schrijvers die in dezelfde periode als hij terugkeren naar hetzelfde verbijsterende verleden om daarvan rekenschap en getuigenis af te leggen in verschillende vormen van literatuur: verhalen, memoires, romans. Er bestaat in dit opzicht een opvallende gelijkenis met de Duitse literatuur van de eerste naoorlogse generatie. Ik denk hierbij bij voorbeeld aan de herinneringen van Jewgenija Ginzburg, ook in het Nederlands vertaald onder de titel ‘De raderen van de willekeur’, aan de verhalen van Warlaäm Sjalamow, die in het Frans en het Duits te krijgen zijn, en aan werk van anderen dat in het Westen nog verschijnen moet. Het is te hopen dat de Nobelprijs voor Solzjenitsyn niet alleen een aanleiding zal zijn om hém te gaan lezen en vertalen, maar ook de aandacht zal richten op deze andere schrijvers die op een even integere en vaak even indringende manier verslag afleggen van dezelfde realiteiten waar het bekroonde werk een getuigenis van wil zijn. Dat het juist Solzjenitsyn is die het meest van allen tot de verbeelding spreekt, en dat hij ook in Rusland vaak gezien | |
[pagina 543]
| |
wordt als de belangrijkste auteur, hangt waarschijnlijk samen met zijn manier van schrijven, die velen, en niet alleen Russen, direct en gemakkelijk aanspreekt. Misschien komt dat juist door het conventioneel ‘literaire’ ervan, het bijna opzettelijk ontbreken van een meer exclusieve artistieke subtiliteit. Er is ook nog iets anders: het beeld dat Solzjenitsyn oproept van een van de meest verschrikkelijke perioden uit de menselijke geschiedenis is merkwaardig genoeg alles eerder dan wanhopig of uitzichtsloos. Het is dat bij voorbeeld veel minder dan een groot deel van de literatuur die ontstaan is en zich afspeelt in een wereld van althans uiterlijke vrijheid en welvaart. Zo geeft een vergelijking van Solzjenitsyns werk met dat van de Nobelprijswinnaar van het vorige jaar, Beckett, een nogal onthutsende kijk op het mogelijke verband tussen ‘levensvisie’ en ‘omstandigheden’. Ik wil hiermee helemaal niets negatiefs suggereren over de waarde van Becketts werk, en ook niets over het ‘lijden’ dat altijd zou ‘louteren’ - men mag niet vergeten dat daar waar Solzjenitsyn fysiek en geestelijk ‘overwon’ talloze anderen het loodje hebben gelegd en omgekomen zijn van uitputting of wanhoop. Wel is het zo dat in Becketts boeken en toneelstukken het beeld overheerst van de uitzichtsloze triestheid van ons banale bestaan. Heel anders komt het menselijk leven naar voren in de artistieke verbeeldingen van Solzjenitsyn. Te midden van de uiterlijke verschrikkingen van hun bestaan, die voortdurend tastbaar aanwezig zijn op de achtergrond, wordt het leven van zijn figuren bepaald door de gewone dingen van hun hart: hun liefde, hun wederzijdse genegenheid, hun geluk en hun dagelijkse zorgen om baan en familie. Dit beeld van de taaiheid van het doodgewone, het soms banale, ook in de meest fantastische en barre omstandigheden, vormt een sterk verheffend en troostend element in Solzjenitsyns oeuvre. Het is zeker een van de belangrijkste redenen waarom hij in Rusland op de handen gedragen wordt, en waarom hij vaak ook zo'n enorme indruk kan maken op buitenlanders die geen | |
[pagina 544]
| |
speciale politieke of historische belangstelling hebben voor de realiteiten waarover hij schrijft. De aard en het gehalte van zijn schrijverschap laten zich het beste definiëren met woorden die Faulkner gebruikt heeft in zijn toespraak tot het Nobelprijscomité op 10 december 1950. Sprekend over de taak van de schrijver in onze tijd zegt hij daarin: ‘He must teach himself that the basest of all things is to be afraid; and teaching himself that, forget it forever, leaving no room in his workshop for anything but the old verities and truths of the heart, the old universal truths lacking which any story is ephemeral and doomed - love and honor and pity and pride and compassion and sacrifice.’ En aan het eind van zijn rede: ‘The poet's, the writer's duty is to write about these things. It is his privilege to help man endure by lifting his heart, by reminding him of the courage and honor and hope and pride and compassion and pity and sacrifice which have been the glory of his past. The poet's voice need not merely be the record of man, it can be one of the props, the pillars to help him endure and prevail.’ Gemeten naar Faulkners eisen heeft Solzjenitsyn zijn roem ten volle verdiend. |
|