Maatstaf. Jaargang 18(1970-1971)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 513] [p. 513] marko fondse gedichten and hitched my waggon to the stars Ramp volgt op ramp en zo verdoofd - het huis op slot van binnen uit - voed ik mijn drift van hart en hoofd met teren op een minne buit. Het zij zo. Tijd onwelgezind hervindt mij weermaals afgekeerd. Verwenst heb ik, verwoed bemind en goed of min - ik vrees geleerd. Aanvaard althans dat niets beklijft nu handen leeg zich puur gewin betonen en oningelijfd bestaan lijkt waarborg voor begin. Mijn levensbuit - illusieloos hanteren van een zoveelst glas om te ontzweven in een loos besef van wat niet is noch was. Teruggevoerd op dit begin, gezuiverd hoop ik, ingekluisd, tast ik onwillig naar een zin die in zo amper falen huist - [pagina 514] [p. 514] verdacht op mooglijk 't eerste lied van wie in ledigheid vermand zijn ziel schier vrij waant en die niet zijn muze voor de mestkar spant. [pagina 515] [p. 515] hospitium opgedwongen had zij een ziel vol boerekool en apeliefde. manlief stierf. daarna bevolkten de kamers zich co-optatief met allerlei ongetrouwd wonderlijks. vrij veel talent en veel genegenheid. zo kreeg het leven onvermoed een zin. haar schoot ontspande. de enige die het etablissement als lijk verliet en die haar lieve liefde naar waarde had gebruikt (schat!) sloeg nauwelijks een gat in de familie. van hem nog leerde zij de eerste versjes en dat zij andere daarna niet meer begreep was zeker niet háár schuld. die kregen dan ook geen verklaring mee besloten met de zucht: tja moedertje d'r gaat wat om in een gedicht! Vorige Volgende