Maatstaf. Jaargang 18(1970-1971)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 311] [p. 311] andré oosthoek gedichten il faut répondre ook deze brief loopt leeg heel langzaam en heel zeker als een bruine pater tijdens het 40-urengebed. de blote voeten waarmee je ondertekent zijn ook niet van jezelf. het zand van alle werelden dat aan de randen van dit eiland kleeft heeft mij haast overdekt, in mijn oren golft het helmgras. straks zal ik dood zijn dood en mager als een duinkonijn met een opgewekt wit staartje en ook zo onrustig: wie heb ik al in jou ontmoet dat mijn rust geen spiegel nodig heeft? [pagina 312] [p. 312] terzijde (voor gerrit) de poëzie van de straat is jou een gruwel mij ook, dus kies ik de graskant en trap kleine bloemen stuk af en toe passeert een auto die ik in mijn jongensjaren grif thuis had kunnen brengen op merk, jaartal en benzineverbruik vreemd dat-ie leeg is, of beter? poëzie is toch maar kwetsbaar en de dood loert op de weg. [pagina 313] [p. 313] zomer met betje elke ochtend kom ik betje wolff tegen. ze is klein en rond draagt een pothoedje en is getrouwd met een dominee uit de gedemilitariseerde zone we stappen samen op de bus en rijden tot aan zee daar staan we dan uren te staren in de oneindigheid met madame charrière op zak ‘la vie est belle’ besluit betje trouw en we eten voorzichtig een ijsje. [pagina 314] [p. 314] hoe verder, hoe warmer (voor hildebrand, boutens en tran phuong, die veilig in parijs zit) de orensnijder waart over de velden en slechts een argeloze dichter vraagt hoe laat is 't aan de tijd? 't is vroeg nog uren voor de grote warmte uren voor de zwarte zandwolk over de rivier uren voor een scheefgezakte moeder afwezig constateert er zit een rode barst in mijn kind. Vorige Volgende