| |
leo ross / geschiedenis van een reisverhaal
In de zomer van 1968 maakte ik een reis door Griekenland.
Het was de derde keer dat ik het land bezocht en de eerste keer na de putsch. De verandering was ontstellend. Het is onvoorstelbaar hoe een land in zo korte tijd kan veranderen. De stemming in Griekenland doet denken aan de oorlog: dezelfde massieve haat jegens de machthebbers, dezelfde solidariteit en hetzelfde wederzijdse wantrouwen onder de bevolking.
De gestapo (‘asfália’, in Nederlandse publikaties meestal trouwhartig vertaald als ‘veiligheidsdienst’, alsof het hier niet ging om menselijke bloedhonden), de Griekse gestapo, geleid en betaald door de CIA, is oppermachtig. De angst van de bevolking is ook voor de buitenlander verstikkend, tenminste voor die buitenlanders die niet ziende blind en horende doof zijn zoals de twee Engelse studenten die in de haven van Léros bij ons aan boord klommen en die niets van de beide concentratiekampen op dat eiland bleken te weten, behalve dat er - zoals ze lachend vertelden - een paar gevaarlijke communisten vast werden
| |
| |
gehouden: twee weken lang hadden ze op het strand gelegen, dan schiet er geen tijd voor een bezoekje aan een zo oninteressante pleisterplaats over. De toeristen in het huidige Griekenland vervulden me iedere keer dat ik ermee te maken kreeg met verbazing en afschuw. Op de stranden en op de terrassen zitten ze bij elkaar in een soort quarantaine. De grote meerderheid van de buitenlanders gaat niet met Grieken om en staat volmaakt onverschillig tegenover de politieke situatie in Griekenland, totdat ze er soms plotseling mee te maken krijgen, zoals dat brave Duitse echtpaar op Kós, dat in een razzia verzeild raakte. Een minderheid onder de toeristen heeft wel enige ‘Ahnung’, maar voorziet zich dan meestal haastig van een alibi, een dom verhaaltje om het geweten te sussen: de een of andere Griek heeft hun verteld dat de bevolking met het nieuwe regime zéér ingenomen is, of men stelt tevreden vast dat het Griekse volk er helemaal niet ongelukkig uitziet! De grootste smeerlap die ik onder de toeristen meemaakte, was een Nederlander in Delphi die beweerde dat hij door zijn bestedingen de nood van het arme Griekse volk hielp lenigen, maar die moord en brand begon te schreeuwen toen hij ontdekte dat de hoteleigenaar de volle kamerhuur in rekening had gebracht in plaats van de 80% waar hij volgens een bevel van Papadópoulos bij ons rijkaards uit het vrije Westen genoegen mee had moeten nemen. Nee, het vrolijke, feestelijke toerisme van weleer is een lugubere aangelegenheid geworden. Wat niet wegneemt dat ik iedere lezer toeroep: GA NAAR GRIEKENLAND!
Ik reisde door de Pelopónnisos via Kythera (vanwege de inscheping) naar Kreta, waar ik twee maal als opruier tegen de lamp liep, en maakte een trip door de Dodekánisos, knoopte overal vriendschappen en gesprekken aan, noteerde mijn ervaringen, schreef de teksten van propagandaplakkaten en spandoeken over, zag de troepen die op gezette tijden door de steden marcheren (machtsvertoon van het regime) en de toeristen die lachend toekeken, wuifden en foto's maakten, spelde
| |
| |
Griekse kranten zoals vroeger Plato, luisterde naar de waanzinnige retoriek van Papadópoulos over de radio en het gedaver van de regeringspropaganda door loudspeakers op straat. Het zogenaamde referendum maakte ik mee in Athene.
Ik zorgde ervoor dat ik er met mijn neus bovenop zat, want ik wou later in Holland precies kunnen zeggen waar het bedrog op de 29ste september gezeten had, nog afgezien dus van het ‘hogere’ bedrog dat daarin bestond dat het volk de keus kreeg tussen de junta (als de nieuwe grondwet werd verworpen) en de junta (als de nieuwe grondwet werd aangenomen): ik wou in staat zijn eventuele verhalen dat de Griekse bevolking zich toch maar vóór die nieuwe constitutie had uitgesproken, op een verpletterende wijze de kop in te drukken.
Teruggekeerd schreef ik mijn reisverhaal over Griekenland, een heel ander reisverhaal dan ik ooit gedroomd had over dat land te zullen schrijven. Mijn materiaal ordende zich vanzelf tot zeven hoofdstukken: 1. ‘Griekenland is nog steeds een heerlijk vakantieland - voor imbecielen’; 2. ‘In concentratiekampen woont men niet’ (citaat uit een discussie op de boot naar Piraeus tussen een oude Duitse jood en een propagandist van het Papadópoulos-regime; op alle Griekse toeristenboten geeft zo'n figuur zogenaamd toeristische informatie); 3. een vraaggesprek met de toenmalige Nederlandse ambassadeur in Athene, baron Van Lynden; 4. ‘Grieken, voorwaarts! De God van Griekenland is met ons’ (over o.a. de ontucht die het regime bedrijft met de religie en de kerk); 5. ‘U hoeft met geen enkele Griek te spreken’ (de twee en een halve arrestatie, zoals Van Hasselt later zei); 6. over het referendum, en 7. over de CIA, het bankroet van de NATO in Griekenland, de NATO-diners in Athene waaraan Nederlanders de schaamteloosheid hebben mee te doen, hoge Nederlandse offcieren zitten er als hoeren bij Pattakós op schoot, zonder dat iemand hen of minister Den Toom ooit ter verantwoording roept; ook staat er in dat hoofdstuk een gesprek met de commandant van de Nederlandse
| |
| |
troepen op Kreta, majoor Boon, ja, jongens en meisjes (zou Van het Reve zeggen), allemaal verhalen die heel fijn zijn om te lezen.
Van mijn zeven artikelen verschenen er vier in de Provinciale Zeeuwse Courant, op 22, 23 en 26 november en op 4 december. Van de drie artikelen die ik overhield, werden er twee geweigerd door De Nieuwe Linie (de redactie vond het onjuist om ‘te veel’ over Griekenland te publiceren) en één door Vrij Nederland (met ongeveer hetzelfde argument: ‘over de NATO en de dictatuur hebben wij zelf onlangs nog enkele artikelen gepubliceerd’).
De Arbeiderspers weigerde daarop de publikatie van alle zeven stukken in boekvorm, omdat dat ‘niet voldoende’ zin had.
Dit betekent: men verwachtte niet voldoende kopers. Mijn aanbod om de drukkosten op mij te nemen, werd afgewezen. De directeur van De Arbeiderspers, D.H. Landwehr, stuurde intussen het typoscript door naar Vrij Nederland met de bedoeling dat daarin een extract uit alle zeven hoofdstukken zou verschijnen, een idee waarmee ik mij onmiddellijk toen ik het hoorde verenigde, maar de redactie weigerde opnieuw, ditmaal omdat door de publikatie in de Provinciale Zeeuwse Courant ‘de exclusiviteit verloren was gegaan’.
Toen dacht ik, afgaand op hun links-geëngageerde reputatie; misschien voelen Polak en Van Gennep iets voor mijn boekje. Ik had gelezen dat daar zelfs een kookboek uit Cuba zou verschijnen. Maar ik hoefde het niet eens te proberen.
De secretaresse van de heer Van Gennep zei aan de telefoon letterlijk: ‘Stuurt u ons dat boekje van u maar liever niet, want we doen het tóch niet.’ Van Gennep zelf kreeg ik helemaal niet te spreken.
Het intermezzo met De Arbeiderspers had intussen veel tijd gekost: wekenlang had mijn boekje daar ongelezen rondgeslingerd. Toen nu ook De Bezige Bij met duizend bezwaren voor de dag kwam, besloot ik mijn ‘pamflet’, om verder tijdverlies te vermijden en vooral uit vertwijfeling en uit woede tegen het
| |
| |
boerenbedrog van het zogenaamde linkse engagement in Nederland, in eigen beheer uit te geven.
Ik tikte de teksten uit en liet het boekje fotografisch reproduceren in een oplaag van 1000 stuks. Het heette: ‘Een zomer in Griekenland. Pamflet.’ Ongeveer honderd exemplaren stuurde ik naar kranten, tijdschriften, partijbladen, VIP's, enz., links en rechts.
Het boekje werd besproken in Vrij Nederland (12 april 1969), Algemeen Handelsblad (7 juni; beide malen door F.G. Hasselt), Hervormd Nederland (17 mei) en het maandblad van de liberale jongeren De Driemaster (februari 1969). Particuliere reacties ontving ik van ds. Bustes, mr. dr. Benno Stokvis en Simon Carmiggelt. Van enige activiteit van hun kant om mijn boekje bekendheid te verschaffen, is helaas niets tot mij doorgedrongen. Alleen van Carmiggelt weet ik zeker dat hij er niet over geschreven heeft in Het Parool, zoals ik hem gevraagd had en zoals hij nog onlangs uitvoerig deed over een brochure over Biafra. Het Comité Vrij Griekenland koesterde in een brief van 26 maart allerlei bezwaren. Zo stonden er wel goede stukken in mijn boekje, maar die kwamen volgens het Comité soms in minder relevante milieu-schetsen om. Er komt evenwel in het hele boekje geen milieuschets voor. Het hoofdstuk ‘In concentratiekampen woont men niet’ vond met het sterkst, maar de naam Sidney (de propagandist op de boot naar Piraeus: ‘door één van de Amerikaanse meisje Sidney gedoopt, omdat zij een hekel aan die naam had’) moest ik dan wel door een andere naam vervangen. Intussen had ik het Comité in een brief op 12 maart gevraagd om de adressen van Comité-leden, leden van de regering en van de Tweede Kamer en vakbondsfunctionarissen om hun een exemplaar van mijn boekje te kunnen sturen; verder bood ik het Comité aan contacten met Duitse ‘bondgenoten’ te leggen in de studentenwereld (ik werkte aan de universiteit van Münster) en bij de Duitse televisie; eventueel zouden Nederlandse publikaties in het
| |
| |
Duits vertaald kunnen worden en omgekeerd. Mijn brief werd nooit beantwoord.
De heer Van Oorschot, van Tirade, stuurde mijn boekje per kerende post zonder commentaar retour, in een al eens eerder gebruikte envelop die mij de ongewilde groeten overbracht van een zekere Sjabbe van Silfhout uit Brummen. Onlangs nog poseerde de heer Van Oorschot als Multatuliaan, in een interview met Trouw, 28 februari 1970, en verklaarde dat Multatuli ook de jongeren van vandaag nog veel te zeggen had, u weet wel, Multatuli, die schreef: ‘de Javaan wordt mishandeld!’ De mishandelingen in Griekenland, meer dan honderd jaar later, spreken de heer Van Oorschot echter minder aan.
De periodieken Wending en Ruim Zicht voelden al evenmin voor een bespreking. Wending: ‘De redactie heeft met veel belangstelling en aandacht kennis genomen van uw pamflet maar tot mijn spijt moet ik u berichten dat zij niet tot een bespreking ervan heeft kunnen besluiten.’ Een Maandblad voor Evangelie en Cultuur is ook werkelijk te voornaam voor het Griekse gesol met God en de ondergang van het culturele leven in Griekenland, zo'n blad kent alleen eeuwigheidswaarden: de Akrópolis, aan de voet waarvan Paulus predikte ... En hier de reactie van Ruim Zicht: ‘Een bespreking van dit boekje, zoals door u gevraagd, lijkt ons echter minder geschikt en niet passend in de formule van Ruim Zicht.’ Het Katholieke Vakverbond spitst immers slechts de oren als het gaat om verhoging van het loon en verkorting van de arbeidstijd. Mijn boekje daarentegen had het over een boycot van de Griekse handel.
De VARA, waar ik het pamflet heen had gestuurd per adres Mies Bouwman (denkend aan haar links-geëngageerde image), liet weten geen kans te zien aan het boekje aandacht te besteden. De NCRV verzocht mij om medewerking aan een televisiefilm over de ‘drop-outs’ op Kreta. En ik aanvaardde die uitnodiging, omdat ik het woord ‘drop-outs’ (‘chippies’, zeggen de Grieken)
| |
| |
niet kende en als vanzelfsprekend aannam dat het de NCRV om slachtoffers van het Papadópoulos-regime ging! Zoiets noemt men een gotspe.
De andere tientallen ontvangers van het pamflet - ik noem slechts luitenant-kolonel drs. F.C. Spits (de docent aan de Hogere Krijgsschool, godbetert, voor wie het bankroet van de NATO in Griekenland niet meer betekent dan ‘een schoonheidsfoutje’), Wim Gijsen (voor Maatstaf en het Utrechts Nieuwsblad), het Hollands Maandblad, de Radikalen-krant (van de PPR), Opinie, De Kapitalist (beide van de PvdA), Nederlandse Gedachten (van de AR), Op Wiek (van ARIOS), De Gids (van het CNV), Vrijheid en Demokratie (van de VVD), Dejoné (van de CHU), de Democraat (van D'66), Boemerang, De Vakbeweging (beide van het NVV), Tijd en Taak, Gereformeerd Weekblad, Centraal Weekblad (van de Gereformeerde kerken), Sjaloom, Trouw, De Volkskrant, de NRC, Propria Cures en Het Vaderland - reageerden met stilzwijgen.
Intussen bleek de belangstelling bij het publiek zo groot dat ik mij tot een tweede oplaag gedwongen zag; Sidney bleef natuurlijk staan en op de omslag kwam een propagandazegel die de junta voor het referendum op alle binnenlandse post had laten plakken. ‘Een zomer in Griekenland’ werd mijn eerste boek dat een herdruk beleefde! En ook de tweede oplaag raakte, dank zij de bemiddeling van boekhandel Lankamp en Brinkman in Amsterdam, snel uitverkocht. Een derde uitgave in gestencilde vorm zou vóór de zomer opgezet worden door de Griekenlandwerkgroep van de Utrechtse Studenten Faculteiten, maar het werd oktober voor ik weer iets van de heren vernam: ze lieten het afweten. Men wilde het maar liever aan het Griekenlandbulletin overlaten, de zaak nog eens af te drukken. Maar de Groningse werkgroep, die dat bulletin verzorgde, voelde daar niets voor. Ook een nawoord, dat ik speciaal op verzoek van de Groningers geschreven had, werd zonder opgave van reden door hen geretourneerd.
| |
| |
Je beleeft overigens de gekste dingen als je je met een probleem als het Griekse fascisme bezighoudt. Voor Vrij Nederland schreef ik in de lente van 1969 een stuk over de boeken van Stephen Rousseas (‘Militärputsch in Griechenland, oder Im Hintergrund der CIA’) en Joachim Seyppel (‘Hellas. Gebult einer Tyrannie’). Het stuk heette ‘Griekenland in bezettingstijd’ en keerde zich o.a. tegen het toerisme. Ik beschreef bijvoorbeeld hoe Joachim Seyppel op een van de rotseneilanden van de Cycladen de wegen van het toerisme verliet om een dag lang een hel van stof, schaduwloosheid, dorst en hitte te beleven. Hij stelde zich voor dat hij daarheen gedeporteerd was, dat hij niet meer naar believen weg kon. Zo deelde hij één dag lang het lot van de gevangenen op dat andere Cycladen-eiland: Járos - uit schaamte om zijn vrijheid, zijn lafheid en zijn onmacht.
Ik schreef dat men niemand een plezier doet als men op die wijze een dag op een Grieks eiland doorbrengt, maar dat het wel even wat anders is dan het luxejacht ‘Arvi’, waarmee de Nederlandse Organisatie voor Studiereizen (sic) naar Griekenland deze zomer een trip langs de ... Cycladen aanbood! In juli deelde de redactie van Vrij Nederland mij mee dat het artikel gezet was en binnenkort geplaatst zou worden. Het werd augustus en september, de studiereizen per luxejacht vonden onbekommerd plaats, en omstreeks kerstmis kreeg ik mijn artikel teruggestuurd: het leek de redactie ‘dat nu nog tot plaatsing overgaan niet aan te raden (was)’. Bovendien stond er eigenlijk niet veel nieuws in het artikel - schreef Ferdinandusse in december over een stuk uit april! Mijn reactie was inadequaat, maar noodzakelijk: ik zei mijn abonnement op. De boeken van Rousseas en Seyppel, twee van de belangrijkste publikaties over het fascistische bewind in Griekenland, werden in Vrij Nederland nooit besproken.
Van verschillende kanten dringt men op een nieuwe uitgave van ‘Een zomer in Griekenland’ aan. Ik geef toe dat de al dan niet opzettelijke onwetendheid omtrent de toestand in Griekenland
| |
| |
nog steeds hartverscheurend is, mijn boekje is in de meeste opzichten helaas allesbehalve verouderd, maar er zijn sinds de zomer van '68 te veel schandelijkheden gebeurd waarvan uiteraard elk spoor in de tekst ontbreekt. Onze sportslieden togen bijvoorbeeld naar de atletiekkampioenschappen in Athene zoals vóór de oorlog naar Hitlers Sportpalast in Berlijn, onberoerd door Dachau, en de atlete Wilma van den Berg, een vrouw die haar hersens blijkbaar in haar benen heeft, verklaarde in Het Parool van 14 augustus 1969: ‘Er zijn mensen die zeggen dat ik niet naar Athene moet gaan vanwege het bewind in Griekenland, maar ik zie geen verband tussen hardlopen en die andere zaken.’ Luitenant-kolonel b.d. Kanters verklaarde onlangs dat acht en een half miljoen Grieken dagelijks blijer en gelukkiger worden, zodat we weten wat ons te wachten staat als de firma Kanters de macht in Nederland te pakken krijgt.
Maar wie garandeert de heer Kanters dat hij, ware hij een Griek (Kandéris zou hij dan misschien heten: een heel gewone Griekse naam), zich niet met uitgeslagen tanden of uitgetrokken nagels en in puin getrapte geslachtsdelen op voetzolen van rauw vlees in een verlies onder in een gevangenis zou bevinden zoals zoveel conservatieve, koningsgezinde collega's van hem, communistenvreters, oud-Koreastrijders - terwijl een kilometer verderop Nederlandse toeristen aan het strand zitten te lanterfanten en de heer Papadópoulos in een Nike-tempeltje zijn hooggeplaatste Nederlandse gasten een hoffelijke ontvangst bereidt?
De NRC verscheen op 17 januari 1969 met een kop ‘Griekse politiek heeft geen alternatief voor de kolonels’ - en je vraagt je af hoe zoiets in een blad dat zich liberaal noemt mogelijk is. Het Parool sprak op 17 december 1968 over ‘de nieuwe Griekse grondwet die op 29 september met overweldigende meerderheid is goedgekeurd’.
Nederlandse troepen verraden op Kreta bij voortduring de zaak der democratie, de nieuwe, onwettige fascistische Griekse
| |
| |
‘ambassadeur’ in Den Haag, de heer Himarios, actief propagandist van de gangsterbende in Athene, is nog steeds niet smadelijk weggejaagd, quasi-bekommerden dringen in Athene aan op een inwerkingstelling van de ‘nieuw-democratische’ grondwet om het fascisme in Griekenland te institutionaliseren, en Nederlandse uitgevers zullen wel blijven denken dat de publikatie van een pamflet over Griekenland niet loont. In Nederlandse bladen publiceert de Griekse Nationale Organisatie voor Toerisme in de Benelux een onbeschaamde advertentie: ‘We gaan deze zomer weer naar Griekenland. Er valt voor ons nog zóveel te ontdekken!’ Laten we het daarop houden. Ook al wordt het steeds walgelijker en ook al staat zelfs op de drachmen tegenwoordig het symbool van de Machtsübernahme: de soldaat met de foenix (de swastika van Papadópoulos), zodat je voor het simpelste kopje koffie nog moet betalen met een judaspenning - ik meen het, juist omdat de pest in dat deel van Europa weer is uitgebroken, juist omdat Griekenland (zoals Klaus Mann in 1939 over nazi-Duitsland schreef, in zijn emigrantenroman Der Vulkan) plotseling is begonnen te stinken wie ein Misthaufen: WIJ ZIJN EN BLIJVEN VERLIEFD OP GRIEKENLAND!
|
|