Maatstaf. Jaargang 17
(1969-1970)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 765]
| |
Bij de totstandkoming van het Multatuli-museum - 50 jaar na het verschijnen van de ‘Max Havelaar’ - op 17 mei 1910; bij het eeuwfeest van de geboorte van de schrijver, in 't ‘Stedelijk’, op 2 maart 1920; in 't Parkhotel, in 1937, bij het herdenken van zijn overlijden, toen vijftig jaar geleden.
Toen, in 1937, sprak Frank van der Goes, voor vijftig mensen. Niet veel... na vijftig jaar.
Nu een halve eeuw geleden sprak dr. F.M. Wibaut en herinnerde aan de stilte om zijn sterven. Hij, en een vriend, waren de enige landgenoten aanwezig bij de crematie in Gotha in 1887.
Wibaut en Van der Goes, twee socialisten die de auteur Multatuli opeisten voor een zaak, die Douwes Dekker al in 1885 per advertentie had laten afweten. Het socialisme...
En al is de opkomst niet groot, al blijven de drommen thuis, al vraag je je af wat het oeuvre nu, vandaag, betekent in de harten en geesten, wij blijven over Multatuli-Dekker-Havelaar schrijven. Dit nummer van ‘Maatstaf’ is het zoveelste bewijs van onze hardnekkigheid. Over de schrijver als schrijver, als mens, als minnaar, als vader en echtgenoot, als held, als querulant. En zoals de commentatoren gebekt waren en zijn, verpolitiekt, ge-dogmatiseerd, of geïnteresseerd en dat allemaal, en opnieuw zonder aflaten, tijdens zijn ‘volle leven’, zijn naleven en na zijn leven.
Douwes Dekker kon zich goed verweren. Vinnig, vindingrijk en doeltreffend. Tragischer, benepener wordt 't als de bronnen voor het allernoodzakelijkste levensonderhoud verstopt raken. | |
[pagina 766]
| |
Uit brieven aan H.H. Huisman, voorzitter van de ‘Dageraad’ in de 70er jaren van hun eeuw: Huisman's boeltje is verbrand. M. kan niet helpen. Hij heeft 't zelf zo schraal (de slager, de bakker). De liberalen maken hem misselijk: ‘die lui houden wel van waarheid, maar ze moet niets kosten’. Een lezing in Antwerpen gaat niet door ‘en de opbrengst daarvan had ik nodig’. ‘Dat de smeerlap, de ellendeling D.v. Twist rustig op zijn buiten zit, terwijl ik moeite heb om hond te komen’ - ‘En zo'n Franssen v.d. Putte is miljonair!’ Uit Mainz komen de klachten over armoede, uitputting. De druk van ‘Ideen’ is gestaakt. Uit Wiesbaden klaagt hij over de erven Van Lennep. Het geld dat hem moreel toekwam... Hij wordt stilgezwegen - ‘De pers zwijgt over mij als de loden over Jehova!’ In 1882 - het huldeblijk, f 20.000, - . Hoeveel zou dat vandaag zijn, een kwart miljoen? Maar E. Douwes Dekker is teleurgesteld: ‘het zogenaamde huldeblijk’ schrijft hij.
De contra-prestatie van zijn landgenoten viel hem niet mee. Zou hij, in deze tijd, anders opgezette ‘millioenenstudies’ geschreven hebben, ter ontlasting van de zonen van C.R.M. en ter meerdere glorie van de protest-acties van zijn vrienden, de letterkundigen, die zo trouw over hem blijven schrijven? |
|