publiek tegen de studenten-activisten bestaan en die door dagbladen als De Telegraaf en Het Parool worden aangekweekt en in stand gehouden. Wij zullen thans enige misverstanden uit de brochure nader toelichten.
De Groot gaat er van uit dat de studenten een overmacht bezitten (waarvan ze ‘lafhartig’ gebruik maken, zie p. 3). Hij houdt er geen rekening mee dat achter de ‘lichamelijk zwakkere’ universitaire autoriteiten de politie en het leger staan. Verder zijn de studenten voor de bestraffing van hun overtredingen overgeleverd aan een verouderd gerechtelijk apparaat. De rechters die hen moeten veroordelen zijn partijdig en interpreteren de wet op eenzijdige en soms onjuiste wijze (zie P. Nicolai en J.D. van der Meulen, Requisitoir tegen de knechten der openbare orde, Vrij Nederland 5 juli 1969).
‘De studenten-activisten vergissen zich schromelijk, als zij menen, dat hun operatie-universiteit de maatschappij positief zou kunnen beïnvloeden; zij vechten niet tegen “het grootkapitaal”, “de defensiebegroting”, of zelfs “de Vietnam-oorlog”, zoals zij soms schijnen te menen, maar tegen het gezond verstand en de democratie,’ schrijft De Groot (p. 5). Democratie is datgene wat De Groot daaronder met zijn gezonde verstand verstaat.
Wanneer de studenten-activisten het woord in de mond nemen heet het een ‘valse vlag’, een ‘verraderlijke leuze’. Ondanks zijn ‘wetenschappelijke houding’ ziet De Groot niet in dat ‘gezond verstand’ en ‘democratie’ geen absolute, maar betrekkelijke waarden zijn.
Het is opvallend dat De Groot nergens ingaat op de doelstellingen en de motiveringen van de studenten-activisten, maar uitsluitend op hun methoden. Door deze eenzijdige benadering en door het gebruik van termen als ‘geweld’, ‘bedreiging’, ‘terreur’ wekt hij bij de Parool-lezer associaties op met nationaal-socialistische methoden uit de jaren dertig. Henri Knap heeft het al gezegd: ‘Ik vind trouwens het hele optreden van de studenten die de mond vol hebben over vrijheid, inspraak en democratie duidelijk