| |
| |
| |
bertie turksma-heymann
‘le voyage d'urien’ en ‘paludes’: een afrekening met het verleden
De publikatie van Les Cahiers d'André Walter had Gide niet gebracht wat hij ervan verwachtte: geen literaire roem, en geen huwelijk met Madeleine Rondeaux. In Si le grain ne meurt zegt hij zelf: ‘J'entrais, sitôt après la publication de mes cahiers, dans la période la plus confuse de ma vie, selve obscure dont je ne me dégageai qu'à mon départ avec Paul Laurens pour l'Afrique. Période de dissipation, d'inquiétude...’ Le Voyage d'Urien schreef hij in deze periode, in de zomer van 1892. Dat was de tijd van het symbolisme, niet alleen in de poëzie, maar in alle kunstuitingen. Gide ging om met verschillende symbolistische dichters, kwam regelmatig op de ontvangdagen van Hérédia en op de ‘mardis’ van de grote meester Mallarmé. Toen de schrijver een exemplaar van zijn Voyage d'Urien aan Mallarmé aanbood, schrok deze, omdat hij dacht, dat het een beschrijving van een echte reis was. Maar Mallarmé was gauw gerustgesteld, want hij zag dat de titel ook te lezen was als ‘Le voyage du rien’, en een meer symbolistisch werk dan deze ‘roman symbolique’ zal moeilijk te vinden zijn.
Behalve invloed van Mallarmé zelf (Brise Marine: la chair est triste, hélas! et j'ai lu tous les livres) en van de voorlopers van het symbolisme, Baudelaire (Le Voyage), Rimbaud (Le Bateau Ivre) en Verlaine, heeft de lectuur van de Duitse romantici (Novalis), van Dante en van zijn privé-stokpaardjes, Vergilius en de bijbel, duidelijke sporen achtergelaten. Het beslist onderhoudende verhaal begint met een plechtige vergiliaanse epigraaf ‘Dic quibus in terris...’. De ‘prélude’ en ten overvloede nog eens de slot-‘envoi’ vertellen, dat het geheel het relaas van een droom is.
| |
| |
Urien scheept zich in met twintig gezellen, die poëtische namen dragen als Agloval, Lambègue of Tradelineau. Zij komen in het eerste deel, ‘l'Océan pathétique’, in exotische streken, ze beleven avonturen, en zien interessante dingen. Een aantal van de gezellen laat zich door vrouwen verleiden en eet vreemde vruchten. In de stad zonder mannen van koningin Haiatanefous blijven slechts twaalf gezellen (met moeite) kuis; zij zijn dan ook de enigen, die gespaard blijven, als de stad door de pest getroffen wordt. ‘La Mer des Saragasses’ is de verveling: het landschap is doods, de zee wordt een modderige rivier, het schip een roeibootje. Tot verhoging van de ellende komt ook nog het blonde meisje Ellis aan boord, met een stippeltjesjurk, een rode parasol en een koffer vol moraliserende boeken en brochures.
Op een gegeven ogenblik gaat het schip zelfs achteruit. Ten slotte komen ze in de IJszee terecht. Ellis, stervend aan moeraskoorts, wordt met vier gezellen, die ziek zijn van verveling, bij de Eskimo's achter gelaten. In ‘Voyage vers une mer glaciale’ trekken ze dan eindelijk op naar het grote doel, ‘de stad van God’, kampend met grote moeilijkheden zoals kou en scheurbuik.
Een donkerharige Ellis verschijnt aan Urien, verwijt hem, de verkeerde Ellis geloofd te hebben, doet enige vage uitspraken over hun doel, en stijgt met de engelen ten hemel. Onder het opschrift ‘Hic Desperatus’ vinden zij een lijk, goed geconserveerd in een ijsblok, met een stukje papier in de hand. Het papier blijkt volkomen blank, ze begraven het lijk als ze hun doel bereikt hebben, een plaats waar ze niet verder kunnen, dat wil zeggen de verlaten poolkust. En ‘nous attendions maintenant que les choses autour de nous devinssent un peu plus fidèles.’
Welke diepere betekenis is er uit dit allegorische reisverhaal te halen? De eenentwintig gezellen hebben geen karaktertrekken, die ze van elkaar onderscheiden, ze vormen een kleurloze eenheid, die volgens Gide zelf de hele mensheid kan voorstellen of samen tot de persoon van de schrijver herleid kan worden. In het eerste geval is Le Voyage d'Urien het
| |
| |
verhaal van de reis van de mens door het leven, van zijn opgetogenheid vanaf de geboorte tot het kille niets van de dood. Gezien het sterk autobiografische karakter van Gide's werk, lijkt de nadruk toch meer op de tweede mogelijkheid te liggen. De tocht van de eenentwintig gezellen vertolkt dan de tocht van de schrijver door een impasse in zijn leven, en zijn verlangen naar verandering en vernieuwing. Al zal er ook geen hoger doel bereikt worden en vindt men ten slotte niets, het is belangrijk weg te gaan, en het oude, dat men ontgroeid is, achter te laten.
Wat wilde Gide achterlaten, waarmee rekent hij af in dit werk?
Dat zijn ten eerste zijn studie en zijn boeken: ‘Nous avons quitté nos livres parce qu'ils nous ennuyaient, parce qu'un souvenir inavoué de la mer et du ciel réel faisait que nous n'avions plus foi dans l'étude; quelque chose d'autre existait...’ (Voyage d'Urien, Ed. Emile-Paul Frères, 1919, blz. 8.) Ten tweede de valse Ellis, de enige vrouw die meevaart, met haar vervelende gezeur en haar moraliserende boeken, die, als een personificatie van de verveling en van alles wat Urien had willen achter laten, in de ‘Mer des Saragasses’ komt opdagen. ‘Le revoir fut assez morne, et comme nous avions cette habitude de ne nous parler que de ce que nous savions ensemble, à cause des routes différentes suivies, nous ne trouvions rien à nous dire...’ (blz. 58). ‘Ellis dans la barque lisait le “Traité de la contingence”; exaspéré j'arrachai de ses mains le livre...’ (blz. 60). ‘Ellis n'avait rien compris’ (blz. 65). De enige ware Ellis stijgt met de engelen ten hemel en is onbereikbaar. Voegt men hierbij, dat in het boek meerdere keren de nadruk wordt gelegd op het zondige van de omgang met vrouwen, op de verdienste van de kuisheid; dat alleen de twaalf kuise ridders gespaard blijven; dan lijkt het wel, dat dit - de druiven zijn zuur - ook een afrekening is met Madeleine Rondeaux, die de ware niet was, en dat de vrouw als seksobject voor Gide onverbrekelijk met zonde verbonden was. Met dit voor een jongeman van drieëntwintig nogal onvolwassen boek, zei de schrijver de vroegere middelpunten van zijn leven, zijn studie
| |
| |
en zijn jeugdliefde, vaarwel, en vertrok naar een andere toekomst, ook al zou die misschien niets positiefs brengen.
In werkelijkheid vertrok Gide toen ook inderdaad, in 1893, op zijn eerste grote reis naar Afrika, een reis die voor hem beslissend zou zijn, waar hij eindelijk het leven uit de boeken in werkelijkheid vond, en een seksualiteit, die voor hem aanvaardbaar was. Het is niet verwonderlijk, dat iemand, die na zoveel jaren puritanisme en onthouding vrijheid en sensualiteit ontdekt, van die ontdekking ondersteboven is. De neerslag van dit enthousiasme zal in Les Nourritures terrestres te vinden zijn. Terug in zijn oude omgeving, na dit geestelijk en lichamelijk ‘dépaysement’, voelt Gide zich volkomen vervreemd van zijn familie, zijn vrienden, de letterkundige wereld, en is hij verbijsterd door de bekrompenheid en de kleinheid daarvan. In Paludes (moerassen), dat hij in 1894 schreef, komt hij in opstand tegen die benauwdheid en tegen zijn eigen onvermogen, zich hieraan te onttrekken.
Hoe groot de ontwikkeling van de auteur is geweest in deze korte tijd, blijkt duidelijk bij een vergelijking van Le Voyage d'Urien met Paludes. (Het is mogelijk, dat Gide zelf Paludes als een soort persiflage op Le Voyage d'Urien bedoelde, gezien de gefantaseerde vergiliaanse epigraaf ‘dic cur hic’ van Paludes tegenover de deftige echte epigraaf van het andere boek.)
Was het eerste het werk van een schwärmerische verlate puber, Paludes is een volwassen, heel fijntjes ironisch en geestig boek. Verdwenen zijn de imitaties van meesterwerken uit de wereldliteratuur, de invloeden van zijn omgeving, het exotische en het grootse. Plaats van handeling is Parijs, de personen zijn zeer alledaagse wezens, de gebeurtenissen zéér weinig opwindend. Het is het verslag van zes dagen uit het leven van de ik-figuur, een schrijver, die het boek Paludes schrijft. (Dit procédé van een boek in een boek zal nog vaak bij Gide terug komen.) Deze schrijver vertelt heel serieus de kleine dagelijkse gebeurtenissen uit zijn leven: bezoeken aan en van vrienden, een souper, een ontvangavond voor literatoren, het schrijven van
| |
| |
het boek Paludes, het reisje, dat hij met zijn vriendin Angèle maakt. Op deze manier registreert hij steeds weer de benauwdheid, de sleur van het leven van de mensen om hem heen, hun gebrek aan initiatief, en vooral het feit, dat ze niets anders willen. Wat het geheel zo ironisch maakt is, dat hij zich heel wel realiseert, dat zijn eigen bestaan zo is. Maar toch blijft hij doen alsof zijn leven veel boeiender is. Ten eerste omdat hij ‘Paludes’ schrijft, het (stomvervelende) relaas van de herder Tityre, die alleen woont te midden van moerassen en tevreden is met wat hij heeft, omdat hij toch niet anders kan. Dit verhaal van Tityre is een allegorie op het boek Paludes, en op het leven van de mens in het algemeen. ‘L'émotion que me donna ma vie, c'est celle-là que je veux dire: ennui, vanité, monotonie -. Moi, cela m'est égal, parce que j'écris “Paludes”. - Mais celle de Tityre n'est rien; nos vies, je vous asurre, Angèle, sont encore bien plus ternes et médiocres’ (Ed. Livre de poche, blz. 23).
‘Moi, cela m'est égal, parce que j'écris “Paludes”, mais sinon je penserais de moi comme d'eux. Il faut vraiment tâcher de varier un peu notre existence’ (blz. 31). Is aan het einde van het boek ‘Paludes’ af, dan gaat hij het, vast en zeker even boeiende, ‘Polders’ schrijven. Een ander bewijs van zijn initiatief: ‘Je pars en voyage,’ loopt net als ‘J'écris Paludes’ als een soort leitmotiv door het boek. ‘“Je pars en voyage.” - Bah! fit Hubert - Oui, dis je, on a parfois besoin de sortir un peu de la ville. Je pars après-demain, et pour je ne sais où. J'emmène Angèle’ (blz. 58). Deze reis, die de ik-figuur en Angèle uit de sleur moet halen, wordt niet meer dan een verregend middagje buiten.
Spot dus van Gide met zijn belangrijkste interessen: zijn schrijverschap, zijn reizen. Spot met zijn kennissen: de personen in Paludes zijn vaak gechargeerde portretten van werkelijke kennissen van Gide. Daar is de over-actieveling Hubert (een portret van de schrijver Hérold, die in Si le grain ne meurt beschreven wordt), voortdurend bezig met zijn society-zaken, zijn cursussen, zijn goede werken. ‘Mais vit-il plus parce qu'il s'agite?’
| |
| |
(blz. 131). De arme drommel Richard, die zich doodwerkt voor zijn gezin. De grote groep literatoren en filosofen, wier inhoudloos gezwam op de ontvangavond van Angèle nog overstemd wordt door het lawaai van een ventilator. De (ook weer) enige vrouwenfiguur Angèle, die een beetje neerbuigendhoffelijk bekeken wordt en wier verlangen naar seksuele omgang tegelijk met zijn eigen onvermogen tot heteroseksuele liefde volkomen belachelijk gemaakt wordt. ‘Nous ne sommes pas, Chère, de ceux-là par qui naissent les fils des hommes’ (blz. 125). ‘Mais si vous y tenez... Invitez plutôt Barnabé!’... ‘Il sent mauvais.’ ‘Mais précisément, chère, les hommes forts sentent tous mauvais... Les capitaines vainqueurs ont une odeur forte’ (blz. 126). Deze ironische benadering van al wat hem benauwde, deze spottende afrekening met zijn omgeving, zijn gewoonten, moet voor Gide bevrijdend gewerkt hebben. Na de publikatie van Paludes vertrok hij opnieuw naar Afrika.
De overgang van symbolisme naar een meer realistische stijl, die de auteur niet meer zou loslaten, is in deze werkjes erg duidelijk, en loopt blijkbaar parallel aan zijn ontdekken van zich zelf. Toen Gide een keer begrepen had, waar zijn problemen lagen, heeft hij verder in zijn hele werk getracht daarmee tot klaarheid te komen door zich zo objectief mogelijk te bestuderen. Dit deed hij in zijn romans, maar vooral in zijn dagboeken: hoe dichter bij de werkelijkheid, hoe objectiever het beeld. Het hoofdthema van Le voyage d'Urien en Paludes, het verlangen zich los te maken van de dwang van het verleden en zich zelf te zijn, zal zijn hele leven een van de centrale punten van zijn werk zijn. Dat hij daarin au fond nooit geslaagd is en altijd gefascineerd zal blijven door zijn eigen beeld, vormt zowel de drijfveer als het zwakke punt van zijn werk.
|
|