Print Maatstaf. Jaargang 17(1969-1970)– [tijdschrift] Maatstaf Vorige Volgende [p. 313] h. van teylingen gedichten heuvelvrouw Een nog intakt skelet kwam vandaag Aan het licht, uit dezelfde grondlaag Als de andere, maar anders liggend, Met ver gespreide ledematen. Dit, vermeerderd met een lap of sjerp Lachwekkend wijd om de leest, bewijst Dat zij de geweldigste vrouw was Die hier leefde: Venus van Tuterp. [p. 314] vibrato Altblokfluit spelend in de avondstond Verleid ik bovenbuurvrouw teder Tot grove intimiteit: tegader Daveren haar vuisten op de grond. O, Bach. Wat onder uw pruik ontstond Aan helderheid, die verblinding wekt, Fnuikt mijn woede: van het plafond duikt Een gipsdruif in mijn schuimende mond. [p. 315] exit testudo graeca Eind mei werd besloten dat Basjes Winterslaap lang genoeg geduurd had. We groeven hem uit, veegden de aarde Van zijn grijze schild, schudden hem wat, Maar kregen hem niet wakker. Waarna We hem van aldoor groter hoogte plat Op het zeil lieten vallen, telkens Iets luider, waarna in het vuilnisvat. Vorige Volgende