niet. Hij belde op. Een huisgenote die van mij instructies had gekregen Chapkis niet met me door te verbinden, kweet zich uitstekend van deze opdracht, ondanks zijn gejeremieer. Zijn huid bleek echter nóg dikker dan ik dacht: drie weken later stuurde hij een prentbriefkaart uit Rome waarin hij verder jeremieerde. Ik reageerde niet.
In Maatstaf nr. 3 verklaart hij losjes: ‘Toen ik Th. Kars ten slotte bereikte, zei hij dat stukje niet geschreven te hebben, maar in plaats van aan een naamgenoot te denken, verklaarde hij van mevrouw Rubinstein te hebben gehoord dat het stukje door Raoul Chapkis (of Gerrit Krol) zelf was geschreven.’
Conclusie: 1e. Iemand die dergelijke leugens niet schuwt, diskwalificeert zichzelf tot mogelijke verdachte van de P.C. ‘grap’. 2e. Iemand die de betrouwbaarheid van een ander (Renate Rubinstein) wil aanvechten door zelf onbetrouwbare mededelingen te doen, bewijst het tegendeel van wat hij wil.