eindelijk moest hij met een tiental verminkten achterblijven.
Ongelukkige krijgers! De een na den ander viel neder en werd spoedig door de sneeuw bedekt, of door de wolven verscheurd, en de overigen, die zich nog met moeite voortsleepten, sidderden bij de gedachte, dat dit ook weldra hun lot zou worden.
Eindelijk bleef Jan alleen over in deze sneeuwwoestijn, zonder hoop op hulp, onmachtig om zijnen weg te vervolgen, en God biddend om een spoedigen dood. Hij viel op den kouden grond neder, en dadelijk kwamen de raven, die Kozakken onder de vogels, op hem aanvliegen. Hij deed moeite om op te staan en de roovers te verdrijven, maar de kou greep hem steeds heviger aan en weldra was hij geheel bewusteloos. De raven zetten zich op hem neder en dachten een smakelijken maaltijd te doen, maar zij waren ter dege te leur gesteld, toen zij een zilveren gezicht, houten beenen en een leêren maag vonden.
Eene bende Kozakken die den geheelen zwerm raven bij elkander zag zitten begreep, dat daar een lijk was om uit te plunderen, zij kwamen in galop aanrijden en omringden den armen Jan, nadat zij eerst de gevleugelde roovers verjaagd hadden. Zij namen hem eerst zijne wapenen af, en daar hij voorover op den grond lag, keerden zij hem om, om te onderzoeken of er nog iets meer te halen was.
Maar hoe groot waren de verwondering en de vreugde van de plunderaars, toen zij het zilveren gezicht zagen en de edelgesteenten, waarmede het versierd was. Ieder wilde zich dien rijken buit toeëigenen, zij begonnen er over te twisten en zoo hevig te vechten, dat op het laatst allen dood lagen op een na. De overwinnaar wierp zich dadelijk op zijne prooi, maar het gezicht zat zoo stevig vast, en om het te krijgen moest hij er zoo hard aan trekken, dat hij onzen armen Jan bijna den hals geheel omdraaide. Ik verzeker u dat ieder ander onder zulk eene behandeling zou bezweken zijn.
De Kozak steeg toen weder te paard en liet den ongelukkigen kapitein liggen, nog erger verminkt dan ooit en begraven onder