Print Maatstaf. Jaargang 17(1969-1970)– [tijdschrift] Maatstaf Vorige Volgende [p. 256] peter verstegen poging tot het vertalen van een fragment uit nabokovs pale fire Canto IV 835 Ik zal naar schoonheid spieden als niet een Haar heeft bespied, ik laat mij gaan als geen Zich gaan liet, ik zal doen wat geen gedaan Heeft, wagen wat geen mens nog heeft bestaan. En sprekend van dit prachtig instrument: 840 Het is verbluffend als men onderkent Dat er twee vormen van creëren zijn: Methode A speelt zich af in het brein, De dichter test de woorden, vecht ermee Terwijl hij zich de kin inzeept - en B, 845 Veel ooglijker manier - als de poëet Aan zijn bureau zit, met zijn pen gereed. In B leunt de gedachte op de hand, 't Abstract duel krijgt een concreet verband, De pen zweeft in de lucht en duikt dan neer, 850 Schrapt een zonsondergang, herstelt in eer Een ster, en loodst zo letterlijk de zin Door een doolhof van inkt naar een begin Van licht. Maar A is martelend! Het brein Wordt vastgeklonken in een helm van pijn. 855 Een muze in grauw werkpak richt de boor Die door mijn schedel stampt en die zich door Geen wilskracht stuiten laat. Terwijl de rest Van mij een robot is die jas of vest - [p. 257] Net aan - weer uittrekt, naar de winkel loopt 860 En daar verstrooid de krant van gisteren koopt. Waarom is dit bij pen-loos werk zo? Is 't Omdat men 't rustpunt - pen nog zwevend - mist? En tegelijk drie handen hebben moet: 't Is zaak dat ik het rijm kies dat voldoet, 865 En elke regel keur als hij compleet Is, en geen enkele variant vergeet. Of heeft het procédé zonder bureau - Die werkbank voor krom rijm - dieper niveau? Want 't is een raadsel hoe ik soms mijn pen, 870 Te moe om nog te schrappen, opberg en Terwijl ik wandel - uit welk niemandsland? - Le mot juste ruisend neerstrijkt op mijn hand. 'k Ben 's morgens op mijn best; mijn jaargetij Is de midzomer. Ik betrapte mij 875 Een keer op wakker worden, en al lag Ik voor de helft nog diep in slaap, ik zag Hoe ik de tuin in liep. Ik ging mij na. 't Was buiten een topazen dageraad. Ik haalde Shade - in nachthemd, op één schoen - 880 In, maar mijn andere helft, begreep ik toen, Sliep óók, ik lachte en sliep door, tot - krak - De ochtend uit zijn ei naar buiten brak. Roodborstjes tripten rond en op het gras, Flonkerend van de dauw, een schoen! Dit was 885 Mijn waarmerk: 't raadsel dat zich heeft vermomd Als wonder, droombeeld, zomerochtendstond. Vorige Volgende