| |
| |
| |
cursief
raoul chapkis / ongelijke regels
‘Als de pen niet regelmatig gebruikt wordt dan kan de pen verstopt raken’
stond op doosje
‘All pieces fully interlocking’
stond op doos
Het belangwekkendste van Maatstaf nr 1 (het eerste nummer van Maatstaf dat ik ooit las) was dat het gezet is in de ‘Engelse’ stijl. Het is heel gewoon en begrijpelijk dat de regels in drukwerk links allemaal op een gelijke verticale lijn staan, behalve wat ingesprongen bij alinea's. Het is ook heel gewoon, maar eigenlijk volstrekt onbegrijpelijk, dat de regels in boeken en kranten ook aan de rechterzijde op een verticale rechte lijn staan, behalve wat eindes van alinea's. Dat gebeurt natuurlijk niet vanzelf: het wit tussen de woorden moet zo gevarieerd worden, dat het laatste woord van de regel net tegen de denkbeeldige rechterkantlijn aan staat. Niemand heeft me ooit kunnen uitleggen waar het goed voor is. Dat het is om het einde van een alinea te markeren is niet vol te houden. Mooier is het ook niet: Maatstaf bewijst dat het heel goed zonder kan. De rafelige rechterkant stoort niet.
De linkerkant moet recht zijn om het oog op de goede plaats te laten terugspringen. Het is eigenaardig dat juist een literair blad ermee begint, want daardoor kon wel eens verwarring ontstaan over wat poëzie en wat proza is. Poëzie is proza in hele korte alineaatjes. Ik schreef eens een gedicht, dat op de boekenmarkt in de RAI afgelopen herfst door mijn hand gedrukt en getekend zou worden, waarvan de regels allemaal precies even lang waren,
| |
| |
zodat het de indruk wekte proza te zijn. Andersom kunt u dit stukje als poëzie beschouwen.
| |
af-bre-ken
Aan het einde van een regel wordt een woord afgebroken als het er anders niet meer op kan. Dit zou in de ‘Engelse’ stijl ook best gedaan kunnen worden, al gebeurt het in dit maandblad niet.
Ongelijke regels met afbrekingen zien we in handschrift en in gestencilde blaadjes (dat die blaadjes, als ze van radicale aard zijn, meestal langwerpig zijn (hoger dan breed) heeft een heel andere oorzaak: het in de lengte vouwen van papieren zag ik voor het eerst in Amerika; hier vouwen de meeste mensen een vel papier in de breedte door). Omgekeerd kan men met een rechterkantlijn best de woorden niet willen afbreken, al heb ik dat nooit gezien. Toen Chroestsjef nog aan de macht was werd zijn naam in de Russische pers nooit afgebroken (dat valt ook niet mee want dat hele stuk ‘stsj’ schrijf je in het Russisch met een enkele letter. Zo zou je ook ‘Nixon’ eigenlijk willen afbreken door de X in tweeën te hakken). Dat afbreken is voor ons Nederlanders heel eenvoudig, daarom realiseer je je de moeilijkheden niet, hoewel ik al drie verschillende manieren heb gezien waarop het woord ‘woestijn’ werd afgebroken: voor de s, na de t, en tussen s en t; voor alledrie is wel wat te zeggen. Er zijn maar weinig woorden waar het van de betekenis afhangt hoe je afbreekt: kwartslagen, rijstrook, buurtje, diplomaatje, en de bedoeling is zo'n woord te ontdekken waar geen s in zit, en dat ook geen verkleinwoord is. Er is er een, dus doe uw best.
Engelsen hebben het veel moeilijker, daar gaat het afbreken niet zoals bij ons volgens de uitspraaklettergrepen. Daarom staat in de Amerikaanse ‘Webster’ ook bij elk woord opgegeven hoe het gesplitst wordt. In Nederland worden nu alle landelijke kranten met een computer gezet, die ook dat afbreken van woorden aan het eind van de regel verzorgt, wat wel eens onmenselijke afbrekingen veroorzaakt, maar het bespaart geld, want in plaats
| |
| |
van een zetter, maakt nu een typiste de krant.
| |
viruly
Op 20 oktober, een zondag, haastte ik mij terug uit Noord-Afrika, omdat dan, zo dacht ik, de boekenmarkt in de RAI zou beginnen.
Ik moest daar zijn om dat prozagedicht te signeren, maar vooral, dacht ik, om de hoofdprijs in ontvangst te nemen van een Science Fiction prijsvraag, die ik zeker was met een van mijn drie ingezonden verhalen te zullen winnen. Even had ik geaarzeld ze in te zenden, want in de prijsvraagvoorwaarden stond dat de inzenders hun copyright aan de organisatie overdroegen, en daar leek me de prijs (f 100,-) te laag voor. Maar die bepaling was met ballpoint doorgehaald. Inderdaad beriepen ze zich daar niet op, maar wel werd ik in een serie steeds onbeleefd wordender brieven (zie je nu wel Abbie, dat het woord ‘wordender’ wel degelijk bestaat en ik die 170 scrabblepunten dus verdien) geprest om hun dat copyright te geven, zodat ze van de inzendingen een boekje konden maken. Een uitgever hadden ze niet kunnen vinden, maar het zou als een langwerpig gestencild werkje worden uitgegeven. Voorts berichtten ze me dat ene A. Viruly te Amsterdam de prijs had gewonnen. Wel iets om maar met schrijven op te houden. Ik publiceerde mijn verhalen in Hollands Maandblad. Van dat bundeltje science-fiction verhalen heb ik nooit iets gezien, op de boekenmarkt werd niets uitgereikt. Toen ik die zondagavond in Amsterdam terugkwam bleek de 20ste oktober wel in verband te staan met de boekenmarkt in de RAI: het was de sluitingsdatum.
| |
le plaisir de se voir stencillé
De broer van Abbie Chapkis heeft eens een Chevrolet gekocht door het volgende: hij plakte op de aankondigingsborden van de 60 scholen in Alameda County (Californië) een aankondiging van een poëzieprijsvraag. Aan alle inzenders berichtte hij dat ze net niet de hoofdprijs hadden gewonnen (die kreeg ik), maar
| |
| |
dat ze wel in aanmerking kwamen om als eervolle vermelding opgenomen te worden in een poëziebundel, die gewoonlijk $12 kostte, maar waarvan zij voor zichzelf en familieleden ten hoogste vier exemplaren tegen de halve prijs konden krijgen. Alle gedichten werden gestencild in een breed (op mijn aanraden was de originele Hollandse wijze van vouwen toegepast) oningebonden boekje. Winst ruim 1500 dollar.
| |
krol
Aan een van de science-fiction verhalen (over een mens in een wereld van computers) was ik net begonnen, toen Gerrit Krol opbelde dat hij weer eens in Nederland was, en dat hij langs zou komen. Te zijner ere gaf ik de hoofdpersoon van het verhaal de naam Gerrit Loop. Ik liet het hem lezen, en hij begreep wel dat hij Loop was (net als bij vliegtuigen is een ‘loop’, uitgesproken ‘loupe’ (loep), in computerprogramma's een in de rondte gaande beweging), maar ik moest hem vertellen dat je bij beide namen er een S achter kon zetten. (Die dag bedacht ik ook het compliment aan een vrouw: Wat heb jij een katse loop.)
Weinig vermoedde ik toen dat ik een half jaar later hoopte dat niemand het verband krol-loop zou bemerken. Toen verscheen namelijk in Propria Cures een artikel van Th. Kars waarin met schamele argumenten werd beweerd dat Gerrit Krol en Raoul Chapkis een en dezelfde persoon waren. Omdat de ander aan de een de prozaprijs van de gemeente Amsterdam had gegeven was dat dus een schandaal. Eerst belde ik de gemeente op, waar ze er nota van zouden nemen dat zulks onzin was.
Toen werd ik door de Volkskrant opgebeld of het waar was.
Toen trachtte ik Th. Kars te bereiken, van wie ik wist dat hij naast uitgeverij Rap woonde. Raps compagnon vroeg mij of ik de Tractatus van Wittgenstein wilde vertalen, die ze met de Engelse en de Duitse tekst wilden uitgeven. Ik zei gauw genoeg nee, maar bracht verder de dag door met het bedenken van boeken waar niet twee maar drie pagina's naast elkaar openliggen.
| |
| |
Toen ik Th. Kars ten slotte bereikte, zei hij dat stukje niet geschreven te hebben, maar in plaats van aan een naamgenoot te denken, verklaarde hij van mevrouw Rubinstein te hebben gehoord dat het stukje door Raoul Chapkis (of Gerrit Krol) zelf was geschreven. Toen ik Renate Rubinstein opbelde om te vragen hoe ze daarbij kwam, zei ze dat ze over ‘internal evidence’ beschikte. Later hoorde ik van de P.C.-redactie dat die internale evidentie eruit bestond dat het stukje op Spaans briefpapier was geschreven, en ik was toch in Spanje geweest? Moeten we daarom nu de argumentatie van mevrouw Rubinstein inzake de tweede zaak Weinreb ook maar wegwuiven?
| |
dikke boeken
Voor het eerst kreeg ik dat uitmuntende denkbeeld toen het Warren Report over de moord op Kennedy in de winkels kwam: moest ik dat dikke boek vol raadsels nu werkelijk kopen en lezen, waarom moest ik nu ook weer een oordeel vormen over die ingewikkelde zaken? Wat zou ik me veel tijd besparen als ik resoluut besloot het boek niet te lezen. Dit denkbeeld maakt me nog steeds elke maand gelukkig: correspondentie Ter Braak/Du Perron? Heerlijk twee dagen zeilen. Het Voorspel van De Jong? Lekker anderhalve dag in de zon liggen scrabbelen. Metabletica van Van den Berg? Fijn langs de Lek wandelen. Zo heb ik dus het eerste deel van de Weinrebtrilogie niet gelezen; wel de besprekingen, en me verbaasd dat de recensenten allemaal opgeven over het fotografisch geheugen van de schrijver, zonder dat ze moeite doen dat geheugen te checken.
Weinreb heb ik éénmaal gezien. Vijf jaar geleden sprak hij op de Oudemanhuispoort (ik dacht toen nog dat hij professor was, begrijp nu dat het meer zo'n titel is als goochelaars voeren) over getallenmystiek in de bijbel. Ik zou er niets van kunnen navertellen, terwijl ik mij nog heel precies herinner hoe Professor De Bruyn vijftien laar geleden bewees dat elke verzameling natuurlijke getallen een kleinste element bezit,
| |
| |
waarna ik me onmiddellijk van Economie naar Wiskunde liet overschrijven. Onzin valt niet na te vertellen. De zaal zat vol met de overjarige trutten die ook het dinsdagavondcollege van Professor Oldewelt altijd verstopten, ledereen die deze onsmakelijke weduwen zag, begrijpt dat Weinreb daar geen onzedelijke handelingen mee uitgehaald kan hebben. Maar de argumentatie van mevrouw Rubinstein overtuigt me niet. Het lijkt me dat zij teveel de onvergelijkbare zaken Weinreb-40-'45 en Weinreb-na-de-oorlog verbindt. Maar misschien ben ik bevooroordeeld door ervaringen als deze:
| |
schuld en boete
Na maandenlang verblijf in Italië keerde ik eens terug in Amsterdam. Naar Renate Rubinstein om me op de hoogte te stellen wat er allemaal was gebeurd. Onmiddellijk kreeg ik een boek toegeschoven dat door Nico Scheepmaker was geschreven, over Zuid-Afrika ging, en waar inderdaad enige onnozele zinsneden in voorkwamen. Kon ik daar niet ergens over schrijven? Ik raadde haar aan haar eigen kolom in Vrij Nederland te gebruiken, en suggereerde zelfs een paar mooie zinnen. Er is toen een stuk in Propria Cures verschenen, van wie ben ik vergeten, waar Scheepmaker toen heel aardig op antwoordde.
Maar ondertussen had ik vernomen waarom dit offensief tegen Scheepmaker werd ingezet: de arme man had als televisiecriticus een uitzending waarmee mevrouw Rubinstein iets te maken had, op een technisch punt bekritiseerd. Toen was ineens dat al vele jaren oude boek over Zuid-Afrika te voorschijn gekomen. Ik moet me wel heel zeker voelen nooit iets compromitterends geschreven te hebben, want één woord tegen mevrouw Rubinstein, en je hebt zo een comité tegen je. Han Lammers weet daarvan mee te praten: hij vond dat je geen op de Kring gevoerde gesprekken mag publiceren, en werd onmiddellijk voor PvdA-regent uitgemaakt, terwijl in zijn geschriften nog steeds naar iets verkeerds gezocht wordt.
| |
| |
| |
verzuchting
Wat zou het heerlijk zijn als iedereen je altijd begreep, en ik hier dus niet weer aan toe hoef te voegen: Al die roddel over Gerrit Krol, Nico Scheepmaker, Han Lammers, en ik zou de lijst veel langer kunnen maken, zegt natuurlijk niets over de juistheid van de argumentatie van mevrouw Rubinstein inzake de tweede zaak Weinreb. Maar het leek me wel een aardige illustratie van het soort geroddel waarin die argumentatie verscholen gaat.
Of iemand schuldig is aan een zedenmisdrijf is niet afhankelijk van de vraag of een man die denkt van wel, bevriend was met een andere man die in 1933 een antisemitisch artikel in Propria Cures schreef. Weinreb verdient een betere verdediger.
|
|