Dit is een gedicht van Emily Dickinson, een vrouw die haar hele leven lang, van 1830 tot 1886, zonder man of minnaar in een en hetzelfde huis gewoond heeft. ‘Men verdenkt haar hier van beeldspraak,’ aldus haar biograaf Whicher over dit gedicht. Dat ze tot eigenaardige grappen in staat was, blijkt wel uit haar opmerking tegen een oude dame die een kamer zocht: ‘Ik heb haar naar het kerkhof verwezen,’ schrijft Emily, ‘om haar de verhuiskosten te besparen.’