beschouwingen van C.J.E. Dinaux en van een dichtbundel van Wouter van Doorn (1959). ‘Vorstenschool’, toneelstuk van Multatuli en dichtbundel van Han Foppe (z.j.).
‘Met andere woorden’, dichtbundel van Willem K. Coumans (1958), bloemlezing van Hans Sleutelaar en René Gijsen (1960) en tekstbehandelingsboek van A.H. Hoogland en J.v.d. Vegt (1969).
‘De vogel Phoenix’, dichtbundel van Jan van Nijlen (1926) en van M. Vasalis (1947).
‘In ballingschap’, dichtbundel van Louis de Bourbon (1934) en van bloemlezing poëzie van A. Roland Holst (1955).
‘Buiten schot’, dichtbundel van Max Nord (1943), van Ida Gerhardt (1947) en van een roman van Geert van Beek (z.j.).
‘Weerklank’, dichtbundel van Gabriël Smit (1932), van Erik van Ruysbeek (1946) en van een opstelbundel van C.J.E. Dinaux (1965).
En, om met twee grote dichters te eindigen: ‘Sintels’, een dichtbundel van Gerrit Achterberg (1944) en van J.C. Bloem (1945).
De hier gesignaleerde dubbeltitels vormen een bloemlezing uit de tientallen voorbeelden die ik kan geven, maar ik wil nu nog niet aan anderen de kans ontnemen om ook wat voorbeelden te vinden. Misschien wordt dan opgemerkt dat J.C. Bloem in 1937 de dichtbundel ‘De Nederlaag’ publiceerde en Alfred Kossmann onder dezelfde titel in 1950 een roman en dat zowel Jef Last als Marsman, als Nijhoff als Heijermans ‘De vliegende Hollander’ lieten spelen en dat ‘Het huis’ de titel is van een dichtbundel van Marnix Gijsen (1925) en van C. Buddingh (1945). Enzovoort.
En bij nijver speuren zal ook ontdekt worden dat het literair tijdschrift ‘Kentering’ (voor de naam was ik medeverantwoordelijk) in 1924 al een voorganger had (wat de naam betreft) in ‘Kentering’, Chr. tijdschrift voor jonge menschen. Was dit ons eerder bekend, voorwaar ik zeg u, de naam was niet gebruikt.