ongeïnteresseerden of slavennaturen hem voetstoots blijven volgen. Kars behoort niet tot diegenen; hij leest meer dan één krant, vergelijkt recensies, maar neemt dan opeens het standpunt in van de onverdraagzaamste abonnee ‘die het er niet mee eens is’ en zijn abonnement opzegt.
Wie van de gedachte aan het absolute oordeel over film kan afstappen komt inderdaad terecht bij de betrouwbaarheid van critici. Dat is een kwestie van smaak. De één gaat zelf nooit naar de bioscoop, maar wil wel lezen ‘waar het over gaat’, de ander is op de première geweest en wil lezen wat de krant ervan heeft gevonden, een derde kijkt de kat uit de boom, enz.
Nu is de laatste jaren het bioscoopbezoek in Nederland afgenomen. Je moet de invloed van filmkritiek natuurlijk niet overschatten, maar wat de ‘goede’ film betreft is er vast nog wel enige respons. Sommige Amsterdamse bioscopen prikken recensies in de vitrines om de aandacht van voorbijgangers te trekken en verhuurkantoren publiceren slagzinnen in advertenties. Een deel van de hierboven genoemde groep theaters toont ook negatief uitgevallen besprekingen onder het aardige motto, dat een rotkritiek nog niet een rottige kritiek hoeft te zijn.
Een krachtmeting met criticus en film. Het nut van uiteenlopende meningen over film in krant, weekblad en vaktijdschrift lijkt mij voor de belangstellende daarin gelegen te zijn. Kars is kennelijk een voorstander van kritiek die in zijn straatje past. Dat zijn er wel meer.
Het is trouwens al evenzeer een illusie te denken dat het met boeken anders en beter is. De literaire kritiek is het ook niet altijd met elkaar eens, en als het wel zo is, zegt het nog niets. Ik kan het ook niet helpen.