Maatstaf. Jaargang 17(1969-1970)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 96] [p. 96] hans warren [Gedichten] romance De pijn is het niet die op Sempre de waldhoorn wekt; waarschijnlijk was hij toch met Antonia 's winters verdwaald in dat mistige woud. Een wolf in een klem lag hen daar hees, stervend na te janken. Antonia smolt met haar lichaam een pasvorm uit in de sneeuw. Hij schreef er zijn eerste gedichten met spinnewebben en zweet. Zij bezwoer blijf, of keer terug, maar hij begroef haar met woorden. Sindsdien stoelde uit hun nest een bos van gekwelde bomen, zij kwamen er nooit meer terug, de toegang was dichtgegroeid. Antonia heeft met de schilfers een kleurige waaier gemaakt, zij speelt er soms mee tegen de avond als de zon nog nagloeit op zee. [pagina 97] [p. 97] En hij is een neger geworden met de tweespalt van een wit hart. De pijn is het niet die op Sempre de waldhoren wekt deze nacht. [pagina 98] [p. 98] voor een jonge dichter Aardige brieven, verzen met ‘iets’, een telefoontje, en nu je naar me toe komt fietsen schenk ik je gespannen kuiten, ogen vol zeelicht van de kust en een lok die telkens voorover valt. Je stem klonk warm, geraffineerd, en daarom schik ik perzen in het avondlicht waarop je boeiend zou kunnen manoeuvreren. Want als je bent als die stem, ben je zo: bruin, met donzige oren, en brede sleutelbeenderen in een open hemd - een ruige vreemdeling - schrijf je ergens, maar ik kan niet blind blijven, straks sta je voor me, neem ik je papieren op en zit je veel te dicht bij. Straks praten we als twee vreemden, misschien zeg ik wel u, maar nu gun ik mij nog even de luxe van een illusie, en dus ben je een aardige jongen in de zomerregen met een lok die telkens voorover valt. Vorige Volgende