Maatstaf. Jaargang 17
(1969-1970)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
ik wou gewoon dat ik dood wasSapfo's verkoudheid, haar klein vuur,
haar zweet, en de huid, groener dan gras.
Dagenlang praat ik met mijn verliefdheid,
de neus volgeschoten met tranen.
O wanneer gaat deze tijd voorbij, zo bitter en zo zoet,
mijn lippen ondanks alles archaïsch gekruld.
| |
[pagina 23]
| |
het oordeel van tiresiasEerlijk gezegd
- en het is heel bijzonder
dat je klaar komt van mijn vinger in je oor -
als je zo urenlang in alle staten
door het bed hupst
verlang ik wel eens naar een goed gesprek.
Het is mij een bron van filosofische verbazing
- neem de ontmoeting met een neger in Afrika,
Mr. Livingstone | presume en de man
spreekt keurig hollands -
dat er überhaupt verstaanbare klanken komen
uit een wezen dat verder zo verschillend is.
| |
[pagina 24]
| |
god bestaat nietMijn agenda terug,
hij kon maar op een plaats tegelijk zijn.
Te laat voor de telefoon,
die rinkelende hand
van wie, zal ik ooit weten door wie mij
toegestoken?
Alomtegenwoordigheid gods.
| |
intimiteitenWat blijft er over van het liefdesgebeuren
buiten de vier muren?
Onrythmisch gebonk
van de bovenburen.
|
|