| |
| |
| |
julien weverbergh - herwig leus
in gesprek met louis paul boon
Tien redenen om te gaan spreken met Louis Paul Boon en de spoken van zijn Kapellekensbaan.
1. | Het werk van Louis Paul Boon heeft mij meer dan welk ander werk ook ‘gevormd’; d.w.z. het maakte mij bewust wie ik was en ben. |
2. | De verhouding realiteit/fictie is een probleem dat me steeds bezig hield en houdt. |
3. | De verhouding van Boons feitelijke werkelijkheid (in al zijn betrekkelijkheid) en Boons fictie zoals die in drukletters is neergelegd, heeft mij jaren lang nieuwsgierig gemaakt naar deze werkelijkheid. |
4. | Ik ken Boon sinds 1961. Naarmate ik hem persoonlijk beter leerde kennen werd mijn nieuwsgierigheid naar L.P. Boon-in-feiten steeds groter. Inderdaad, tot mijn verbazing scheen de werkelijkheid-Boon en de fictie-Boon samen te vallen. |
5. | In de loop der jaren kwamen slechts stukken en brokken uit L.P. Boons verleden los; deze stukken en brokken leken mij slechts stukken en brokken uit L.P. Boons boeken.
Had L.P. Boon zijn leven neergeschreven of had L.P. Boons werk L.P. Boons leven gemaakt? |
6. | Een aantal ‘werk’ gesprekken met L.P. Boon zou het probleem onder 5 gesteld oplossen: het idee van een interview-boek dat zich als life-story zou aandienen was geboren. |
7. | Tijdens de gesprekken die naderhand gemonteerd en gebundeld werden, kwam - voor mij - geen enkel nieuw feit aan het licht: L.P. Boons realiteit en L.P. Boons fictie bleven
|
| |
| |
| identiek. |
8. | In een poging om L.P. Boons realiteit volledig te achterhalen werden een aantal jeugdvrienden aangesproken om hun visie te geven op hun gemeenschappelijk leven, en werden alle nog bestaande documenten verzameld. Het imbroglio fictie/realiteit werd steeds ingewikkelder, ja nam surrealistische vormen aan.
Dé realiteit is niet achterhaalbaar noch te reconstrueren: alléén L.P. Boons oeuvre is de realiteit van de kleine schrijvende man uit Erembodegem. |
9. | Geheel zijn leven sprong Boon zeer slordig met allerlei documenten om. In zijn voortdurende creatieve roes, d.i. drang naar voortdurende verandering en hergeboorte, verbrandde hij dadelijk de schepen achter zich. Vermits in Vlaanderen zich geen hond schijnt te interesseren voor de literaire documenten (waaronder ik getuigenissen reken) van haar meest authentieke schrijver, leek het me nuttig één en ander te verzamelen alvorens het onherroepelijk verloren gaat. |
10. | Als het alfabet niet bestond zou Boon het uitgevonden hebben om te kunnen schrijven. Hij is geen ‘mens’, maar een steeds schrijvende hyper-sensibele pen. Voor dergelijke fenomenen heb je als persoontje dat ook poogt te schrijven uiteraard belangstelling: dus daarom ga je met dit fenomeen praten in de hoop het geheim van dit fenomeen te achterhalen. Wat natuurlijk een nutteloze onderneming is. |
Weverbergh
Wij Afgezien van je activiteiten als jurylid en als redacteur van Vooruit, waar je elke dag je hoekje pent, werk je nu onverdroten aan dat boek over het socialisme en het Daensisme in Aalst?
Boon Ja, ik ben daar nog altijd mee bezig, de historie van paster Daens is inderdaad sterk verstrengeld met het socialisme. De socialisten en de Daensisten hebben veel samengewerkt.
| |
| |
- De Daensisten dat waren de voorlopers van de democratische katholieken?
Boon Neen, het Daensisme is er niet mee te vergelijken, het is iets helemaal anders.
- Maar Vlaamsgezind?
Boon Ja, Vlaamsgezind, maar niet in de zin die de erfgenamen van het VNV - de volksunie - daaraan geven. Het was Vlaamsgezind in deze zin dat de bourgeoisie Franssprekend was en de arbeider Vlaamssprekend, en dat paster Daens en zijn broer Pieter Daens, die voor de arbeider opkwamen, meteen ook tegenover de Franssprekende bourgeoisie stonden. Hun strijd was een sociale strijd.
- Zoals bij Zetternam?
Boon Ja.
- Het gehele politieke leven hier in Aalst - en daardoor ook veel van jouw werk - is doordrongen van dat Daensisme, niet? Boon Tot en met de eerste wereldoorlog vooral. Op het einde van de eerste wereldoorlog is Pieter Daens, de broer van de pastoor, gestorven, en dan was het feitelijk met het Daensisme gedaan. De volgelingen van de Daens-en zijn tijdens de eerste wereldoorlog in groten getale activisten geworden, en na de oorlog kwamen de ontgoochelde flaminganten van het front terug met hun frontpartij... En die zijn dan samengesmolten, in de ‘Christelijke Volkspartij, Vlaams Front’. Achteraf werd het een Vlaams-gezinde, en nadien Vlaams-nationalistische partij. Maar het Daensisme had daarmee niets te maken.
- Jij identificeert je sterk met je personages, dus ook met deze uit je boek over het Aalsters socialisme en het Daensisme?
Boon Ja. En daarom denk ik altijd aan die broer, Pieter Daens. Hij was journalist, en alhoewel hij zich geruïneerd heeft, eraan kapot is gegaan, zijn hele fortuin heeft verloren, en door de katholieken werkelijk gekraakt is, heeft hij zijn zin
| |
| |
voor humor behouden. Hij vulde geheel alleen twee weekbladen, Het land van Aelst en De Werkman. En ondanks alles zit er in al wat hij schreef spirit, een humoristische noot, met gags.
En die vent bewonder ik, daar zie ik iets van mezelf in.
Ik ben blij als het over die Pieter gaat.
- Dus zie je nog een boek groeien uit die Pieter alleen?
Boon Ja, ik heb al nagedacht of ik dat niet liever zou doen.
Nu heet het Fabriekstad Aalst. Geschiedkundig. Maar ik heb al gedacht of ik het niet gewoon Pieter Daens zou heten. En het hem laten vertellen. Heel die affaire, die politieke en sociale strijd. Gewoon door hem laten vertellen. Maar ik loop dan het gevaar, dat het niet meer historisch juist is.
- Maar misschien dichter bij de realiteit?
Boon Ja, misschien wel. Maar als ik dat doe gaan alle mensen die zich met geschiedenis bezighouden zeggen dat het fantasie is. En dat heb ik niet graag. Ik zou eigenlijk graag een geschiedkundig werk maken dat letter na letter juist is, dat mag gecontroleerd worden in boeken en bladen, in alle bronnen.
- Waarom wil je dat eigenlijk?
Boon Dat is ook een van mijn kleine ambities.
- Nog altijd een wraak op professor K.K. Kakkeman? Om de historici een hak te zetten?
Boon Ja, en om te bewijzen dat dat allemaal niet zo is als zij het altijd voorstellen. Ik zou volstrekt historisch willen werken en die hele sociale strijd weergeven met al zijn kleinheden. Al die kleine mensjes, met hun kleine belangetjes, die nooit een grote lijn gezien hebben. De evolutie? Geen mens die daar ooit een kloot van verstaan heeft. Het is allemaal boven hun hoofd voorbijgegaan. Zij hebben allemaal hun baggerleventje doorworsteld. Haat en nijd en kleinzieligheid.
- En toch is het socialisme daar gegroeid, daar op die bodem?
| |
| |
Boon Ik heb daar nog een artikel gelezen van Anseele die naar Aalst was gekomen, en achteraf in zijn verslag schreef: ‘De wereld zal aan Aalst zien wat het socialisme worden kan.’ Ik zou deze zin als motto voor mijn boek willen nemen.
- Maar eigenlijk is er niets tegen die zgn. romancering.
Neem La bande à Bonnot. De auteur ervan, Bernard Thomas, heeft minutieus alle bronnen uitgepluisd, kranteknipsels, dagboeken, documenten, en heeft dat in een soort romanvorm gereconstrueerd. Hij laat dus b.v. die mensen dingen zeggen die in hun dagboeken staan.
Boon Ik ben dat ook aan het proberen. Maar ik ben altijd bang dat ze zullen zeggen: ‘de romancier is bezig, hij stelt het weer zo mooi mogelijk voor, hij praat zo mooi mogelijk, en hij verdraait de werkelijkheid.’ Ik wil eigenlijk dat wie het boek leest zegt: ‘dát is geschiedenis.’ En laten ze het nakijken, zich documenteren, het stáát er.
- Maar je kunt toch de twee doen? Enerzijds een geschiedkundige studie, en anderzijds de roman Pieter Daens schrijven?
Boon Ik ben er nu al vijf jaar aan bezig, en als ik dat nu ga doen, dan gaat het weer drie jaar duren. Ik zou de twee eigenlijk moeten kunnen combineren. Ik zou de ideale oplossing moeten kunnen vinden. Maar ik denk altijd, het is ouderwets, het is voorbij. Ik denk dan aan die Oostenrijker of Duitser die in Amerika gestorven is, en die Fouché en Marie-Antoinette geschreven heeft, Stefan Zweig. Zo iets zou ik willen schrijven, maar moderner.
- Greene die heeft dat ook altijd zo gedaan. Greene werd uitgestuurd door de Intelligence Service, en hij maakte over een land een omslachtig verslag van de politieke toestanden van dat land, en vertrekkende van zijn verslag schreef hij daar dan nadien een roman over.
Boon Ja, maar zijn verslag was daar. En dat mis ik. Mijn boek schrijvend moet ik eerst mijn verslag maken, en pas achteraf
| |
| |
kan ik mijn roman of hoe moet ik dat noemen, schrijven.
- Wat heeft nu eigenlijk meer belang: dat jij je verslag publiceert, je wetenschappelijk boek, of je roman?
Boon Ik twijfel nog steeds. Ik kan onmiddellijk aan die roman beginnen. En jullie gaan dat allemaal met belangstelling lezen. Maar die mensen die dus historisch en geschiedkundig ingesteld zijn die zullen dan zeggen: ‘'t is maar een romannetje.’
- Dus je wilt absoluut die mensen bereiken?
Boon Ja, ik wil bewijzen dat de geschiedenis anders is dan zij ze gewoonlijk voorstellen. Het is niet zozeer een afmeten, een concurrentie, het bewijzen dat ik het ook kan, maar ik wil bewijzen dat zij het meestal verkeerd voorhebben, dat zij een beeld hebben over de sociale strijd dat totaal foutief is.
- Zo gezien is je studie, het verslag, wel belangrijker dan een eventuele roman die achteraf ook nog kan geschreven worden.
Boon Ikzelf twijfel voortdurend aan het nut ervan, als ik aan het wroeten ben. Maar toch denk ik ook dat ik moet doorzetten. Ik zeg in mijn inleiding dat ik getracht heb een geschiedenis van de sociale strijd te geven die niet is zoals de voorgaande.
- Ja, ik ken zo'n paar historici, die weten dat je daar mee bezig bent, en die nu al zeggen: ‘ja, dat zal weer een romannetje zijn.’ Daarom zou het eigenlijk beter zijn dat je die studie publiceerde in een of ander universitair wetenschappelijk fonds.
Boon Mijn bedoeling is, aan te tonen dat het allemaal in de lucht hing. Zoals er nu van alles in de lucht hangt. Wij zijn kleine mensjes, wij voelen daar iets van, wij leven mee, wij handelen, maar het volkomen beseffen doen wij toch niet. En dat was in die tijd ook zo. Nog erger eigenlijk, want nu worden wij ingelicht, er is informatie, televisie, radio, kranten, maar in die tijd, op het einde van de negentiende eeuw,
| |
| |
bestond dat niet. Het is dan ook mijn bedoeling aan te tonen dat de behoudsgezinden eigenlijk geen misdadigers waren, dat ze niet zo slecht waren, als ze altijd worden afgeschilderd. Het waren in de fond ook brave mensen, Baron de Béthune deed aan sociaal dienstbetoon, in de mate van het mogelijke hielp die de kleine mensen.
- En Woeste dan!
Boon Woeste was een mens die ontzettend angst had voor wat komen ging. Voor hem was dat de ondergang van de wereld. Het zag het socialisme als een anarchisme, bommen, alles kapotsmijten, kerken in brand steken. En die mens was er ontzettend bang voor dat zijn wereld ineen ging storten. Hij was geen slecht mens...
- ...maar met korte gedachten. Daens besefte wel ongeveer wat er zich in zijn tijd afspeelde?
Boon Ja, Daens besefte dat.
- De priester of de broer?
Boon De priester. De priester was de grote man. Mijn sympathie gaat naar de broer. De priester was een van die grote meneren, een Christusfiguur, een Marxfiguur, maar de broer was een mens. De priester heeft heel wat geschreven in kranten, en hij heeft de tijd van nu werkelijk voorzien.
- Zou er uit zijn geschriften geen mooi boek samen te stellen zijn?
Boon Daar ben ik mee bezig. Kom nu het gras niet van onder mijn voeten maaien.
- Had hij Marx gelezen?
Boon Hij zal Marx wel gelezen hebben, maar spreekt er toch niet over.
- Hij was dus nog altijd christelijk?
Boon Ja, en dat is hij altijd gebleven. Maar hij heeft gedroomd van een christen-socialisme. Hij heeft gedacht, het socialisme is er nodig, ik voel ervoor, maar het socialisme is op een verkeerde baan omdat het anti-godsdienstig is.
| |
| |
- In de geest van Rerum Novarum.
Boon Nee, Rerum Novarum is er gekomen als anti-socialisme, om een dam te werpen tegen het socialisme. Daens niet.
Hij was socialist. Rerum Novarum is in de grond kapitalistisch, christen-democratisch, het is totaal anders. Rerum Novarum voorziet wel sociale voorzieningen, maar het blijft kapitalistisch. Daens wou het socialisme op religieuze banen leiden.
Hij heeft ooit eens aan Anseele en Vandervelde een christenvleugel voorgesteld in de socialistische partij, opdat christenmensen ook socialistisch zouden kunnen stemmen.
En buitengegooid uit de katholieke partij, is hij ook aan de deur gezet bij de socialisten. Voor de katholieken was hij een socialist, en voor de socialisten bleef hij een katholiek die het socialisme in Vlaanderen volledig zou katholiseren.
Zo zat hij tussen twee stoelen.
- Hoe staat je daar nu tegenover?
Boon Ik ben tegen de romantisch flaminganten, die mannen die nog altijd met hun leeuwenvlag en trommel ronddraven en al die dingens van 1302. In de tijd, onmiddellijk na de bevrijding, heeft Willem Elsschot een gedicht geschreven over Borms en hij wou dat aan mij opdragen. Hij stuurde mij dat gedicht en vroeg of hij erbij mocht schrijven ‘aan Louis-Paul Boon’. Maar onderaan in het laatste vers stond: ‘maar wij keren terug met vlag en slaande trom’, of iets dergelijks. Toen heb ik gezegd aan Elsschot: ‘ja, ik vind dat afschuwelijk, een mens als Borms omverschieten, en ik ben volledig met je akkoord, maar kun je die regel toch niet weglaten, van: ‘wij keren terug met slaande trommel en wapperende vaan’ en wat weet ik al...
- Is dat vanwege jou geen verkeerde interpretatie geweest? (er wordt vruchteloos in Boons bibliotheek naar het gedicht van Elsschot gezocht).
Boon... enfin, ik hem gevraagd die éne regel eruit te laten, omdat ik met het gehele gedicht akkoord was behalve met die
| |
| |
regel, ik vond dat het niet met onze opvattingen strookte dat zij terug zouden keren met slaande trommels...
- Toch lijkt het mij een vergissing, die regel komt niet in dat Bormsgedicht voor...
Boon Ja, toch, en als hij het later gepubliceerd heeft, heeft hij misschien tóch die regel eruit gelaten, ik weet het niet.
- Enfin, je hebt die opdracht niet aanvaard voor die éne regel. Zou je nu nog een dergelijke strakke stelling innemen?
Boon Ja, ik vind niet dat zij moeten terugkeren met slaande trommels en opgestoken vaandels, daar heb ik iets tegen.
- Maar ondanks je weerzin voor alle romantische en pseudantische gedoe, voel je nog altijd voor een bepaald Nationalistisch Vlaanderen... of voel je nationalistisch voor Vlaanderen.
Boon Nationalistisch niet. Ik kan mij akkoord verklaren met een federaal België, met het bestaan van Vlaanderen en Wallonië, zoals in Zwitserland, maar ik vind dat dit voor ons land, dus België, te hoog gaat oplopen aan onkosten voor ministeries en wat weet ik, dat is een dubbele administratie, dat kan ons klein landje nooit opbrengen. Ik vind dat men in 1830 er verkeerd aan gedaan heeft, men had toen België gewoon moeten splitsen en Vlaanderen bij Holland aanhechten en Wallonië bij Frankrijk, dat was eigenlijk dé oplossing geweest.
- Jij bent dus uiteindelijk een groot-Nederlander.
Boon Tja, het is waar, ik voel iets voor een terugkeer van Vlaanderen bij Holland, b.v. in een latere Europese Staat.
- Als ze jou in het buitenland vragen: ‘van welke nationaliteit ben je?’ wat antwoord je dan?
Boon Ik heb jarenlang gezegd: ‘ik ben Belg.’ Ik was eigenlijk Belgisch gezind, ik was Vlaming en flamingant, maar ik voelde voor België. Maar nu begin ik daaraan te twijfelen, nu begin ik mij af te vragen, of het toch maar niet beter zou zijn als Vlaanderen bij Holland aangesloten zou zijn.
- Met de Hollanders kun je dus wel goed omspringen. Je zou
| |
| |
tegen een aansluiting bij Nederland niet zijn?
Boon Neen.
- Jij hebt dus als de meeste Vlamingen geen vooroordeel tegen de Nederlanders?
Boon Ik voel mij meer thuis in Holland. Als ik in Amsterdam ben, dan ben ik eigenlijk thuis, dan ben ik daar bij vrienden, bij mensen die me begrijpen, die iets voor me voelen, die me waarderen en zo. In Gent en in Antwerpen heb je dat ook wel, maar niet zo erg. Maar als je naar Brussel gaat dan ben je in een vreemde stad. Of je nu naar Parijs, naar Berlijn of naar Brussel gaat, allemaal even vreemd. Je voelt je daar niet thuis, je bent ergens in een vreemde stad.
- Vind jij dat je nog altijd die erkenning in Vlaanderen niet hebt zoals in Nederland? Is er nog steeds een verschil in waardering?
Boon Kijk, dat is heel moeilijk uit te leggen... In Holland kennen de mensen je en houden ze van je, maar in Belgie...
Er zijn mensen die voor je zouden vechten. Er is een hele laag mensen die links zijn en die je kennen en waarvoor je een fan bent, een god, wat weet ik al, en die mensen stellen je misschien nog hoger dan de Hollanders, die mensen die in Vlaanderen je boeken gelezen hebben... waarvoor mijn werk een soort van bijbel is... en... ja, ik zou die mensen toch eigenlijk niet kunnen verlaten of negeren of daarvan weggaan of die laten vallen, dat zou ik niet kunnen...
- Toch ben je altijd in Aalst en omstreken blijven wonen, altijd diezelfde streek.
Boon Ik geloof niet dat ik elders zou kunnen leven, of toch...
er zijn twee plaatsen waar ik zou kunnen leven: ofwel in Erembodegem ofwel in Amsterdam. Dat is de enige stad waar ik zou kunnen leven, in Amsterdam.
- Zoals je over Aalst geschreven hebt in Olsjt b.v., dat is eigenlijk ‘bodemliefde’.
Boon Ja, ik ben er geboren, ik ken heel die geschiedenis,
| |
| |
ik weet hoe die mensen, ons mensen, de mensen van onze kant gevochten en geworsteld hebben om er iets van te maken...
Er is natuurlijk niets van gemaakt, maar per slot van rekening hebben zij er toch voor gevochten... en ik kan dat niet vergeten.
- Hoe, er is niets van gemaakt? De materiële toestand is toch veel verbeterd?
Boon Bah, tja, maar ligt dat aan hen of ligt dat aan de tijd? Men spreekt overal van de zogezegde welvaartstaat. Ligt dat aan het socialisme of aan de technologische ontwikkeling? Ik weet het niet.
- Het socialisme is er gekomen dank zij de technologische ontwikkeling en niet omgekeerd.
Boon Maar toch, zij hebben er voor gevochten, zij hebben er hun leven voor gegeven, ik ken al die mensen, ik weet hoe dat allemaal gegaan is en ik hou daar van, ik zou er niet buiten kunnen, ik zou elders moeilijk kunnen wonen... Behalve als ze mij een bos zouden geven van 200 hectaren... Kom, 20 hectaren is genoeg. En daar in het midden zo een huis.
Ha, ha, en dat mag dan in de Veluwe zijn.
Uit: ‘Louis Paul Boon en de spoken van de Kapellekensbaan’, bestaande uit gesprekken met en documenten over Louis Paul Boon, onder redactie van Julien Weverbergh en Herwig Leus. Verschijnt in 1970 bij N.V. De Arbeiderspers.
|
|