mijn arbeid bezig, bemerkte dat ik meer en meer ging vragen: waardoor? Op zoek naar mijn antwoord hierop wens ik echter geenszins de rede te verzaken. Haar grenzen mogen eng zijn, maar zij kan ze in elk geval kennen. Mij ten minste bieden ze voldoende speelruimte, zo ge wilt: alibi, voor bespiegeling en vertolking, voor berusting en verwachting. Laat mij hiermee vanavond mogen volstaan...’
Deze korte bijdrage aan het - driewerf helaas! - laatste nummer van Maatstaf zou voor mij weinig zin hebben, wanneer ik haar niet mocht afsluiten met mijn betuiging van dankbaarheid en bewondering aan de oprichter, de uitgever, de redakteur Bert Bakker.
Jacob Presser. Geboren te Amsterdam in 1899, promotie dr. hist. in 1926, was leraar tot 1947, lektor, vervolgens hoogleraar aan de universiteit te Amsterdam, emeritaat in 1969. Zijn werk bevat onder meer De tachtigjarige oorlog (1941), Napoleon (1946), Amerika (1949), Ondergang (1965). Aan verzen publiceerde hij onder meer Orpheus en Ahasverus (1945); aan proza De nacht der Girondijnen (novelle, 1957).
J. Presser is lid van de hoofdredaktle van de Winkler Prins Encyclopedieën, medewerker aan verschillende tijdschriften en schrijver van detektiveromans.