hun eerste verwezenlijking heeft bezig gehouden.
Deze vermelding doet mij stil staan bij het grote aantal vaste en incidentele medewerkers aan Maatstaf, die sedert het verschijnen van de eerste aflevering zijn gestorven. Behalve Nijhoff zijn dat Gerrit Achterberg - in wiens huis ik dit schrijf - Anna Blaman, J.C. Bloem, F. Bordewijk, Gerard den Brabander, Gaston Burssens, Anthonie Donker, Anton van Duinkerken, P.N. van Eyck, H.E. van Gelder, Pierre Kemp, H.W.J.M. Keuls, A. Marja, H.M. van Randwijk en J.W.F. Werumeus Buning.
Een afscheid houdt dikwijls ook een dankbetuiging in. Mij valt het niet moeilijk om zulk een dankbetuiging ‘in te vlechten’. Het is ondoenlijk om een paar honderd mensen afzonderlijk voor hun medewerking en hulp te bedanken. Maar een enkele uitzondering wil ik toch maken.
Ik ben A. Roland Holst, de nestor van de ‘dichterij’, zoals hij dat zelf noemt, dankbaar voor het feit, dat hij vanaf het eerste nummer tot en met deze afscheldsaflevering heeft mee willen werken en dat hij een groot aantal pronkstukken uit zijn oeuvre heeft afgestaan, waarvan zijn gedicht Het lege erf mij wel bizonder dierbaar is. Zijn medewerking en die van Achterberg gaven Maatstaf al dadelijk het door mij beoogde peil.
Ik denk met grote erkentelijkheid aan Annie Salomons, die voor Maatstaf haar Herinneringen uit den ouden tijd schreef, aan J.B. Charles, al was het alleen maar om zijn striemende serie Van het kleine koude front, aan S. Vestdijk om zijn belangwekkende Gestalten tegenover mij, aan Paul Rodenko, die de poëzie der Vijftigers analyseerde en verduidelijkte. In het licht van mijn fervente belangstelling voor het ‘literaire dokument’ maak ik dankbaar gewag van het feit, dat mijn vriend W.S. Nijhoff mij de gehele schriftelijke nalatenschap van zijn vader ter publikatie afstond, zoals Gerrit Borgers ongepubliceerde verhalen en brieven van Paul van Ostaijen ter beschikking stelde en K. Lekkerkerker gedichten en essayistisch proza van Slauerhoff; dr. H.W. van Tricht stelde voor de elfde jaargang een gehele aflevering samen uit tot dan onbekende brieven van en aan Louis Couperus.