Maatstaf. Jaargang 16(1968-1969)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 424] [p. 424] andré oosthoek [gedichten] zomer aan zee de zon ligt als madame recamier op het strand, waar mannetjes met buiken schaterend van bosch naar brueghel hollen: in heel veel hoofden draait een zware schijf vol schepen. de straten van de stad persen - ach en wee - knappe kindertjes uit hun lijf maar op de achtergrond is er altijd wel een witte wolk vol meeuwen die ze opvreet stuk voor stuk. [pagina 425] [p. 425] diábasis in gedachten en andere periodieken heette het de tijden zijn dood, de goden al gestorven, maar op de warme zomeravonden golfde het na iedere scheepshoorn in de stad hondsbrutaal van de nieuwe hellenen, brak de wind manshoge vazen mengvaten, speelden handen geruisloos dwingend met matrosjka, uitschuifbaar matroosje en er was niemand die zich nog bekommerde om die ene oogopslag van gisteren. er werd in die dagen een adem gevoeld die van heel ver en heel oud hier en nu beroerde en op die zucht deinden mee de jongen en de roos verschenen nooit geplant een in wezen met de vader. [pagina 426] [p. 426] gedicht je hebt een huis waaruit je brieven schrijft, dat is bekend. en 's zomers gaat je glimlach op een limonadefles van mond tot mond. af en toe, als ik deze dingen voor me zie, teken ik je portret: een passer een schaalstok een wekker een trekpen twee handjes die wijzen en je mooiste gezicht er zit een luikje in dat voortdurend openstaat. als je goed kijkt kun je de grote hersenen zien liggen en even verder de kleine. daar midden tussenin zit ik. ik heb pantoffeltjes aan en draai aan de knop van ons tv-toestel, want er is natuurlijk wel een danser die in zijn heupen op je lijkt. Vorige Volgende