Maatstaf. Jaargang 16(1968-1969)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 360] [p. 360] aryiris chiónis drie gedichten uit de cyklus kroniek hoe de belegering ontstond 2 In die tijd hebben wij de leeftijd van het water nagemeten bij rimpelloze vijvers en snelstromende rivieren. Alles was nieuw... pasgeboren de stem van het bloed dat liefdesverlangens spelde en zong van verre stuurmanskunst. Vaak hebben wij ons ruggelings op de aarde uitgestrekt en lieten er de vingers van de nacht glijden door het woud der zinnen. Vroeger joegen wij onze schaduw na, tot in de middag, tot wij met hem versmolten onder de zuilengalerij van tempels der verkwikking. Toen was het dat de trompetten schalden en de mannen elkaar ontmoetten op het plein waar men hen sprak over de plicht des doods, over de plicht van het zwijgen en over de afwezigheid van elke hoop. Daarna sloot men de poorten en de lucht vulde zich met het geluid van knarsende scharnieren en van metaal. Van af dat ogenblik verloor ik elke herinnering aan mijn lichaam... [pagina 361] [p. 361] zo viel de stad 3 Eerst knarsten de poorten, daarna trok het vlees terug, verzwakt door gebrek aan slaap en door eenzaamheid en geheel aangevreten door de vrees; en daarna vielen de beenderen in gruis, zonder weerstand, alsof zij zeer vermoeid geworden waren door de poging de verwachting te ondersteunen; daarna vloeide het merg als een stroom, gesmolten door de aanraking met vuur. En toen begonnen alle lansen, alle vlammen, al de scherpgevijlde tanden woedend te zoeken achter de gesloten oogleden onder de krampen voor het sterven, in de stijve vuisten en tussen de vergrendelde tanden der doden om de ziel te zoeken die door de vele dromen reeds lange tijd vervlogen was Van af dat ogenblik verloor ik de herinnering aan het leven... [pagina 362] [p. 362] en zo was de plundering 4 Eerst verstikten zij de weeklacht der moeders, daarna vernietigden zij het zaad der mannen en ontmanden de hoop der jeugd, zij plunderden de heilige tempel der kinderlijke dromen, zij smolten het goud der liefde, ontkleedden de vreugde en deelden haar kleren, zij vergruisden het geluid, verbrandden de kleuren en begroeven het gezang in de aarde en lieten de doden ten prooi aan hongerige honden. Daarna schreven zij wetten uit voor de dood en verspreidden in overvloed de munten der twijfel en zij zaaiden in de borst der mensen leegte en stilte. Van af dat ogenblik verloor ik de herinnering aan de dood... Vorige Volgende